Tiende Hoofdstuk. Van de Defensie.

Inhoudsopgave van deze pagina:

187: Plichten burgers inzake landsverdediging

Alle Nederlanders daartoe in staat, zijn verplicht mede te werken tot handhaving der onafhankelijkheid van het Rijk en tot verdediging van zijn grondgebied.

Ook aan ingezetenen die geen Nederlanders zijn, kan die plicht worden opgelegd.

188: Zee- en Landmacht; Verplichtingen krijgsdienst

Tot bescherming der belangen van de Staat is er een zee- en een landmacht, bestaande uit vrijwillig dienenden en uit dienstplichtigen.

De wet regelt de verplichte krijgsdienst. Zij regelt ook de verplichtingen, die aan hen, die niet tot de zee- of landmacht behoren, ten aanzien van 's Lands verdediging opgelegd kunnen worden.

189: Vrijstelling krijgsdienst wegens gewetensbezwaren

Bij de wet worden de voorwaarden genoemd, waarop wegens ernstige gewetensbezwaren vrijstelling van de krijgsdienst wordt verleend.

190: Vreemde troepen

Vreemde troepen worden niet dan krachtens een wet in dienst genomen.

191: Dienstplichtigen ter zee

De dienstplichtigen ter zee zijn bestemd om te dienen in en buiten Europa. Aan de dienst, door hen in Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen te vervullen, worden door de wet voordelen verbonden.

192: Uitzending dienstplichtigen naar Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen

De dienstplichtigen, niet vallende onder artikel 191, mogen zonder hun toestemming niet dan krachtens een wet naar Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen worden gezonden.

193: Dreigend oorlogsgevaar of buitengewone omstandigheden

Wanneer in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden de dienstplichtigen die niet in werkelijke dienst zijn, door de Koning geheel of ten dele buitengewoon onder de wapenen worden geroepen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Staten-Generaal gedaan, om het onder de wapenen blijven der dienstplichtigen zoveel nodig te bepalen.

194: Kosten voor de legers; Inkwartieringen; Uitzonderingen; Oorlogsgevaar

Al de kosten voor de legers van het Rijk worden uit 's Rijks kas voldaan.

De inkwartieringen en het onderhoud van het krijgsvolk, de transporten en leverantiën van welke aard ook voor de legers of verdedigingswerken van het Rijk gevorderd, kunnen niet dan volgens algemene regels bij de wet te stellen en tegen schadeloosstelling ten laste van een of meer inwoners of gemeenten worden gebracht.

De uitzonderingen op die algemene regels voor het geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden worden bij de wet vastgesteld.

Of er oorlogsgevaar in de zin, waarin dat woord in 's Lands wetten voorkomt, aanwezig is, beslist de Koning.

195: Staat van oorlog; Militair gezag

Ter handhaving van de uit- of inwendige veiligheid kan door of vanwege de Koning elk gedeelte van het grondgebied des Rijks in staat van oorlog of in staat van beleg verklaard worden. De wet bepaalt de wijze waarop en de gevallen waarin zulks geschieden kan en regelt de gevolgen.

Bij die regeling kan worden bepaald, dat de grondwettelijke bevoegdheden van het burgerlijk gezag ten opzichte van de openbare orde en de politie geheel of ten dele op het militair gezag overgaan, en dat de burgerlijke overheden aan de militaire ondergeschikt worden.

Daarbij kan wijders afgeweken worden van de artikelen 7, 9, 165 en 166 der Grondwet.

Voor het geval van oorlog kan ook van artikel 163, eerste lid, worden afgeweken.

196: Overgang grondwettelijke bevoegdheden van organen van burgerlijk gezag tijdens buitengewone omstandigheden

Ter handhaving van de uit- of inwendige veiligheid kan in buitengewone omstandigheden door of vanwege de Koning voor elk gedeelte van het grondgebied des Rijks worden bepaald, dat de grondwettelijke bevoegdheden van organen van burgerlijk gezag ten opzichte van de openbare orde en de politie geheel of ten dele overgaan op andere organen van burgerlijk gezag. De wet bepaalt de wijze waarop en de gevallen waarin zulks kan geschieden en regelt de gevolgen.

Het bepaalde in het derde lid van artikel 195 is hierbij van toepassing.