Artikel 137: Commisarissen des Konings

136
Artikel 137
138

De Koning stelt in alle Provinciën Commissarissen aan, onder zulke benaming als Hij goedvindt en op zoodanige instructiën, als Hij tot de rigtige uitvoering der wetten, tot de waarneming van het belang van den Lande en van de Provincie noodig oordeelt.

Deze Commissarissen zitten voor in de Vergaderingen der Staten en in die der Gedeputeerde Staten, volgens artikel 153 i te benoemen. Zij doen bij hunne aanstelling den eed van getrouwheid aan de Grondwet.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Toelichting Staatsblad

De steden, districten en dorpen, rigten hunne huishouding naar elks plaatselijke gesteldheid in, mits maar het algemeen belang daarbij niet worde uit het oog verloren. - De plaatselijke regeringen bestieren als goede huisvaders maar hunne bijzondere huishouding maakt een gedeelte van de algemeene uit, zij moeten dus dezer belangen niet kwetsen (art. 155).

De Staten der Provinciën keuren de begrooting der plaatselijke uitgaven goed (art. 156). De algemeene Regering neemt daarvan (des noods) kennis en beschikt daaromtrent zoo als het algemeen welzijn vordert (art. 159). Zij schorst en stelt buiten werking alle de handelingen der plaatselijke Regeringen, welke tegen de wetten en het algemeen belang aandruisschen (art. 155).

De gemeente ten platte lande zullen hunne oude, of later afgebakende scheidingen behouden, of ook geheel nieuwe verkrijgen; hunne oude en bestaande of geheel nieuwe benamingen aannemen, naar mate de omstandigheden en het plaatselijk belang zulks medebrengen. Dit alles zoo wel als de wijze waarop bet bestier zal geregeld worden, wordt bij reglementen bepaald, door den Koning vasttestellen, na ingenomen advies van de provinciale Staten der plaatselijke Regeringen of bijzondere commissiën zamengesteld uit de leden die met de plaatselijke aangelegenheden bekend zijn en daarin belang hebben (art. 132 en 154).

Wij hebben straks het goede aangestipt door het bestier der Provinciale Staten in vroegere dagen tot de algemeene welvaart bijgebragt. - Van alle bemoeijenis met de grootere belangen van den Staat ontslagen, zal hun bestier nog nuttiger zijn. Tallooze inrigtingen, openbare werken van het grootste belang, en de steeds bloeijende welvaart van vroegere dagen, hebben zoo in de noordelijke als zuidelijke Provinciën de nuttige strekking van zulk een bestier bewezen, en met wêerzin had men deszelfs vernietiging daargesteld gezien. Door verlichte mannen in een naburig land, alwaar zulke regeringen niet zeer algemeen bekend waren, boven alle andere wijze van bestier aangeprezen, zal hetzelve in ons zamenstel van regering een heilzaam en doelmatig middel zijn om de gehechtheid en den eerbied voor de wetten aantekweeken, welke zoo veel te vaster kleven naarmate zij meer op ernstig vertrouwen gegrond zijn. - In uw hart toch, Sire! kunnen die heillooze staatsregelen niet opwellen welke het belang des Vorsten van dat des volks afscheiden, en alzoo het heil en de kracht miskennen, dat door derzelver standvastige en naauwe vereeniging alleen wordt daargesteld.

De Staten zullen de behoeften en nooden hunner provinciën en de redelijke begeerten van des Konings onderdanen ter zijner kennis brengen (art. 151).

Belast met de inwendige huishouding hunner provinciën, maken zij onder 's Konings goedkeuring de noodige bepalingen te dien aanzien (art. 146).

Zij deelen naar bepaalde regelen de beheering van den Waterstaat, (de bruggen en wegen daaronder begrepen) met een bestier, aan hetwelk de vorige grondwet om de belangrijkheid der Zaak zeker constitutioneel bestaan gegeven heeft, hetwelk ook wij behouden hebben (art. 215-225).

Voor het overige behooren alle takken van het provinciaal bestuur tot de bemoeijenis der Staten: - maar het getal der leden moet uit den aard der instelling aanzienlijk zijn; zij kunnen dus niet altijd vergaderd blijven; en benoemen daarom tot uitvoering van dat gedeelte van hun gezag, hetwelk eene dagelijksche zorg en een steeds voortdurend toezigt vordert, eene vaste commissie uit hun midden, die wegens hare daden aan hen verantwoordelijk is (art. 158).

De vergadering der Staten, zoowel als die van hunne gedeputeerden heeft tot haren voorzitter eenen commissaris door den Koning benoemd en die tevens belast is met de zorgen voor de belangen der provinciën, voor die der algemeene regeringen en alzoo voor de rigtige uitvoering der wetten (art. 137).

