Verslag algemeen overleg op 17 maart 2004, over agrarisch particulier natuurbeheer, kosten van de ecologische hoofdstructuur, en voortgang Flora- en Faunawet - Uitvoering Flora- en Faunawet

Dit verslag van een algemeen overleg is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 29446 - Uitvoering Flora- en Faunawet.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Uitvoering Flora- en Faunawet; Verslag algemeen overleg op 17 maart 2004, over agrarisch particulier natuurbeheer, kosten van de ecologische hoofdstructuur, en voortgang Flora- en Faunawet 
Document­datum 14-04-2004
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST75668
Kenmerk 29446, nr. 3
Van Staten-Generaal (SG)
Commissie(s) Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2003–2004

29 446

29 200 XIV

Uitvoering Flora- en Faunawet

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2004

Nr. 3

1 Samenstelling:

Leden:Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Van den Brand (GroenLinks), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Verdaas (PvdA) en Kruijsen (PvdA).

Plv. leden:Slob (ChristenUnie), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Van Miltenburg (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Vos (GroenLinks), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Dubbelboer (PvdA) en Van As (LPF).

VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 april 2004

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 17 maart 2004 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister van LNV van 23 januari 2004 over de

Wijziging besluit beheer en schadebestrijding dieren

(LNV0400028); – de brief van de minister van LNV van 26 januari 2004 met zijn

reactie op krantenartikelen over de kosten van de EHS

(29 200-XIV, nr. 71); – de brief van de minister van LNV van 27 februari 2004 over de

voortgang Flora- en Faunawet (29 446, nr. 1); – de brief van de minister van LNV van 20 januari 2004 met de

stand van zaken uitvoering van moties en toezeggingen van de

LNV-begrotingsbehandeling voor het jaar 2004 (29 200-XIV,

nr. 68).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA) wijst op de motie (29 200-XIV, nr. 26) inzake de flexibele inzet van de financiële middelen, die zij samen met de heer Koopmans heeft ingediend. De motie is gericht op een versterking van agrarisch particulier natuurbeheer. Is het waar dat aanvragen voor particulier natuurbeheer geweigerd worden op budgettaire gronden? Verder moet de uitvoering van de oorspronkelijke EHS-doelstellingen van 1990 gebeuren conform de motie-Van der Vlies c.s. (28 600-XIV, nr. 96). Het gaat daarbij met name om de robuuste verbindingszones. Daarbij moet sprake zijn van prioritering, niet alles hoeft meteen te worden aangekocht. Vervolgens de versterking van de landinrichting als dit de realisatie van de EHS kan ondersteunen. Ten slotte een optimale afstemming van ambities en middelen ten aanzien van de reconstructie en snelle duidelijkheid over de afschaffing van de varkensvrije zones. Hoe zit het met de financiële middelen? Zal een en ander gebeuren conform de brief van de minister van 11 december 2003? De EHS is erg belangrijk maar ook agrarisch natuurbeheer en de andere zaken zij van groot belang.

Op dit moment zijn er 1,5 miljoen ganzen in Nederland. Wat betekent dit voor de planologische doorwerking? Het kan niet zo zijn dat Nederland één groot vogel- en habitatrichtlijngebied wordt. Als foerageergebied is 50 000 ha binnen de natuurgebieden en 30 000 ha daarbuiten. Het blijkt dat de ganzen daar niet gaan zitten maar wel buiten die gebieden. De gebieden moeten in overleg met de boeren aangewezen worden. Dat geldt ook voor het afwikkelen van de schade die door de ganzen ontstaat. Mevrouw Schreijer wijst op het grote aantal brieven over de ganzen-problematiek. Zij heeft de knelpunten op een rij gezet en vraagt de minister daarop te reageren.

Zij kan instemmen met de plaatsing op de landelijke vrijstellingslijst van de kraai en de kauw en de verankering van het populatiebeheer. Er zijn echter wel enkele kanttekeningen te plaatsen. De vrijstellingen conform artikel 65 bieden geen oplossing voor schade door kraaien aan houtopslag bij houtbedrijven. Artikel 65 biedt ook geen soelaas voor de bestrijding van kraaien ter bescherming van weidevogels. Komt de kraai nu snel op de landelijke vrijstellingslijst of is er sprake van verschillende beperkingen van de vrijstelling?

Mevrouw Schreijer meent dat er te veel regels en wetten gekoppeld worden aan de reikwijdte van de vrijstelling. Het is van tweeën één:óf conform de wet onvoorwaardelijk vrijstellen óf betalen. De motie-Schreijer-Pierik c.s. (28 600-XIV, nr. 17) vraagt om in artikel 65 van de Flora- en faunawet «schade aan de fauna» op te nemen als belang, waardoor plaatsing van de vos op de landelijke vrijstellingslijst mogelijk wordt. Er wordt nu gesproken over «belangrijke schade» maar in de FF-wet gaat het om schade of geen schade! De term «belangrijke schade» komt daar niet voor. Hoe ziet de minister dit?

Waarom wordt de wetssystematiek niet gewoon gevolgd, dus eerst artikel 65 (vrijstelling) en als vrijstelling niet gegeven kan worden dan moet eerst artikel 67 (aanwijzing) worden toegepast en dan pas artikel 68 (ontheffing). Het moet andersom.

Conform de motie-Geluk c.s. (28 600-XIV, nr. 21) wordt populatiebeheer nu aangewezen als belang in artikel 68, lid e, van de Flora- en faunawet, waardoor GS de mogelijkheid krijgen ontheffing te verlenen van de populatieomvang van de diersoorten edelhert, ree, damhert of wildzwijn. Volgens het besluit kan ontheffing slechts verleend worden voor zover de aanleiding is gelegen in de schadehistorie ter plaatse en van het omringende gebied én in de relatie tussen maximale populatieomvang en de draagkracht van het terrein waarop de dieren zich bevinden. Hierdoor wordt de mogelijkheid om populatiebeheer toe te passen sterk ingeperkt. Dat is strijdig met de invulling die eraan gegeven is in het beleidskader faunabeheer van 27 november 2003. Zij meent dan ook dat «én» vervangen dient te worden door «óf»:«Populatiebeheer kan gemotiveerd worden door de schadehistorie ter plaatse óf door de populatieomvang in relatie tot de draagkracht van het terrein waarop de dieren zich bevinden». Zij pleit voor een spoedige totstandkoming van de AMvB ex artikel 75 die regulier beheer van natuurterreinen en bossen mogelijk moet maken. Wanneer komt hiervoor een definitieve oplossing? De motie-Schreijer-Pierik c.s. (28 600-XIV, nr. 18) nodigt de regering uit, artikel 46, lid 3, te schrappen uit de Flora- en faunawet. Wanneer kan deze wetswijziging verwacht worden? Wat vindt de minister van het advies van de commissie-Huys?

