Antwoorden op vragen GL over het rapport van het College Bescherming Persoonsgegevens over het heimelijk filmen van uitkeringsgerechtigden door gemeentelijke sociale diensten

publicatie datum 11 januari 2010
Kamer Tweede Kamer
bevraagde ministerie Justitie i
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties i
Sociale Zaken en Werkgelegenheid i
beantwoordende ministerie Justitie i
kamerleden N. (Naïma) Azough i
W. (Ineke) van Gent i
partijen GroenLinks i

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2009–2010

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1089

Vragen van de leden Azough en Van Gent (beiden GroenLinks) aan de ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het rapport van het College Bescherming Persoonsgegevens over het heimelijk filmen van uitkeringsgerechtigden door gemeentelijke sociale diensten. (Ingezonden 27 november 2009)

1

Kent u het rapport van het College Bescherming Persoonsgegevens1, waarin geconcludeerd wordt dat 17 gemeenten de wettelijke regels over de informatieplicht niet naleven, waardoor mensen heimelijk zijn gevolgd en gefilmd zonder dat ze daar na afloop over zijn geïnformeerd of dat er onder omstandigheden vooraf niet om toestemming van het Openbaar Ministerie is gevraagd?

2

Deelt u de analyse van het College

Bescherming Persoonsgegevens dat

hiermee strafbare feiten zijn

gepleegd?

3

Waarom wordt de wettelijke

verplichting om betrokkenen in dit

soort onderzoeken te notificeren niet

nageleefd?

4

Hoe leven sociale diensten elders in Nederland de privacyregels ten aanzien van heimelijke controles na?

5

Welke maatregelen gaat u nemen om heimelijke controles door sociale diensten te laten voldoen aan de gestelde regels?

1 Tubantia, 26 november 2009: «Enschede filmt stiekem «fraudeurs»» CBP, 25 november 2009: «Naleving informatieplicht door sociale diensten nog steeds onvoldoende».

Antwoord

Antwoord van minister Hirsch Ballin (Justitie), mede namens de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 23 december 2009) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1034

1

Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft onderzoek verricht bij twintig gemeenten naar de naleving van de wettelijke regels omtrent de informatieplicht. Voor elke onderzochte gemeente heeft het CBP een rapport van bevindingen opgesteld. Ik heb kennisgenomen van deze rapporten. De door het CBP in een aantal dossiers geconstateerde overtreding bestaat eruit dat zich in deze dossiers geen schriftelijke vastlegging bevindt van de mededeling aan personen die in het

kader van een fraudeonderzoek heimelijk zijn gevolgd, dat zij zijn geïnformeerd over het feit dat heimelijke waarneming had plaatsgevonden. Slechts in één dossier heeft het CBP aanwijzingen over observatie door middel van het heimelijk filmen van de betrokkene aangetroffen.

2

Het CBP verbindt het oordeel dat er mogelijk sprake is van strafbare feiten enkel aan het geval waarin heimelijk is gefilmd (gemeente Enschede). Voor strafbaarheid is op grond van de artikelen 139f en 441b van het Wetboek van Strafrecht wederrechtelijkheid vereist. Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep blijkt dat in gevallen waarin het niet gaat om strafrechtelijke vervolging maar om de vaststelling van het recht op bijstand, de gemeente niet gehouden is dezelfde strafrechtelijke waarborgen te bieden als ware de onderzochte persoon verdachte in strafrechtelijke zin (bijvoorbeeld CRvB 28 oktober 2008, LNJ: BG3682). Het CBP heeft in zijn rapport over het betreffende dossier gewezen op een brief van de Minister van Justitie aan de Kamer van 18 november 1998 (TK 1998–1999, 25 403 i, nr. 25 i), waarin is vermeld dat observatie van een persoon met apparatuur die beelden opneemt, altijd geldt als stelselmatige observatie, ook als de observatie

KVR38832 2009Z22801 0910tkkvr1089 ISSN 0921 - 7398 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2010

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, Aanhangsel

2317

maar kort duurt, tenzij het gaat om één of enkele foto’s. De context van die brief was echter een wijziging van het Wetboek van Strafvordering (Wetsvoorstel bijzondere opsporingsbevoegdheden). Het is niet op voorhand duidelijk of een bestuursrechter zou besluiten dat een filmopname niet mag worden gebruikt ten behoeve van het vaststellen van het recht op bijstand, als voor de opname geen instemming van een Officier van Justitie verkregen is. Zo heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2005 (LNJ: AT4447) een uitspraak gedaan in een zaak die was gebaseerd op observaties die met behulp van een bij de woning van de bijstandscliënt verdekt opgestelde videocamera onafgebroken hadden plaatsgevonden over een periode van bijna vier weken. Zonder zich uit te laten over enige rol van een Officier van Justitie oordeelde de Raad dat de desbetreffende observaties een wettelijke grondslag vonden in de Algemene bijstandswet en in het onderhavige geval tevens beantwoordden aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De Raad overwoog daarbij dat er een gegrond vermoeden van fraude bestond, dat de camera buiten de woning verdekt stond opgesteld, dat de observaties een bescheiden periode hadden bestreken en dat door middel van de camera niet méér kon worden waargenomen dan een toevallige passant ook had kunnen waarnemen.

3 en 4

Het is mij niet bekend hoe sociale diensten elders in Nederland de privacy-regels ten aanzien van heimelijke controles/waarnemingen naleven. Overigens is de gemeenteraad als eerste aan zet om te controleren of het College van Burgemeester en Wethouders zijn taken goed uitvoert. De Wet werk en bijstand bevat geen verplichting voor gemeenten om de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hierover te rapporteren. Ik kan daardoor ook niet met stelligheid uitspraken doen over de overwegingen van gemeenten om betrokkenen in dit soort onderzoeken niet steeds te notificeren. Het toezicht op de naleving van verplichtingen van de Wet bescherming persoonsgegevens is voorbehouden aan het CBP. Ik wijs in dat verband op de procesbeschrijving «heimelijke

waarnemingen door sociale diensten», die door het CBP is goedgekeurd en waaraan sociale diensten zich moeten houden.

5

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal alle gemeenten nogmaals nadrukkelijk wijzen op de wettelijke verplichtingen die uit de Wbp voortvloeien en daarbij vooral op de wettelijke plicht om in het dossier een schriftelijk bewijs op te nemen waaruit blijkt dat personen die onderwerp van heimelijke waarneming zijn geweest, hierover door de sociale dienst zijn geïnformeerd, tenzij de mededeling achterwege kan blijven omdat dit noodzakelijk is ter opsporing van strafbare feiten (de uitzonderingsgrond van artikel 43, sub b, van de Wet bescherming persoonsgegevens).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, Aanhangsel

2318