Antwoorden op vragen PvdA over het verkopen van informatie door gerechtsdeurwaarders (2989913630)

publicatie datum 29 juni 1999
Kamer Tweede Kamer
bevraagde ministerie Justitie i
beantwoordende ministerie Justitie i
kamerleden M. (Marja) Wagenaar i
partijen Partij van de Arbeid i

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1998–1999

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1618

Vragen van het lid Wagenaar (PvdA) aan de minister van Justitie over het verkopen van informatie door gerechtsdeurwaarders.(Ingezonden 28 mei 1999)

1

Hebt u kennisgenomen van het feit dat deurwaarderskantoren persoonlijke informatie over het betaalgedrag van personen en ondernemingen verkopen?1

2

Is een dergelijke handelwijze niet voorbehouden aan het Bureau Krediet Registratie?

3

Hebben in dit geval betrokken personen en bedrijven toestemming gegeven voor de verkoop van bedoelde gegevens?

4

Biedt de in behandeling zijnde Wet Bescherming Persoonsgegevens afdoende bescherming tegen dergelijke praktijken en waarborg voor de opsporing ervan? Zo neen, welke wetsartikelen behoeven aanpassing?2

5

Bent u van mening dat deze geconstateerde praktijk door het OM dient te worden onderzocht?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid

Weekers en die van het lid De Wit, ingezonden 26 mei 1999.

1  De Telegraaf, 21 mei jl.

2  Kamerstuk 25 892 i.

Antwoord

Antwoord van minister Korthals (Justitie) en staatssecretaris Cohen (Justitie). (Ontvangen 23 juni 1999)

1

Voor de beantwoording van deze vraag moge verwezen worden naar de beantwoording van vraag 1. van het lid Weekers.1

2

Nee. Een ieder die een gerechtvaardigd belang heeft bij de verwerking van persoonsgegevens betreffende kredietwaardigheid, mag, indien de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt aangetast, dergelijke gegevens verwerken en verstrekken.

3

Hierop zal het onderzoek door de

Registratiekamer (hierbij moge tevens verwezen worden naar de beantwoording van vraag 2. van het lid Weekers) antwoord moeten geven.

4

Ik meen dat het wetsvoorstel Wet bescherming persoonsgegevens afdoende bescherming biedt. Het College bescherming persoonsgegevens beschikt over toereikende bevoegdheden.

5

Voor de beantwoording van deze vraag wil ik eerst de uitkomsten van het onderzoek van de Registratiekamer afwachten.

1 Aanhangsel Handelingen nr. 1616, vergaderjaar 1998–1999.

KVR9639 2989913630 ISSN 0921 - 7398 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1999

Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, Aanhangsel

3239