Antwoorden op vragen LPF over de in het Arabisch uitgesproken gebedsoproep in Zeist (2030420840)

publicatie datum 8 november 2004
Kamer Tweede Kamer
bevraagde ministerie Justitie i
beantwoordende ministerie Justitie i
kamerleden H.P.A. (Hilbrand) Nawijn i
partijen Lijst Pim Fortuyn i

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2004–2005

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

259

Vragen van het lid Nawijn (LPF) aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie over de in het Arabisch uitgesproken gebedsoproep in Zeist. (Ingezonden 8 september 2004)

1

Bent u bekend met het feit dat een in Zeist gevestigde moskee sinds kort op vrijdagmiddag via een geluidsinstallatie in het Arabisch gesproken gebedsoproepen doet die tot ver in de omtrek te horen zijn?

2

Welke landelijke regelgeving bestaat er op dit moment ten aanzien van het doen van gesproken gebedsoproepen in de openbare ruimte?

3

Deelt u de mening dat het ongewenst is dat burgers in Nederland ongevraagd periodiek kennis moeten nemen van via een geluidsinstallatie versterkte, gesproken religieuze gebedsoproepen, gedaan in een buitenlandse taal, die niet in overeenstemming zijn met hun eigen opvattingen dan wel cultuur? Zo ja, bent u bereid met landelijke regelgeving te komen om dit te verbieden?

4

Deelt u de mening dat het in Nederland via een geluidsinstallatie oproepen tot gebed in het Arabisch tot gevoelens van vervreemding en verwarring kan leiden bij de meerderheid van niet

Arabisch-sprekende Nederlanders en dat hiermee een ongerechtvaardigde inbreuk wordt gemaakt op hun grondrecht van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zoals vastgelegd in artikel 6 van de Grondwet? Zo ja, welke actie gaat u ondernemen om deze inbreuk te voorkomen?

5

Deelt u de mening dat het gebruik van een geluidsinstallatie bij periodieke, gesproken gebedsoproepen niet binnen de reikwijdte van het grondrecht van de vrijheid van godsdienst valt en dat het gebruik van een geluidsinstallatie bij periodieke, gesproken, gebedsoproepen dus verboden moet worden?

Antwoord

Antwoord van minister Verdonk (Vreemdelingenzaken en Integratie). (Ontvangen 29 oktober 2004)

1

Ja, ik ben hiermee bekend. De moskee roept één maal per week voor ten hoogste drie minuten. De oproep is – volgens subjectieve waarneming – tot op ca. 500 m. in de omtrek te horen. Over het objectieve bereik van de gebedsoproepen kan ik geen mededelingen doen, omdat er geen akoestisch onderzoek is verricht.

2

In artikel 10 van de Wet openbare manifestaties is bepaald dat klokgelui ter gelegenheid van godsdienstige en levensbeschouwelijke plechtigheden en lijkplechtigheden, evenals oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, zijn toegestaan. Voorts is vastgelegd dat de gemeenteraad bevoegd is regels te stellen met betrekking tot de duur en het geluidsniveau. De gemeenten kunnen dus, indien zij dat nodig achten, excessief geluid beperken.

3

Allereerst willen wij opmerken dat bij zaken van onderlinge tolerantie en wederzijds begrip tussen verschillende groepen van burgers, die in het onderhavige geval een belangrijke rol spelen, de voorkeur moet worden gegeven aan een bestuurlijke aanpak waarbij de dialoog met en tussen maatschappelijke groeperingen wordt bevorderd. Deze aangelegenheden zijn niet op voorhand gediend met het stellen van regels. Wellicht ten overvloede merken wij verder op dat in artikel 6, eerste lid, van de Grondwet is vastgelegd dat een ieder het recht heeft zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. In artikel 6, tweede lid, van de Grondwet is bepaald dat over de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen bij wet regels kunnen worden gesteld ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. De Wet openbare

KVR21479 2030420840 0405tkkvr259 ISSN 0921 - 7398 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2004

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, Aanhangsel

539

manifestaties is een uitwerking van, onder andere, artikel 6, tweede lid, van de Grondwet. In die wet is ook bepaald dat de vraag of en zo ja, op welke wijze regulering van voor het gehoor bestemde uitingen moet plaatsvinden, kan het best worden beantwoord op plaatselijk niveau, uiteraard na overleg met de betrokkenen.

In de gemeente Zeist is met de betrokkenen afgesproken dat één keer per week voor ten hoogste drie minuten mag worden opgeroepen voor gebed. Over de geluidssterkte zijn geen afspraken gemaakt.

4

Zie het antwoord op vraag 3 en 5

5

Het recht op «geluidsversterking» valt volgens de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niet rechtstreeks onder artikel 6 respectievelijk artikel 9 van de Grondwet; het valt daarentegen wel onder het bereik van artikel 7, derde lid Grondwet (vrijheid van meningsuiting). Daarnaast kan de beperking van het recht op geluidsversterking wel weerslag hebben op de uitoefening van de door artikel 6 en 9 van de Grondwet beschermde grondrechten (zie AbRvS 5 januari 1996, AB 1996/179). Bij het eventueel opleggen van beperkingen aan dit zogeheten connexe recht, zal een daarmee overeenstemmende mate van zorgvuldigheid in acht moeten worden genomen. Zo zal de beperking niet mogen leiden tot beperkingen in het belijden of betogen. Verder moet de beperking noodzakelijk zijn met het oog op de belangen die de wettelijke regeling waarop de beperking rust, beoogt te dienen en mag het niet verder gaan dan noodzakelijk. De beperking mag niet zo ver gaan dat geen gebruik van betekenis meer overblijft. Wij wijzen er overigens op dat de oproep tot gebed als zodanig, anders dan bij bepaalde vormen van klokgelui, rechtstreeks onder de bescherming van artikel 6 van de Grondwet valt (zie ook Handelingen II vergaderjaar 1987–1988, blz. 2241).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, Aanhangsel                               540