Mevrouw Schreijer wil graag over drie maanden wederom met de minister van gedachten te wisselen over deze onderwerpen.

De heer Herben (LPF) wijst op de moties over de Flora- en faunawet die reeds in het najaar van 2002 zijn aangenomen. Het is nu anderhalf jaar later en de moties zijn nog niet naar behoren uitgevoerd. Er wordt weliswaar verslag gedaan over de voortgang maar de minister is nog steeds in overleg met belangengroeperingen, hij wint adviezen in bij de Raad van

State of bij het Faunafonds, beraadt zich daarover maar hakt nog geen knopen door. Met een minister die geen knopen doorhakt kan de praktijk niet verder.

Het Bosschap en Vogelbescherming Nederland hebben al lang overeenstemming over het normale bosbeheer in de periode maart/juli. Evenals vorig jaar is een gedragscode opgesteld die in feite gesteund wordt door het ministerie. Zolang de minister dit echter niet wettelijk regelt, heeft deze gedragscode geen juridische status. De heer Herben vraagt naar het advies van de Raad van State alsmede hoeveel tijd de minister nodig heeft om zich over dit advies te beraden? Op welk moment is de Nederlandse situatie gelijk aan die in de EU-landen waar geen zomerstop geldt? De werkgroep-Huys heeft aanbevelingen gedaan voor het terugbrengen van de tegemoetkomingen bij faunaschade. De minister heeft advies ingewonnen bij het Faunafonds. Nu moet hij zich beraden en overleggen over de implementatie. Wanneer hakt de minister knopen door zodat de praktijk weet waaraan zij toe is?

De brief van de minister aan GS over het beleidskader faunabeheer doet alarmbellen rinkelen. Welke foerageergebieden worden er aangewezen voor de ganzen? Binnen de EHS kunnen niet voldoende hectaren aangewezen worden. Wordt er teruggevallen op de agrarische gebieden buiten de EHS en welke gevolgen heeft dat voor de planologische status van deze gebieden? In hoeverre worden de agrarische bedrijven in deze gebieden belemmerd in hun toekomstige ontwikkeling? Als er geen voldoende voedselaanbod is in de foerageergebieden waar gaan de ganzen dan eten en wat zijn daarvan de gevolgen voor de uit te keren schadebedragen?

De heer Herben concludeert dat de uitwerking van de motie-Van den Brink (28 600-XIV, nr. 26) dreigt te ontaarden in een bureaucratisch en geldverslindend wangedrocht waarmee misschien wel de ambtenaren uit de voeten kunnen maar niet de mensen in het veld. Is de minister van mening dat alle betrokken partijen zich kunnen vinden in dit beleidskader? De Kamer heeft inderdaad ingestemd met het in het Hoofdlijnenakkoord uitgezettebeleid inzake de EHS. De Kamer is ook bekend met de kostenstijgingen en het tempo waarmee een en ander wordt gerealiseerd. De heer Herben meent dat de kostenstijgingen in de hand kunnen worden gehouden als afgezien wordt van het inrichten van robuuste verbindingszones en hoofdzakelijk wordt ingezet op beheer en níet op aankoop. Natuurontwikkeling, natuurbeleid en natuurbehoud zijn belangrijk, maar kunnen op verschillende manieren gerealiseerd worden:agrarisch natuurbeheer, een pas op de plaats met de aankopen. Simpele en kleinschalige vormen van natuurbeheer hoeven geen miljarden euro’s te kosten en zullen niet leiden tot een dramatische afname van de kwaliteit van de natuur. Financieel-economisch gezien kan Nederland zich niet veroorloven miljarden uit te geven voor grootschalige en prestigieuze projecten die zich niet direct vertalen in economische groei, werk en inkomen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) betreurt het dat de motie over het populatiebeheer niet conform de wens van de VVD is uitgevoerd. Het Faunafonds is met een goed advies gekomen maar dat heeft de minister niet doen besluiten met een nota van wijziging te komen. Zij sluit zich aan bij de gemaakte opmerkingen over artikel 68 van de Flora- en faunawet. Mevrouw Snijder maakt zich grote zorgen over het ganzenbeleid. Er wordt 80 000 ha foerageergebied aangewezen op landbouwgrond. Wordt de landbouwsector betrokken bij het overleg over de aanwijzing? Voor de nieuwe SAN-pakketten (Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer) is toestemming nodig van de Europese Commissie. Als die er niet komt, hoe ziet het financiële plaatje er dan uit? Op welke termijn is bekend of de SAN-pakketten kunnen worden toegepast? In Friesland is ongeveer 15 000 ha gedooggebied voor de ganzen. Daarop is de SAN van toepassing. Dat kost nu ongeveer 3 mln euro. Voor 80 000 ha komt dat uit op

ongeveer 18 mln euro. Is dat het budget, of houdt de minister vast aan een lager budget? Dat is van essentieel belang voor de voortgang van en de steun voor dit beleid.

Het doel van de werkgroep-Huys is het terugbrengen van de tegemoetkoming bij faunaschade. Mevrouw Snijder is echter van mening dat schade als gevolg van regeringsbeleid vergoed dient te worden. Het budget mag nooit het einddoel zijn.

Op dit moment worden er ongeveer 1,5 miljoen ganzen opgevangen. Binnen afzienbare tijd zullen dat er 2,5 miljoen zijn. Is dat de limiet? Wordt daarop het beleid afgestemd? Welke tijdspanne heeft de minister daarbij in gedachten?

