Antwoorden op vragen D66 over het doorgeven van gegevens over postpakketten aan de autoriteiten van de Verenigde Staten

publicatie datum 9 juli 2008
Kamer Tweede Kamer
bevraagde ministerie Justitie i
Buitenlandse Zaken i
beantwoordende ministerie Justitie i
kamerleden A. (Alexander) Pechtold i
partijen Democraten 66 i

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2007–2008

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

2809

Vragen van het lid Pechtold (D66) aan de ministers van Justitie en van Buitenlandse Zaken over het doorgeven van gegevens over postpakketten aan de autoriteiten van de Verenigde Staten. (Ingezonden 16 april 2008)

1

Bent u bekend met de brief van de Duitse Toezichthouder Bescherming Persoonsgegevens aan de Commissie Binnenlandse Zaken van de Bundestag d.d. 4 april 2008 over het doorgeven van gegevens over de verzenders en ontvangers van postpakketten aan de Amerikaanse autoriteiten, met de artikelen in Die Zeit1 en met de antwoorden van Commissie en Raad op vragen hierover (E-0536/08EN en E-0535/08)?

2

Wat is uw reactie op deze stukken?

3

Geven Nederlandse bedrijven informatie over de afzender, ontvanger en inhoud van postpakketten door aan de Amerikaanse autoriteiten?

4

Bent u op de hoogte van de wijze waarop de in Nederland opererende post- en koeriersdiensten voldoen aan de Amerikaanse eis tot overdracht van persoonsgegevens van afzender, ontvanger en inhoud van postzendingen, op grond van de

Trade Act 2002? Zo ja, hoe verhoudt het doorgeven van deze informatie zich tot het Nederlands dan wel Europees wettelijk kader aangaande de bescherming van persoonsgegevens?

5

Bent u op de hoogte van doorgifte van deze gegevens aan andere landen dan de Verenigde Staten (VS)?

6

Bent u op de hoogte van het

voornemen van de VS om ook van

niet geregistreerde poststukken de

afzender- en ontvangergegevens te

eisen?

7

Zou een dergelijke overdracht conform Nederlandse en Europese wetten zijn? Zo ja, kunt u dit nader uiteenzetten? Zo neen, waarom niet?

8

Bent u op de hoogte van het voornemen van de Europese Commissie de papieren verwerking van postgegevens te vervangen door een electronisch systeem, en van de ontwikkeling van een dergelijk systeem onder de naam MEDICI door postdiensten uit Nederland, Canada, VS, Australië en het Verenigd Koninkrijk?

9

Deelt u de zorgen van de Duitse Toezichthouder Bescherming Persoonsgegevens met betrekking tot

de doelbinding, de bewaartermijnen en de uitbreiding naar niet geregistreerde poststukken?

10

Bent u voornemens het College Bescherming Persoonsgegevens te raadplegen over deze kwestie? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Kamer te berichten over de resultaten hiervan?

1 Die Zeit van o.a. 22 januari 2008 en 10 april 2008.

Antwoord

Antwoord van minister Hirsch Ballin (Justitie), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (Ontvangen 24 juni 2008), zie ook Aanhangsel Handelingen nr. 2267, vergaderjaar 2007–2008

1 Ja.

2

Ik acht het niet passend inhoudelijk te reageren op de beantwoording door de Raad of de Europese Commissie van vragen gesteld door de leden van het Europees Parlement. Ik acht het evenmin passend een oordeel te geven over een ambtsbericht van de Duitse toezichthouder voor de bescherming van persoonsgegevens aan de Bundestag. Van de berichtgeving in de buitenlandse pers nam ik met belangstelling kennis.

KVR32468 2070818080 0708tkkvr2809 ISSN 0921 - 7398 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2008

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, Aanhangsel

5685

3 t/m 5

Navraag bij een aantal post- en koeriersbedrijven levert het beeld op dat bij de verzending van postpakketten en andere geregistreerde zendingen, afhankelijk van de door de verzender gekozen vorm van dienstverlening, een aantal gegevens wordt verzameld. Het betreft in de regel het gewicht, de barcode, de frankeerwijze en de exportroute. Het adres van de verzender wordt in de regel niet in de gegevensverzameling opgenomen. Deze gegevens worden ter beschikking gesteld aan de postvervoerders in het land van bestemming. De aard van de zending kan met zich brengen dat de verzender een douaneaangifte moet doen van de zending. De aangifte dient dan de identiteit van de afzender en de geadresseerde, een omschrijving van de inhoud en de waarde te bevatten. De vervoerder dient deze gegevens aan de douaneautoriteiten van het land van bestemming door te geven. Deze procedures worden gevolgd bij alle internationale pakketzendingen, dus ook bij de zendingen die zijn bestemd voor de Verenigde Staten. Een en ander is geregeld in het Algemeen Postverdrag (Trb. 1981, 75), gesloten in het kader van de Universele Postunie. Ook Nederland is bij dat verdrag partij. Het is mogelijk dat de criteria voor het doen van een douaneaangifte van land tot land verschillen.