Door deze tusschenkomst wordt de Koning als opperbestuurder van het geheel, op eene regelmatige wijze onderrigt van alles, wat deszelfs vaderlijke bezorgdheid noodig heeft, te weten; deze ambtenaar kan alzoo, door de ware beweegredenen van vele bepalingen optegeven, welker doel ligtelijk zou kunnen miskend worden, een nuttig verband daarstellen tusschen de hoofden der departementen van algemeen bestuur en Staten.

Bij de eerste grondwet waren geene vaste bepalingen omtrent de zamenstelling der provinciale Staten gemaakt, naderhand is die zamenstelling voor elke provincie bij een reglement geregeld, hetwelk met Uwer Majesteits goedkeuring is bekrachtigd. Bij die reglementen zijn in het oog gehouden de oude inrigting in de Vereenigde Nederlanden te voren bestaand hebbende; en zij bevatten niets dat met de Belgische gesteldheid strijdig is. - Wij hebben het nuttig geacht dat de bestanddeelen der Staten in de Grondwet zelve vervat wierden (art. 129).

De Edelen, welke zich al of niet tot ridderschappen kunnen vereenigen (art. 131); de steden en het platteland nemen deel aan het provinciaal bestuur in eene evenredigheid, welke naar het belang van elke provincie kan geregeld worden (art. 129);

Alleen het beginsel staat vast en is overal gelijkvormig, al het overige verschilt naar de plaatselijke aangelegenheden, en kan door Uwe Majesteit naar hetgeen de ondervinding leren zal nuttig te wezen, worden gewijzigd. Hoe gelukkig is niet het volk, dat in het vormen van zijnen staat zich niet behoeft te wagen aan eenen schadelijken spoed, noch zich overgeven aan een geheel blinde toekomst, maar met het volste vertrouwen aan zijnen Kooning de zorg kan overlaten, om de algemeene staatswetten aftewerken en te volmaken.

Wij hebben echter begrepen, Sire! dat er eindelijk een tijd moet geboren worden na welke de gestadige begeerte ter verbetering niet behoorde te worden ingewilligd, daar de vastheid en zekerheid van hetgeen goed bevonden is verkiesselijk is boven de ijdele pogingen om zonder ophouden naar volmaaktheid te streven. Wij hebben daarom vastgesteld om de reglementen door Uwe Majesteit bekrachtigd, voor zoo verre het stemregt, en de zitting in de vergaderingen, dat is de beoefening der politieke regten betreft, na een tijdverloop van tien jaren als een deel der grondwet te doen beschouwen (art. 7).

2.

Ontwikkeling artikel

1798

Het Uitvoerend Bewind benoemt bij ieder Departementaal Bestuur,  éénen Commissaris i, en ten hoogsten drie voor de gezamenlijke Gemeente-Bestuuren, in elk Departement, om toetezien en te zorgen, dat de Wetten behoorlijk worden uitgevoerd.

1814

Er zullen zijn in alle Provinciën of Landschappen Commissarissen van den Souvereinen Vorst, onder zulke benaming, als Hij zal goedvinden. Hij geeft aan dezelven zoodanige instructie, als Hij ter uitvoering van het gezag, Hem bij deze grondwet toegekend, zal vermeenen te behooren.

Deze Commissarissen zullen voorzitten in de vergadering der Staten, alsmede in zoodanige kollegiën, als door hen, ingevolge het bepaalde bij Artikel 93 i, zouden mogen benoemd worden.

1815: art 137, 1840: art 135
1848

De Koning stelt in alle provinciën commissarissen aan, met de uitvoering, zijner bevelen en met het toezigt op de verrigtingen der Staten belast.

Deze commissarissen zitten voor in de vergadering der Staten, en in die der Gedeputeerde Staten, en hebben stem in laatstgenoemd collegie.

1887

De Koning stelt in elke provincie een Commissaris aan met de uitvoering zijner bevelen en met het toezigt op de verrigtingen der Staten belast.

Deze Commissaris is Voorzitter van de vergadering der Provinciale Staten en van die der Gedeputeerde Staten en heeft in laatstgenoemd college stem.

Zijne jaarwedde en de kosten zijner woning worden op de begrooting der Rijksuitgaven gebracht. De wet beslist of andere uitgaven van het provinciaal bestuur ten laste van het Rijk komen.

1917: art 141, 1922: art 141, 1938: art 143, 1948: art 143, 1953: art 150
1956

De Koning stelt in elke provincie een Commissaris aan met de uitvoering zijner bevelen belast.

Deze Commissaris is Voorzitter van de vergadering der Provinciale Staten en van die der Gedeputeerde Staten en heeft in laatstgenoemd college stem.

Zijn jaarwedde en de kosten van zijn woning worden op de begroting der Rijksuitgaven gebracht. De wet beslist of andere uitgaven van het provinciaal bestuur ten laste van het Rijk komen.

1963: art 150, 1972: art 150