Mevrouw Snijder sluit zich aan bij de opmerkingen over de planologische doorwerking van de foerageergebieden. De begrenzing van die gebieden moet worden opgenomen in de provinciale natuurgebiedplannen. Hoe ziet de minister dat? Er wordt zelfs gesproken over bufferzones. Heeft dat ook externe werking? Een en ander is zeer belangrijk voor de boeren die in die gebieden zitten.

Mevrouw Snijder herhaalt haar standpunt dat in het kader van de EHS de kwalitatieve hoogstaande natuur als eerste moet worden aangekocht. De bufferzones moeten voor een groot deel worden ingevuld met agrarisch natuurbeheer. Als de provincies gehoor geven aan de wens van de minister om flexibel om te gaan met de EHS zullen er minder bedrijven verplaatst hoeven te worden en kan de EHS gemakkelijker worden ingevuld.

Zijn de budgetten voor 2006–2007 wel voldoende zijn als eerst de voorfinancieringen eraf moeten? Zal het tempo voor de realisatie van de EHS gehandhaafd kunnen worden?

Is het waar dat er onvoldoende middelen zijn om het particulier natuurbeheer werkelijk te realiseren? Er liggen aanvragen ten bedrage van 158 mln, er is voor 118 mln toegezegd, terwijl er slechts 70 mln beschikbaar is. Ten slotte vraagt zij mevrouw Snijder om een kaart waarop alle claims zijn aangegeven die op het landelijk gebied zijn neergelegd.

De heer Oplaat (VVD) refereert aan de startersproblematiek en vraagt naar de toezeggingen met betrekking tot rentesubsidie op investeringen na de overname. Hoe staat het met de cofinanciering door de EU en de aanpassingen van de POP-gelden.

De heer Oplaat meent dat er een duidelijke visie moet komen over de bekostiging van de groene scholen en het toekennen van VOA-middelen. AOC’s en OCW-scholen moet óf gelijk behandeld worden óf de AOC’s moeten worden overgeheveld naar het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Kennisontwikkelinginnovatie is een prachtig woord dat echter te pas en te onpas wordt gebruikt. Op het moment dat er geïnnoveerd wordt, lopen mensen vaak vast in de bureaucratische rompslomp. Kunnen er grote stappen gezet worden om de administratieve lasten te verlichten zodat innovatie daadwerkelijk mogelijk wordt?

De heer Slob (ChristenUnie) wijst op zijn breed gesteunde motie 29 200-XIV, nr. 39 waarin een moreel appèl gedaan wordt op de consument om duurzame producten aan te schaffen en waarin de minister wordt verzocht, te onderzoeken welke maatregelen er genomen kunnen worden om dit concreet invulling te geven en de Kamer daarover te informeren. Hij heeft deze moties ingetrokken omdat de minister heeft toegezegd deze uit te voeren. Is daarmee een begin gemaakt?

De heer Slob verwijst naar de startersproblematiek en vraagt waarom heeft het tot eind februari 2004 heeft geduurd voordat er sprake was van een definitief akkoord over het fiscale instrumentarium met betrekking tot de invulling van de Schenking- en successiewet. Zijn alle partijen tevreden over de uitkomst van de gesprekken?

Hij vraagt de minister bij de onderhandelingen over de pacht- en erfpacht-bedrijven druk op de ketel te houden, ervoor te zorgen dat dit goed geregeld wordt en de Kamer daarover te informeren.

Het Faunafonds heeft een advies uitgebracht over het ontwikkelen van alternatieve schadebestrijdingsmiddelen. Kan de minister de Kamer op de hoogte houden van de verdere ontwikkelingen op dit terrein? En hoe wordt het gebruik van alternatieven voor schadeveroorzakende dieren die op de landelijke vrijstellingenlijst staan gestimuleerd? Klopt het dat het bureau LASER ontheffingen van de Flora- en faunawet verleent voor het houden van knobbelzwanen voor de productie? En zo ja, waarom gebeurt dat ondanks het feit dat de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren dit verbiedt en ondanks het advies van de Raad voor dieren-aangelegenheden?

De heer Slob sluit zich aan bij de vragen over de kosten van de EHS. De inrichtings- en beheerskosten verschillen nogal per natuurtype dat gekozen wordt. Er bestaat naast het een taakstelling voor het aantal hectaren natuur ook een taakstelling voor de kwaliteit van de natuur en de te realiseren opvlakten natuurtype. Hoe wordt voorkomen dat er een wanverhouding ontstaat in de keuzes die provincies maken ten aanzien van de te realiseren natuurtypes? Hoe worden de te realiseren oppervlakten per natuurtype gemonitord? Hoe wordt voorkomen dat door de keuzes van de provincies de kosten onnodig kunnen oplopen?

Mevrouw Kruijsen (PvdA) vindt de brief naar aanleiding van een aantal krantenartikelen en rumoer rondom de kosten van de EHS zeer helder. Er is duidelijk uiteengezet waarom die kosten hoger uitvallen. Zij is het niet eens met degenen die menen dat dit inhoudt dat er vertraging zal optreden bij de realisatie van de EHS, laat staan dat de robuuste verbindingen helemaal niet meer aan de orde zullen komen. Er zijn namelijk ook geluiden over stabilisering en zelfs verlaging van de grondprijzen. Als deze trend zich werkelijk doorzet, is de minister dan bereid om bij de verwerking een bepaalde intensivering in gang te zetten teneinde achterstanden in te halen en daarmee zeker te stellen dat in 2018 de EHS gerealiseerd is?

Op welke manier wordt de verankering van de EHS in de nota Ruimte vormgegeven? Worden daarbij ook de robuuste verbindingen meegenomen?

Er zijn geluiden dat Brussel nog niet begonnen is met de staatssteuntoets voor groene diensten. Hoe lopen die contacten?

Waar blijft het bij de begrotingsbehandeling voor begin 2004 toegezegde meerjarenplan ontsnippering?

Mevrouw Kruijsen vraagt zich af op basis van welke criteria LASER de aanvragen voor particulier natuurbeheer toetst. Is het waar dat een heleboel aanvragen buiten de EHS vallen en dus niet in aanmerking komen voor particulier natuurbeheer?