De douaneautoriteiten van de Verenigde Staten ontvangen de desbetreffende gegevens gemiddeld 1 tot 4 uur voorafgaand aan het tijdstip van aflevering van de zending. Ten aanzien van briefpost worden in het geheel geen identificerende gegevens verzameld, en dus ook niet overgedragen naar het buitenland. Bij het verzenden van post- of pakketzendingen worden lang niet altijd persoonsgegevens verzameld. Voor de gevallen waarin wel persoonsgegevens worden verzameld dient zowel de verzameling van persoonsgegevens door de postvervoerder, als de doorgifte van die gegevens aan buitenlandse postvervoerders en douaneautoriteiten door de postverzender in overeenstemming te zijn met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De verzameling van persoonsgegevens is in het kader van

het internationale postvervoer een vorm van gerechtvaardigde gegevensverwerking omdat zonder die gegevens de vervoersovereenkomst bezwaarlijk zal kunnen worden uitgevoerd. Bij het doen van douaneaangifte van een zending is de afzender bovendien in een positie om zelf te beoordelen of hij toestemming geeft voor het doorgeven van zijn gegevens aan een buitenlandse douaneautoriteit. Het doel van een dergelijke aangifte is voldoende duidelijk. De doorgifte van persoonsgegevens aan buitenlandse postvervoerders of douaneautoriteiten door in Nederland gevestigde vervoerders is ingevolge de Wbp in beginsel alleen mogelijk indien het desbetreffende land een passend beschermingsniveau voor die gegevens waarborgt. Indien dit niet is gewaarborgd, zoals ten aanzien van de Verenigde Staten is vastgesteld door de Europese Commissie, is doorgifte van de gegevens niettemin toegestaan indien de afzender daarvoor zijn ondubbelzinnige toestemming heeft gegeven of indien de doorgifte noodzakelijk is voor, onder meer, de uitvoering van een overeenkomst tussen afzender en vervoerder. Dit betekent dat er geen aanleiding is gebleken de geldende praktijk niet in overeenstemming te achten met de Nederlandse en Europese regelgeving met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens.

6

Noch bij de betrokken ministeries, noch bij de betrokken toezichthouders, noch bij de bevraagde bedrijven is een dergelijk voornemen bekend.

7

De vraag of de doorgifte van alle gegevens betreffende afzender en geadresseerden met betrekking tot alle niet-geregistreerde poststukken aan een derde land in overeenstemming met het Nederlandse of Europese dataprotectierecht is, is mede afhankelijk van de precieze vormgeving van de desbetreffende verplichting, en dan met name de doeleinden van de desbetreffende gegevensverwerking, en de vraag of in het desbetreffende land een passend beschermingsniveau voor die gegevens is gewaarborgd. Ten aanzien van de Verenigde Staten is door de Europese Commissie

vastgesteld dat daar geen passend beschermingsniveau voor persoonsgegevens is gewaarborgd. Dat wil op zichzelf genomen nog niet zeggen dat de doorgifte van persoonsgegevens naar de Verenigde Staten daarmee onder alle omstandigheden is uitgesloten. De Wbp noemt een aantal gronden waarop de doorgifte van persoonsgegevens toch mogelijk is, zoals toestemming van de betrokkene, de noodzaak in verband met het sluiten of uitvoeren van een overeenkomst, of een zwaarwegend algemeen belang. Of die gronden kunnen worden ingeroepen is zowel afhankelijk van concrete feiten en omstandigheden als van het doel van gegevensverzameling in het desbetreffende land, bewaartermijnen, regelingen met betrekking tot het verder verwerken van gegevens, transparantieregelingen in het derde land en rechtsbeschermingsmogelijkheden. Ook is doorgifte mogelijk op grond van een vergunning, afgegeven door de minister van Justitie, gehoord het College bescherming persoonsgegevens.

8

Het is bekend dat de Europese Commissie en de lidstaten van de Europese Unie gezamenlijk al geruime tijd werken aan een herziening van het Communautair Douanewetboek en de daarbij behorende uitvoeringsverordening. Die herziening heeft niet specifiek tot doel om de verwerking van postgegevens te vervangen door een elektronisch systeem. De herziening ziet op de algehele digitalisering van aangifteprocessen op douanegebied in de Europese Unie. De ontwikkeling van het zogeheten MEDICI-systeem (Mails Electronic Data Interchange and Customs Integration) is een project dat door de International Post Corporation, een gemeenschappelijk onderzoeksbureau van publieke postbedrijven voor internationale post, wordt uitgewerkt. Dit project heeft als doelstelling de bestaande gegevensuitwisseling te digitaliseren teneinde het inklaringsproces sneller te laten verlopen. De concessiehouder, aangewezen op grond van de Nederlandse Postwet, TNT Post Groep, participeert niet in

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, Aanhangsel

5686

dit project, maar laat zich wel informeren.

9

In mijn antwoord op vraag 7

gaf ik aan hoe ik in algemene zin

tegenover de bescherming van

persoonsgegevens van afzenders en

geadresseerden van poststukken

bestemd voor derde landen sta.

10

Het College bescherming persoonsgegevens heeft mij bericht dat er reeds in februari 2008 een voorlopig onderzoek is gestart, mede naar aanleiding van berichtgeving in de pers over deze zaak. De bevindingen van het college zijn verwerkt in mijn antwoorden op de vragen 3, 4 en 5. De bevindingen gaven het college geen aanleiding het onderzoek voort te zetten.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, Aanhangsel                             5687