Antwoorden op vragen CDA over een gesluierde mensenrechtenambassadeur

publicatie datum 27 juni 2000
Kamer Tweede Kamer
bevraagde ministerie Buitenlandse Zaken i
beantwoordende ministerie Buitenlandse Zaken i
kamerleden M.J.M. (Maxime) Verhagen i
partijen Christen-Democratisch Appèl i

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1999–2000

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1410

Vragen van het lid Verhagen (CDA) aan de minister van Buitenlandse Zaken overeen gesluierde mensenrechtenambassadeur. (Ingezonden 6 juni 2000)

1

Heeft u kennisgenomen van de opvattingen van het nieuwe gekozen Iraanse parlementslid mevrouw Elaheh Kollae, dat de chador, de Iraanse sluier, niet langer verplicht zou moeten zijn voor vrouwen?1

2

Bent u bekend met het feit dat dit buitengewoon moedige parlementslid juist vanwege deze opvattingen gevaar loopt?

3

Is het bericht waar dat de Nederlandse mensenrechtenambassadeur mevrouw Jones-Bos, die de minister heeft vergezeld op zijn bezoek aan Iran om daarmee het belang van een goed mensenrechtenbeleid te onderstrepen, tijdens dit bezoek een sluier droeg?2

4

Is het voor de delegatie een overweging geweest – gegeven het geconstateerde in vraag 1 en 2 – om hiervan af te zien. Zo ja, waarom is er voor gekozen dat mevrouw Jones-Bos, met hoofddoek, toch aanwezig was? Zo neen, bent u met vragensteller van mening dat dit verkeerd zou kunnen worden uitgelegd voor wat betreft de stellingname van Nederland in de mensenrechtendiscussie?

1  De Volkskrant, 29 mei jl.

2  Algemeen Dagblad, 30 mei jl.

Antwoord

Antwoord van minister Van Aartsen (Buitenlandse Zaken). (Ontvangen 19 juni 2000)

1 Ja.

2

In het openbare leven in Iran geldt voor vrouwen vanaf 12 jaar dat het dragen van een hejab, een hoofddoek, en een lange mantel verplicht is. Hoewel het geen islamitische verplichting is, is het echter gebruikelijk dat vrouwelijke parlementsleden de chador, de allesverhullende doek, dragen. Enige recent gekozen parlementsleden, waaronder mw. Kollae willen deze gewoonte doorbreken ten faveure van de hejab. Zij hebben allerminst de intentie de islamitische kledingvoorschriften in het parlement op te heffen, doch willen slechts van de chador af. Er zijn geen aanwijzingen dat zij speciaal vanwege deze opvatting gevaar lopen. Mw. Kollae behoort tot de grootste hervormingsgezinde partij in het Iraanse parlement die met het mandaat van de kiezers verdere democratisering, met inbegrip van verbetering van de positie van de vrouw, nastreeft.

3 en 4

Vanaf het begin stond vast dat, indien de Minister van Buitenlandse Zaken een bezoek aan Iran zou brengen, hij hierbij vergezeld zou zijn van zijn Mensenrechtenambassadeur, juist omdat de mensenrechten in relatie tot dit land een wezenlijk onderdeel van het Nederlandse beleid vormen. Tijdens dit bezoek heeft mw. Jones-Bos, in overeenstemming met de heersende kledingvoorschriften aldaar, een hoofddoek, hejab, gedragen. Dit heeft geen enkel beletsel gevormd om de Nederlandse positie ten aanzien van de mensenrechtensituatie in Iran uitvoerig in de gesprekken met regeringsvertegenwoordigers aan de orde te stellen.

Hierbij is ook de positie van de vrouw ter sprake geweest.

KVR11852 2990011990 ISSN 0921 - 7398 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2000

Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, Aanhangsel

3231