De heer Waalkens (PvdA) sluit zich van harte aan bij de opmerkingen over de financiering van het groene onderwijs. Iedere bezuinigingsslag wordt onevenredig neergelegd bij het groene onderwijs. Als de innovatie-gelden niet meer beschikbaar komen, is er geen enkele reden om dat onderwijs onder LNV te houden. Zet het dan maar over naar OCW! De heer Waalkens vraagt ook aandacht voor de financiering van de instroom van leerlingen binnen het groene onderwijs. Het is zeer belangrijk om de nieuwe Nederlanders toegang te geven tot dit hoogwaardige vmbo-groene onderwijs. Uit het veld komen echter berichten dat hieraan niet meer getrokken wordt. Dat is een heel verkeerd signaal. De heer Waalkens verwijst naar de kennisontwikkelingsvisie voor het agrocluster. In de nota Ruimte zal nadrukkelijk teruggekomen wordt op het neerleggen van die functies in Nederland. Ruimte is schaars en het gaat erom hoe de functies aan het platteland en de steden worden

toegedeeld. Hij vraagt zich af of er geen verdeling moet komen tussen extensieve (biologische) dierhouderij en extensieve akkerbouw aan de ene kant en de strategische keuze met betrekking tot het neerleggen van agro-productieparken aan de andere kant. Het Innovatienetwerk groene ruimte heeft daarover bewonderenswaardige dingen gezegd. De fysieke realisatie vraagt daadkracht en moed. Een evaluatie van bijvoorbeeld de pilot Nederweert zou enorm helpen. Het zou goed zijn de daar toegepaste concepten in een experimenteerregeling op te nemen zodat mensen die daarmee aan de slag willen niet doodlopen in de bureaucratie. De heer Waalkens vraagt om experimenteerruimte op dit punt.

Mevrouw Van Velzen (SP) merkt op dat er reeds anderhalf jaar gesproken wordt over de flora- en faunawetgeving. Alle fracties zijn ontevreden. Op één punt geldt dit niet voor haar. Zij bedankt de minister dan ook dat hij nog steeds niet besloten heeft om de vos op de landelijke vrijstellingslijst te plaatsen. Er vindt onderzoek plaats. Hopelijk gaat dat zeer lang duren.

Mevrouw Van Velzen wil evenmin dat de zwarte kraai en de kauw op die landelijke vrijstellingslijst komen en voelt zich daarin gesteund door de gegevens van het Faunafonds over 2002. Daarin staat duidelijk dat niet overal even belangrijke schade wordt aangericht. Het decentrale principe kan hier heel goed worden toegepast. Bovendien kan het plaatsen van de zwarte kraai en de kauw op die lijst wel eens in strijd zijn met de Vogel-richtlijn. In artikel 8 en artikel 9 wordt namelijk verboden dat er massaal of met niet selectieve middelen vogels gevangen en gedood worden. Mevrouw Van Velzen is niet blij met het feit dat populatiebeheer is toegevoegd als basis waarop ontheffing verleend mag worden. Bij reeën bijvoorbeeld is populatiebeheer absoluut geen middel. Alterra geeft aan dat natuurlijke selectie en populatiefluctuaties van groot belang zijn voor de ree. Bovendien biedt artikel 68 van de Flora- en faunawet voldoende ruimte om in te grijpen in individuele gevallen.

Naar aanleiding van haar motie inzake importverbod honden- en kattenbont (29 200-XIV, nr. 29) wijst mevrouw Van Velzen erop dat een meerderheid van het Europese Parlement een verzoek heeft ingediend om tot een Europees verbod te komen. Inmiddels hebben Italië, Denemarken, België, Frankrijk en Griekenland nationale verbondsbepalingen ingevoerd. Groot-Brittannië overweegt het en Nederland doet niets. Zij acht dat niet acceptabel. Nederland dient dit ook te doen.

Het uit Azië afkomstige bont blijkt bovendien drie tot vijf keer de wettelijk toegestane hoeveelheid cadmium en mogelijk ook chroom te bevatten. Het is dus ook slecht voor het welzijn van de mensen; een reden te meer om de import te verbieden! Mevrouw Van Velzen vraagt of de voorlichtingscampagne met betrekking tot ingeënt vlees al klaar ligt. Met betrekking tot het beheer van wallen en heggen door agrariërs heeft de minister toegezegd te zullen kijken naar de hierbij bestaande belemmeringen. Die betroffen met name de comptabiliteitswetgeving en de belemmeringen die deze agrariërs ondervinden om landschapselementen te herintroduceren. Kan de minister de Kamer hierover informeren?

Antwoord van de minister

De minister wijst erop dat het kabinet in het regeerakkoord heeft ingezet op méér particulieren in het agrarisch natuurbeheer en minder verwerving. Het doet hem deugd vast te stellen dat het animo sterk toeneemt. Het is zelfs zo groot dat met het aangevraagde subsidiebedrag het beschikbare budget voor Programma Beheer fors wordt overschreden. Momenteel worden die aanvragen beoordeeld op de technische juistheid. De minister is voornemens alle technisch juiste aanvragen te honoreren en geen aanvragen af te wijzen op budgettaire gronden. De daarvoor benodigde extra budgettaire middelen worden vrijgemaakt uit het budget

voor verwerving. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie-Schreijer-Pierik en Koopmans.

Bij de subsidieregeling natuurbeheer is voor circa 140 mln aan technisch juiste aanvragen ingediend. LASER heeft die prognose gemaakt. Het gepubliceerde budget is 80 mln. Het tekort is 60 mln en wordt veroorzaakt door het grote aantal aanvragen voor particulier natuurbeheer in die regeling. Voor de subsidieregeling agrarisch natuurbeheer is voor circa 170 mln aan technisch juiste aanvragen ingediend. Het gepubliceerde budget is 110 mln. Daar is dus ook sprake van een tekort van 60 mln. Die bedragen betreffen verplichtingenbedragen die over zes jaar voor wat beheer betreft en over dertig jaar voor wat betreft de waardebetaling worden uitbetaald. Concreet betekent dit dat in de periode 2005–2010 jaarlijks een tekort van circa 15 mln op Programma Beheer uit het budget voor verwerving zal moeten worden gedekt. Dit heeft geen consequenties voor het aaneenschakelen van bestaande natuurgebieden omdat in 2018 het totaal zal worden afgerond.

