Regtspraak

Inhoudsopgave van deze pagina:

28: Invoering Wetboek van Burgerlijke en Lijfstraflijke Wetten

Er zal een Wetboek gemaakt worden, zoo wel van Burgerlijke, als van Lijfstraflijke Wetten, te gelijk met de wijze van Regtsvordering, op gronden, door de Staatsregeling verzekerd, en algemeen voor de gantsche Republiek.

Deszelfs invoering zal zijn, uiterlijk binnen twee jaaren na de invoering der Staatsregeling.

29: Regtspraak en -uitoefening alleen uit kragt der Wet

Niemand mag beschuldigd of in verzekering genomen worden, dan uit kragt der Wet, in de gevallen, en volgends de wijze, door Haar voorgeschreven. Niemand kan gevonnisd worden, dan na alvoorens wettig te zijn geroepen, en alle de middelen van verdediging te hebben kunnen bezigen, die bij de Wet bepaald zijn. Elk Burger, alzoo opgeroepen, of in verzekering wordende genomen, is verpligt te gehoorzamen.

30: Regten van Gevangenen

Alle gestrengheid omtrend Gevangenen, buiten hetgeen de Wet bepaalt, gelijk mede alle willekeurig verwijl van derzelver teregtstelling, en van de uitvoering hunner straf, is misdaadig.

31: In hegtenis name buiten den Regter om

Zij, die, buiten den Regter, in geval van noodzaaklijkheid, gevat worden, zullen, uiterlijk binnen vier-en-twintig Uuren daarna, aan hunnen bevoegden Regter worden overgebragt.

32: Regten van gearresteerden

Allen, die in verzekering genomen worden, zullen, uiterlijk binnen  één Dag daarna, kennis ontvangen van de redenen hunner gevangenneming.

33: Borgtogt onder voorwaarden

In alle gevallen, waarin de Wet geene Lijfstraffen vordert, zal de gevangene, onder voldoenenden Borgtogt, ontslagen worden.

34: Regt op Regter door Wet of Staatsregeling toegekend

Niemand kan, tegen zijnen wil worden afgetrokken van den Regter, dien de Staatsregeling, of de Wet, hem toekent.

35: Geen verbeurdverklaring der Goederen

Nimmer zal er eene verbeurdverklaring der Goederen van eenig Ingezeten der Bataafsche Republiek plaats hebben, dan alleen in het geval, hieronder uitdruklijk bepaald:

Het Bataafsche volk verklaart, voor altijd, van het grondgebied der Republiek gebannen te zijn alle de openbaare Voorstanders van het gewezen Stadhouderlijk Bestuur, binnen deze Republiek gewoond hebbende, en daaruit geweken zederd den 1 Januarij 1795.

Het verklaart, tevens, alle derzelver goederen en bezittingen, welke zullen blijken, op den 1 Januarij 1798, hun persoonlijk eigendom te zijn geweest, vervallen aan de Natie; zullende dezelve, van harren wege, onder behoorlijke sequestratie gebracht, en ten behoeve der Republiek verkogt worden.

Het Vertegenwoordigend Lichaam zorgt, dat de uitvoering dezer laatste Wet, met betrekking tot agtergelaten ongelukkige Kinderen en Huisgezinnen, de onschuld niet met en om den schuldigen treffe.

36: Afschaffing pijnbank

De pijnbank wordt afgeschaft door de gantsche Republiek.

37: Publicatie Sententiën en Vonnissen

Alle Sententiën en Vonnissen moeten in het openbaar worden uitgesproken.

38: Regtspraak alleen in naam van het Bataafsche Volk

Er zal, door de gantsche Republiek, alleen regt worden gesproken in naam en van wege het Bataafsche Volk.

39: Huisregt

Ieder Burger is onschendbaar in zijne Wooning. Zijns ondanks, mag men nimmer in dezelve treden, ten zij uit kragt van een order, bevèl, of decreet van gijzeling, eener daartoe bevoegde Magt.

40: Onschendbaarheid particulier eigendom

Niemand kan van het geringst gedeelte van zijn Eigendom, buiten zijne toestemming, beroofd worden, dan alleen, wanneer de openbaare noodzaaklijkheid, door de Vertegenwoordigende Magt erkend, zulks vordert, en alleenlijk op voorwaarde eener billijke schaêvergoeding.

41: Geen andere straffen dan die voor algemeene zekerheid

De Wet zal geene andere straffen opleggen, dan die welke volstrekt noodzakelijk zijn voor de algemeene zekerheid.

42: Regt Burgers op Schriftelijke Aanklagten

Ieder Burger heeft het onvervreemdbaar regt, om eene schriftelijke en eigenhandig onderteekende aanklagt te doen tegen zoodanigen zijner Medeburgers, het zij Ambtelozen of Ambtenaren, Geconstitueerde Magten, of bijzondere Leden van dien, door welken hij oordeelt dat de Wetten, hetzij ten zijnen bijzonderen nadeele, of ten nadeele der Maatschappij, geschonden zijn, mids bij zoodanige Magt, als in dezen bevoegd zal zijn, en overeenkomstig de wijze, door de Burgerlijke wet voorgeschreven. In geval van laster, zal hij onderworpen zijn aan de straffen, door de Wet ten dezen opzichte bepaald.