Artikel 169: Uitoefening rechterlijke macht

168
Artikel 169
170

De rechterlijke macht wordt alleen uitgeoefend door rechters, welke de wet aanwijst.

De wet kan bepalen, dat aan de berechting van door haar aan te wijzen gedingen als in artikel 167 i bedoeld mede wordt deelgenomen door niet tot de rechterlijke macht behorende personen.

1.

Ontwikkeling artikel

1798

Buiten de wettig aangestelde Magten i, kan geen Burger, noch ook eenig gedeelte des Volks, eenig openbaar gezag uitoefenen. Het is alleen in de Grond-Vergaderingen, dat alle Staatkundige Regten door de Burgeren worden geöefend.

1801

De rechterlyke Magt wordt alleen uitgeoefend door Rechters, welke by of ingevolge de Staatsregeling vastgesteld zyn of zullen worden.

1805

De Regterlijke Magt wordt alleen uitgeoefend door Regters, ingevolge de Staatsregeling aangesteld. Geene Politieke Magt oefent eenigen invloed op de Regterlijke Magt uit.

1806

De Regterlijke Magt wordt alleen uitgeoefend door Regters, ingevolge de Wet aangesteld. Geene Politieke Magt vermag de onafhankelijkheid der Regters in de uitoefening van eenig gedeelte van hunne werkzaamheden te belemmeren.

1814

Ten einde aan de Ingezetenen dezer Landen te waarborgen de onschatbare voorregten van burgerlijke vrijheid en persoonlijke veiligheid, zullen de volgende regelen de grondslagen der wettelijke beschikkingen uitmaken.

  • a. 
    Wanneer een Ingezeten in buitengewone omstandigheden door het politiek gezag mogt worden gearresteerd, is hij, op wiens bevel zoodanige arrestatie heeft plaats gehad, gehouden daarvan terstond aan den plaatselijken regter kennis te geven, en voorts den gearresteerden binnen den tijd van drie dagen aan deszelfs competenten regter overteleveren.

    De criminele regtbanken zijn bevoegd en verpligt, elk in haar ressort, te zorgen, dat zulks stiptelijk worde nagekomen.

  • b. 
    De regterlijke magt wordt alleen uitgeoefend door regtbanken, welke bij of ten gevolge dezer grondwet worden ingesteld.
  • c. 
    Niemand kan tegen zijnen wil worden afgetrokken van den regter, dien de wet hem toekent.
  • d. 
    Op geene misdaad mag ten straf gesteld worden de verbeurdverklaring der goederen, den schuldigen toebehoorende.
  • e. 
    Bij criminele vonnissen, ten laste van eenen beschuldigden gewezen, moet de misdaad worden uitgedrukt.
  • f. 
    Alle vonnissen moeten met opene deuren worden uitgesproken.
1815

De regterlijke magt wordt alleen geoefend door regtbanken, welke bij of ten gevolge dezer Grondwet worden ingesteld.

1840: art 164
1848

De regterlijke magt wordt alleen uitgeoefend door regters, welke de wet aanwijst.

1887: art 155, 1917: art 155
1922

De rechterlijke macht wordt alleen uitgeoefend door rechters, welke de wet aanwijst.

De wet kan bepalen, dat aan de berechting van door haar aan te wijzen gedingen als in artikel 154 i bedoeld mede wordt deelgenomen door niet tot de rechterlijke macht behoorende personen.

1938: art 162, 1948: art 162, 1953: art 169, 1956: art 169, 1963: art 169, 1972: art 169
1983
  • 1. 
    De wet wijst de gerechten aan die behoren tot de rechterlijke macht.
  • 2. 
    De wet regelt de inrichting, samenstelling en bevoegdheid van de rechterlijke macht.
  • 3. 
    De wet kan bepalen, dat aan rechtspraak door de rechterlijke macht mede wordt deelgenomen door personen die niet daartoe behoren.
  • 4. 
    De wet regelt het toezicht door leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast uit te oefenen op de ambtsvervulling door zodanige leden en door de personen bedoeld in het vorige lid.
1987: art 116, 1995: art 116, 1999: art 116, 2000: art 116, 2002: art 116, 2005: art 116, 2006: art 116, 2008: art 116, 2017: art 116, 2018: art 116, 2022: art 116