In de komende aanvraagperiode voor Programma Beheer moet er kritisch gekeken worden naar de voortzetting van de huidige stimulering van natuurbeheer buiten de EHS. Daarvoor zijn de middelen uitermate beperkt. Overschrijding van die budgetten leidt onherroepelijk tot druk op de EHS-budgetten. De minister wil middelen binnen de EHS uitdrukkelijk bestemmen voor doelen binnen de EHS.

De begrotingssystematiek is zodanig opgesteld dat er niet willekeurig van het ene hoofdstuk naar het andere geschoven kan worden. Het moet altijd gebeuren via begrotingswijzigingen waar de Kamer zelf bij is. Verschuiven is niet aan de orde en dat kan ook niet zonder tussenkomst van de Kamer. Er wordt eerst gekeken wat er met beheer kan, dan of inrichting nodig is en ten slotte of aankoop nodig is. Dat is de volgorde. Er zijn aanvragen voor binnen en buiten de EHS. Buiten de EHS gaat het om bosaanleg op landbouwgrond. Dat is een beleidsdoel vanuit het verleden. De minister overweegt om vanaf dit jaar geen middelen meer beschikbaar te stellen voor omvorming van landbouwgrond buiten de EHS omdat de middelen daarvoor op zijn. Het gaat hier om een duidelijke keuze.

De minister hecht ook zeer aan het realiseren van robuuste verbindingen. Die maken onlosmakelijk deel uit van de EHS. Het zijn de groene slagaders van de EHS. Zonder die verbindingen is de EHS niet levenskrachtig. Zij zijn ook nodig voor het behoud van de biodiversiteit. In het kader van Natura 2000 wordt waar mogelijk aangesloten op natuurgebieden in het buitenland zodat het internationale netwerk van natuurgebieden beter functioneert.

Die verbindingen zijn ook belangrijk om de gevolgen van klimaatverandering te kunnen opvangen. Dieren migreren. Die robuuste verbindingen zijn een nadere prioritering van de ecologische verbindingszones. De bijdrage van die verbindingen aan de ruimtelijke samenhang is beperkt. In het kader van de nota «Natuur voor mensen, mensen voor natuur» is dat in 2000 voor LNV reden geweest om de verbindingszones niet meer te financieren en de aandacht te richten op de robuuste verbindingen. Ook zijn sinds 2000 grondaankopen verricht voor de robuuste verbindingen. Eind vorig jaar zijn met de provincies afspraken gemaakt over de realisatie van de verbindingen in 2018. Dat proces begint goed op gang te komen. Het moet zorgvuldig en adequaat gebeuren en dat kost tijd. Nu er afspraken gemaakt zijn, is het van belang om boter bij de vis te leveren in de vorm van financiële middelen. Als de overheid nu op de rem zou trappen, moet een en ander over een aantal jaren versneld worden om 2018 te halen. De minister wil zich aan de gemaakte afspraken houden. Ook de boeren hebben belang bij duidelijkheid. Zij kunnen daarmee rekening houden bij hun beslissingen.

Het is inhoudelijk verantwoord als robuuste verbindingen ook via agrarisch en particulier natuurbeheer gestalte krijgen. De boeren zullen er

stevig aan moeten trekken om 40% in de robuuste verbindingen te realiseren, maar het kan wel. Er wordt niet gemorreld aan de 60%-40%-verhouding. De provincies hebben de EHS keurig begrensd op het kadastrale niveau. De EHS en de robuuste verbindingen worden meegenomen in de nota Ruimte die over een aantal weken zal verschijnen. Eind 2003 is er o.a. met de provincies gesproken over de voorfinanciering van de EHS. Afgesproken is dat de rentelasten voor rekening komen van de provincies en dat de optie van gezamenlijke voorfinanciering via het Groenfonds nader zou worden uitgewerkt. Dat is inmiddels gebeurd. De provincies hebben laten weten dat die constructie via het Groenfonds geen toegevoegde waarde biedt ten opzichte van de mogelijkheden die zij zélf hebben om de voorfinanciering gestalte te geven. De provincies opteren ervoor om die voorfinanciering zelf te regelen en bekijken wie wat kan doen. Dat ligt per provincie verschillend. Zij gaan geen rente rekenen en komen met een schema voor de exacte uitwerking. Als dat schema met LNV besproken wordt, kan worden bezien in hoeverre de Kamer daarover kan worden geïnformeerd. De bedragen hoeven niet in een keer te worden afgelost, dat wordt uitgesmeerd. Die discussie kan gevoerd worden wanneer precies bekend is hoe het zit. LNV wil de vaart erin houden, de provincies doen hun uiterste best om voor te financieren. De minister is ervan overtuigd dat het zal lukken, de manier waarop is echter nog niet helemaal duidelijk omdat provincies verschillende middelen hebben. Hij vreest niet dat de kosten zullen oplopen vanwege een keuze voor wat duurderde natuurtypes.

De voorfinanciering grondverwerving is relatief beperkt van omvang. Zij is bedoeld om het verwervingsbudget voor de EHS in deze kabinetsperiode gelijkmatiger over de jaren verdeeld goed te kunnen wegzetten. De minister meent dat dit voldoende flexibiliteit in de budgetten geeft en niet in strijd is met de desbetreffende motie.

De minister hecht er zeer veel waarde aan dat met de voorfinanciering van de grondverwerving EHS de koopplicht de eerstkomende jaren met een grote mate van zekerheid kan worden gehandhaafd. Agrarisch natuurbeheer is inderdaad belangrijk in de bufferzones. De minister ziet ruimte voor 110 000 ha. Daarover zijn afspraken met de provincies gemaakt. Voor een onderzoek naar de mogelijkheden van herbegrenzing van de EHS is een opdracht gegeven aan het Natuur- en milieu planbureau. In de loop van dit jaar wordt samen met de provincies een beleidskader voorgesteld.

