Antwoorden op vragen SGP, CU, PVV over de uitzetting van vijf christelijke zendelingen uit Marokko


Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2009–2010

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1322

Vragen van de leden Van der Staaij (SGP), De Roon (PVV) en Voordewind (ChristenUnie) aan de minister van Buitenlandse Zaken over de uitzetting van vijf christelijke zendelingen uit Marokko. (Ingezonden 15 december 2009)

1

Heeft u kennisgenomen van het bericht, dat Marokko vijf christelijke zendelingen heeft uitgezet?1

2

Hoe beoordeelt u dit bericht en welke

actie wilt u naar aanleiding hiervan

ondernemen?

3

Kunt u aanduiden op welke wijze de godsdienstvrijheid zich in Marokko ontwikkelt? Is er sprake van een verslechtering op dit gebied, gelet op het feit dat in maart 2009 ook al meerdere zendelingen het land zijn uitgezet? Ligt er mogelijk een relatie met een zekere radicalisering van de islamitische overtuiging in Marokko?

4

Heeft u in de afgelopen periode, eventueel middels internationale gremia, de positie van religieuze minderheden in Marokko aan de orde gesteld? Welke resultaten heeft dit opgeleverd? Betoont Marokko zich gevoelig voor internationale kritiek hieromtrent?

5

In hoeverre heeft de positie van godsdienstige minderheden in Marokko de aandacht van de EU? Kan deze aandacht verder geïntensiveerd worden? Wilt u dit in Europees verband bevorderen?

6

Bent u bereid – zo mogelijk ook in internationaal verband – de nu aangeduide uitzettingen te benutten als handvat om de godsdienstvrijheid van religieuze minderheden aan de orde te stellen bij de desbetreffende autoriteiten in Marokko? Zo ja, op welke wijze?

1 Reformatorisch Dagblad, 9-12-2009.

Antwoord

Antwoord van minister Verhagen (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 21 januari 2010)

1 Ja.

2

Het bericht toont aan dat de Marokkaanse overheid het verbod op proselitisme serieus handhaaft. Bij overtreding van het verbod door buitenlanders gaat men tot onmiddellijke uitzetting over.

3

Er is geen sprake van een algemene verslechtering van de vrijheid van godsdienst. Het staat christenen en

joden vrij hun godsdienst te beoefenen, maar de Marokkaanse overheid grijpt in als er sprake is van al dan niet vermeende zendingsactiviteiten. Dit geldt indien moslims zich (dreigen te) bekeren tot het christendom of tot de sjiitische islam. Er lijkt geen sprake te zijn van radicalisering van de islamitische overtuiging in Marokko, maar er is sprake van een duidelijk beleid om de eigen relatief gematigde islam te beschermen tegen invloeden van buiten.

4 t/m 6

Met Marokko wordt reeds in internationale gremia, waaronder de EU, over de situatie van de mensenrechten gesproken waaronder de vrijheid van godsdienst van religieuze minderheden. Hoewel vertegenwoordigers van de christelijke kerken in Marokko publiekelijk begrip hebben getoond voor het Marokkaanse beleid om zendingswerk te verbieden is het zorgelijk dat moslims in Marokko zich moeilijk tot het christendom kunnen bekeren. Bij de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging hoort namelijk ook nadrukkelijk de vrijheid om geen geloof aan te hangen, of om van geloof te veranderen. Ik zal niet nalaten deze kwestie in toekomstige contacten met Marokko en in de relevante fora aan de orde te stellen.

KVR39098 2009Z24578 0910tkkvr1322 ISSN 0921 - 7398 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2010

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, Aanhangsel

2811