Staatscommissie-Beel (1946): Herziening Grondwet

De Staatscommissie-Beel werd op 22 april 1946 ingesteld door het kabinet-Schermerhorn/Drees. De commissie moest een voorstel doen voor een andere wijze van Grondwetsherziening. Gezien de te verwachten aanpassing van de verhouding met Indonesië zouden mogelijk meerdere wijzigingen van de Grondwet nodig zijn. Het kabinet vreesde dat dit opeenvolgende Kamerontbindingen nodig zou maken, hetgeen ongewenst werd gevonden.

De Staatscommissie kwam op 1 april 1946 met een verdeeld advies. Een meerderheid wilde af van de ontbinding en stelde voor om na aanvaarding van een grondwetsherziening in eerste lezing een aparte Grondwetskamer te laten verkiezen. Ontbinding van Tweede en Eerste Kamer kon dan achterwege blijven. Om de Grondwet te herzien was in de Grondwetskamer een meerderheid van drie vijfden van het aantal leden nodig. Een minderheid (ARP en CHU) wilde vasthouden aan de bestaande procedure.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Samenstelling

Voorzitter was minister van Binnenlandse Zaken L.J.M. Beel en ondervoorzitters waren de ministers H.A.M.T. Kolfschoten en J.H.A. Logemann. Secretaris was dr. M.J. Prinsen, de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken. De commissie bestond uit fractievoorzitters in Eerste en Tweede Kamer.

Leden waren:

dr. S.E.B. Bierema Eerste Kamer Liberalen

dr.mr. L.N. Deckers Tweede Kamer KVP

Jhr.dr. M. van der Goes van Naters Tweede Kamer SDAP (PvdA)

mr.dr. A.M. Joekes Tweede Kamer VDB (PvdA)

mr. J.C.A.M. van de Mortel Eerste Kamer KVP

M.A. Reinalda Eerste Kamer SDAP (PvdA)

J. Schouten Tweede Kamer ARP

H.W. Tilanus Tweede Kamer CHU

G. Wagenaar Tweede Kamer CPN

2.

Resultaten

Kort na het advies kwam het kabinet met een wetsvoorstel waarin het meerderheidsadvies was uitgewerkt. Dit voorstel werd in eerste lezing aangenomen, maar sneuvelde bij de tweede lezing in de Tweede Kamer. De meerderheid van 57-36 stemmen was onvoldoende, omdat daarmee niet de vereiste tweederde meerderheid was gehaald. Tegen stemden ARP, CHU, SGP en PvdV.