De belangrijkste claims vanuit het Rijk zijn de EHS en de nationale landschappen. De EHS is bijna helemaal begrensd en de begrensde EHS wordt als kaart opgenomen in de nota Ruimte. De bestaande nationale parken zijn precies begrensd en die liggen voor het overgrote deel in de EHS. De nationale landschappen komen globaal op de kaart bij de nota Ruimte. In die nationale landschappen wil het Rijk zijn bemoeienis met het landschap concentreren met mogelijkheden voor verbrede landbouw. De Belvedè-regebieden maken voor het merendeel onderdeel uit van de nationale landschappen en komen niet als aparte categorie in de nota Ruimte. De grondprijs daalt niet overal. Als er inderdaad sprake is van daling, wil de minister graag meer hectaren verwerven onder het proviso dat hij daarover overeenstemming kan bereiken met de minister van Financiën. Die besprekingen lopen nog.

De minister heeft op 8 maart 2004 een brief gestuurd waarin staat dat hij ervan uitgaat dat hem dit jaar alle reconstructieplannen worden aangeboden. Limburg heeft dat reeds gedaan op 5 maart. De minister wil, corresponderend met de lijn ILG (investeringsbudget landelijk gebied), op basis van goedgekeurde reconstructieplannen meerjarige afspraken maken met de provincies over de uitvoering van de reconstructie. Middelen en ambities moeten daarbij in overeenstemming zijn. Hij ziet 2004 als een overgangsjaar waarin hij met de provincies aparte afspraken maakt in het kader van het urgentieprogramma 2004. De provincies

kunnen projecten voordragen die passen binnen de prioritaire thema’s van reconstructie in deze kabinetsperiode. Op de eerste plaats het flankerend beleid voor de EHS:verminderen van de ammoniakdepositie, verdrogingbestrijding en ontsnippering ten behoeve van robuuste verbindingszones. Op de tweede plaats water:verbetering van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater, waterberging en beekherstel. Op de derde plaats duurzame landbouw:bevorderen van economische en ecologische duurzaamheid waaronder het verbeteren van de ruimtelijke structuur en de inrichting. Op de vierde plaats het verminderen van de veterinaire kwetsbaarheid, het realiseren van varkensvrije zones. De minister wil op korte termijn deze zones nader bekijken, mede in het licht van de uitspraak van de Europese Commissie over vaccinatie bij varkenspest-uitbraak.

De minister heeft het rapport van Alterra over nut en noodzaak van varkensvrije zones ontvangen. Hij stelt zich voor op korte termijn overleg te voeren met de provincies over de gevolgen van een en ander voor de reconstructieplannen. Zodra er een definitief besluit is, wordt de Kamer daarover geïnformeerd. De minister heeft kennisgenomen van de opvattingen die dienaangaande leven.

Via de landelijke natuurdoelenkaart wordt gestuurd op de keuze van natuurdoeltypen. De Kamer heeft die kaart in december ontvangen. De ontsnipperingsnotitie komt vóór de zomer naar de Kamer en is gekoppeld aan de nota Mobiliteit.

Bij de staatssteun aan groene en blauwe diensten gaat het om twee concrete projecten:de polder Biesland en landgoed Twickel. Binnen LNV wordt de toets voorbereid en er wordt natuurlijk overleg gevoerd met Brussel of dat goed gebeurt. Binnenkort kan de staatssteuntoets officieel worden ingediend. Verwacht wordt dat daarop naar verloop van tijd een gunstig antwoord zal komen.

Samen met de proeftuinen Ooipolder en Groene Woud wordt momenteel in beeld gebracht welke voorstellen de provincies in overleg met de gebieden hebben en op welke manier dit in de verkenningen groene diensten opgepakt kan worden. De Kamer wordt hierover nader schriftelijk geïnformeerd.

De minister deelt de opvatting dat de foerageergebieden zo spoedig mogelijk moeten worden aangewezen. Besproken is dat alle partijen hun aandeel in die oplossing leveren. Problemen bij de uitvoering van het beleidskader moeten pragmatisch en in goed overleg samen worden opgelost. De begrenzing van het aantal hectaren bepaalt of de grondgebruiker al dan niet in aanmerking komt voor schadevergoeding en een opvangovereenkomst. Buiten die gebieden blijft het vangnet van de schadevergoeding bestaan. Van de grondgebruiker wordt echter verwacht dat hij een ferme inspanning levert om schade te vermijden. Binnen de aangewezen gebieden is dat niet nodig. Daar zal op basis van vrijwilligheid gebruikgemaakt kunnen worden van een opvangovereenkomst óf een schadevergoeding. De foerageergebieden hebben geen andere doelstelling dan het bieden van foerageergelegenheid aan ganzen en smienten. Er bestaan geen plannen om die aanwijzing planologisch te laten doorwerken, er is dus geen sprake van externe werking. De minister stelt met nadruk dat dit geen enkele relatie heeft met vogel- en habitat-richtlijngebieden.

Met de terreinbeherende organisaties vindt overleg plaats over de uitvoering van het beleidskader. Er is gestart met Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Zij inventariseren de concrete mogelijkheden om op natuurterreinen foerageergebieden in te richten. Zij gebruiken daarvoor dezelfde criteria als vermeld in de brief van 16 februari 2004. De minister verwacht dat de problemen in goed overleg en met realiteitszin worden opgelost. In de komende periode zal daarover regelmatig overleg gevoerd worden met LTO, KNJV, Vogelbescherming, Staatsbosbeheer, IPO en Natuurmonumenten. Het overleg verloopt tot dusver goed.

Uitgangspunt is om de foerageergebieden zoveel mogelijk binnen de EHS aan te wijzen. Knelpunten moeten worden opgelost in overleg met landbouworganisaties en terreinbeheerders. De provincies hebben verzekerd dat dit per 1 oktober rond zal zijn.

Natuurlijk wordt de landbouw betrokken bij het aanwijzen van 80 000 ha foerageergebied op landbouwgrond. De middelen komen uit budgetten voor gebieden binnen de EHS en buiten de EHS. De boeren krijgen een adequate vergoeding.

Het advies van de Raad van State over het bosbeheer en de gedragscode wordt pas openbaar bij publicatie van het besluit. De Raad is op onderdelen zeer kritisch, met name over de EU-conformiteit en de uitvoering-systematiek. Verwerking van dat advies zal nog wel een maand of twee duren. Daarover moet nader overleg gevoerd worden in het kabinet. Nederland heeft een internationale verantwoordelijkheid voor ganzen. De maatregelen zijn gericht op beperking van de schade en niet op beperking van de populatie. Bij de uitvoering van het beleidskader wordt de vinger goed aan de pols gehouden. Van seizoen tot seizoen moet gevolgd worden hoe de populatie zich ontwikkelt.

Alle betrokken partijen kunnen zich vinden in het beleidskader faunabeheer. Het gaat nu om de uitvoering. De partijen maken zich druk over de manier waarop dit moet gebeuren. Dat zal in goed overleg worden geregeld.

Met betrekking tot het plaatsen van de vos op de landelijke vrijstellingslijst merkt de minister op dat volgens de wetssystematiek eerst artikel 65 aan de orde is. Daarna kunnen de artikelen 67 en 68 worden toegepast. Het staat vast dat een planmatige aanpak via een aanwijzing in faunabeheersplannen onmisbaar is om schade door de vos effectief te kunnen bestrijden. Als de planmatige aanpak voldoende blijkt om de problemen weg te nemen, is het overbodig om voor de vos een landelijke vrijstelling te verlenen. De minister heeft op 17 maart het eerste faunabeheersplan van de provincie Utrecht in ontvangst mogen nemen. «Belangrijke schade» aan de fauna betekent dat een reëel faunabelang in het geding dient te zijn. Er wordt onderzoek gedaan naar de invloed van de vos op het teruglopen van het aantal weidevogels. De resultaten worden in de loop van het jaar bekend. De term «belangrijke schade» komt rechtstreeks uit de wet zelf.

De minister vindt een nadere beperking van de gebruiksmogelijkheden van de landelijke vrijstelling voor de zwarte kraai en de kauw niet nodig. In artikel 65 wordt een nadrukkelijke relatie gelegd tussen het gebruik van de vrijstelling en de schade aan gewassen en dergelijke. De vrijstelling zelf bevat al voldoende beperking.

Het is jammer dat er onduidelijkheid bestaat over het populatiebeheer. Er zal op korte termijn overleg gevoerd worden met betrokken partijen. Er is echter enige tijd nodig om de verandering in de formulering in goede banen te leiden.

Als er alternatieve verjagings- en bestrijdingsmethoden beschikbaar komen, zal in overleg met betrokken partijen worden bezien in hoeverre dat gevolgen heeft voor bestaande regelgeving. De minister wil echter zo min mogelijk nieuwe regels.

Het wetsvoorstel over het schrappen van het verbod op de jacht in natuurgebieden zal dit jaar aan de Kamer worden voorgelegd. Overleg met de betrokken organisaties vindt in het voorjaar plaats en rond de zomer is de behandeling in de ministerraad.

Artikel 34 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren bepaalt dat het verboden is dieren met het oog op de productie te houden. De uitzonderingen worden genoemd in het Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren. De knobbelzwanen worden in dit besluit niet genoemd. Dat betekent feitelijk dat er geen knobbelzwanen mogen worden gehouden voor bijvoorbeeld de vleesproductie. Er geldt echter een overgangstermijn. Artikel 3 van dit besluit geeft aan dat «voor een tijdvak van

tien jaar na inwerkingtreding van dat besluit ook dieren mogen worden gehouden die niet op die lijst staan, mits die op het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit werden gehouden met het oog op de productie van van die dieren afkomstige producten en sinds dat tijdstip met het oog op de productie van van die dieren afkomstige producten ononderbroken zijn gehouden. Bovengenoemde is slechts van toepassing voor zover de houder kan aantonen dat het aantal dieren niet groter is dan het aantal dat door de houder of zijn bedrijfsvoorganger op het tijdstip van de inwerkingtreding (1 april 1998) van dit besluit werd gehouden.» Dit betekent dat indien voldaan wordt aan bovengenoemde voorwaarden nog tot 1 april 2008 knobbelzwanen mogen worden gehouden ten behoeve van de productie van vlees én veren.

Het is toegestaan om vangkooien en kastvallen te gebruiken voor het vangen van zwarte kraaien en kauwen in het kader van de landelijke vrijstelling. Vangkooien en kastvallen zijn in een aantal gevallen effectiever dan het gebruik van het geweer. In bepaalde gevallen is gebruik van het geweer zelfs niet mogelijk. De minister verwacht niet dat er sprake zal zijn van wildgroei, want ook bij het gebruik van vangkooien is de zorgplicht van artikel 2 van de Flora en faunawet van toepassing. Een gebruiker van vallen dient al het mogelijke te doen om te voorkomen dat in plaats van kraaien roofvogels worden gevangen. Als blijkt dat dit wel gebeurt, zullen er nadere maatregelen worden genomen.

Met volledige instemming van betrokken partijen streeft de minister ernaar dat reeën en andere hoefdieren planmatig worden beheerd op basis van een faunabeheersplan. Het motief van populatiebeheer kan hierbij worden gebruikt. Kennis over schade en draagkracht die wetenschappelijke instellingen hebben vergaard, verzet zich hier niet tegen. Op 4 november 2003 heeft de staatssecretaris van Financiën de Kamer bericht dat er over de uitgangspunten van de voortzettingswaarde in het kader van bedrijfsopvolgingsregeling voor successie- en schenkingsrecht overeenstemming is bereikt tussen de Belastingdienst en het landbouwbedrijfsleven. De directeur-generaal is in dit besluit van 12 februari 2004 namens de staatssecretaris nader ingegaan op de wijze waarop de voortzettingswaarde kan worden vastgesteld. Bij besluit van 22 februari is het berekeningsmodel voortzetting normen gepubliceerd. Er zijn nog enkele besluiten terzake in voorbereiding en die worden zo spoedig mogelijk afgehandeld.

De financiering van de maatregel financiering en rentesubsidie jonge boeren is voorzien. De minister is voornemens voor 2004 een aanpassing in het plattelandsontwikkelingsplan in Brussel in te dienen. De maatregel voor jonge agrariërs is daarvan een onderdeel. Op die wijze wil hij de hoeveelheid middelen voor dit doel verdubbelen.

Hoeveel tijd toetsing door de EU-Commissie vergt, is niet goed te voorspellen. Het heeft te maken met de lopende discussie met de Commissie over de POP-aanpassingen in verband met de nitraatrichtlijn. Er wordt hard gewerkt aan het juridische kader. Dat kan eind van het jaar operationeel zijn. De minister streeft ernaar deze maatregel eind 2004/begin 2005 in werking te laten treden. Dat hangt echter af van de toestemming van Brussel.

Het groene onderwijs heeft inderdaad recht op de VOA-middelen. Daarover vindt een gesprek plaats met de departementen van Financiën en OCW. Het gaat om enkele miljoenen en de Kamer weet dat het geld schaars is op dit moment. LNV investeert reeds tientallen extra miljoenen voor specifieke LNV-onderdelen in belangrijke vernieuwingen van kennisdelen, bijvoorbeeld in ICT, praktijk leren, duurzaam ondernemen, etc. Veel extra’s die OCW-scholen krijgen vanuit een algemene impuls in de kenniseconomie, gaan in evenredige mate naar de groene scholen. Harmonisatie betekent ook het wegnemen van complicaties in de regelgeving voor het anders georganiseerde groene onderwijs. De minister vindt overigens de conclusie dat het niet krijgen van de VOA-middelen een doorslagge-

vende reden moet zijn om het groene onderwijs naar OCW over te hevelen, een te lage prijs. Dat kan niet zo zijn! Een groot aantal scholen doet mee aan projecten om meer allochtonen in het groene onderwijs te krijgen. De regeling is verlengd tot medio 2004. Dan wordt bekeken of die succesvol is geweest. Mensen kunnen echter niet gedwongen worden. De provincies zijn uitgenodigd om de reconstructieplannen te maken en daarin aandacht te geven aan de ontwikkeling van agro-businessparken. De plannen druppelen binnen. Limburg heeft als eerste een plan ingediend, de andere zijn in aantocht. De belemmeringen bij Nederweert zijn bekend. Er wordt een quick scan gemaakt om te kijken of er iets kan worden gedaan om deze pilot nieuw leven in te blazen. Het is echter ook bekend dat het project gestrand is bij de gemeente.

Het agrocluster en de groene ruimte hebben een grote innovatiepotentie. In januari 2004 zijn vier projecten op het gebied van LNV onderscheiden met de «Ei van Columbus»-prijs. Dit is een prijs ingesteld door VROM, EZ, OCW, V&W en Sociale Zaken en Werkgelegenheid om duurzame producten en projecten te stimuleren. Die onderscheidingen illustreren niet alleen de innovatiepotentie maar tegelijkertijd de eensgezindheid bij het beoordelen van de vraag welke innovaties stimulans verdienen. Er zijn de laatste jaren condities geschapen waardoor de dienst landbouwkundig onderzoek (DLO), onderdeel van Wageningen Universiteit en Researchcentrum (Wageningen UR), gemakkelijker kan werken voor andere partijen, dus ook voor het bedrijfsleven, en samenwerkingsrelaties kan aangaan. Wageningen UR functioneert als bruggenbouw in innovatieprocessen en DLO is op voorspraak van de minister meegenomen als referentie voor de evaluatie van de brugfunctie van TNO en de grote technologische instituten.

Verder is er een intensieve interdepartementale betrokkenheid en samenwerking op projectniveau met het innovatienetwerk groene ruimte, keten-netwerken en clusters die vanuit LNV zijn ontstaan. Naar aanleiding van de innovatiebrief van de minister van Economische Zaken is LNV met EZ in gesprek om te bewerkstelligen dat regelingen en diensten die op terrein van kennisverspreiding worden aangeboden, ook openstaan voor doelgroepen uit het agrocluster. Wat generiek kan, moet ook zo gebeuren. De minister is op de hoogte van het feit dat er gevaarlijke concentraties van chroom en cadmium voorkomen in geïmporteerd hondenen kattenbont. Het is opmerkelijk dat commissaris Byrne niet de stap wil zetten tot een Europees importverbod op honden- en kattenbond. Zo’n verbod moet wel effectief gehandhaafd en gecontroleerd kunnen worden, anders is het effect van het besluit uiterst beperkt c.q. brengt handhaving zeer hoge kosten met zich. De minister blijft zich ervoor beijveren dat dit op Europees niveau wordt aangepakt.

Er heeft op 17 maart 2004 een bijeenkomst plaatsgevonden van de gemengde werkgroep die zich bezighoudt met de voorlichtingscampagne over geënt vlees. De discussie ging over de vraag wanneer er wel en wanneer er niet gevaccineerd moet worden. De vervolgvraag is, hoe dat gecommuniceerd wordt naar de consument. Het is geen eenvoudige discussie.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA) wil nog graag een reactie op de lijst van briefschrijvers over de ganzenproblematiek. De schadevergoeding is daarbij het belangrijkste punt. De late en lage vergoedingen door het Faunafonds dekken de gewasschade maar zeker niet alle bijkomende kosten die uit de toepassing van het beleid voorkomen. Zo worden bijvoorbeeld niet de teruggang van de kwaliteit van grasgewas en kuilgras vergoed en ook niet de waardevermindering van de weilanden en de bedrijven. Tot slot merkt zij op dat er sprake moet zijn van een goede beheersjacht

op vossen, kraaien etc. De desbetreffende moties moeten worden uitgevoerd en er moet geen gigantische administratie ontstaan.

De heer Oplaat (VVD) stelt dat het bij het groene onderwijs niet alleen om de VOA-gelden gaat. De vechtcultuur moet verdwijnen. Elk jaar moet er geknokt worden voor het geld dat het normale onderwijs ook krijgt. Dat is niet goed De heer Oplaat stelt dat een meerderheid van de Kamer van mening is dat de varkensvrije zones kunnen verdwijnen. Mevrouw Schreijer heeft aangekondigd desnoods met een initiatiefwetsvoorstel te komen. Dat heeft in ieder geval de steun van het CDA, de VVD en de LPF.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) is bijzonder blij met de toezegging van de minister dat de aanvragen voor agrarisch natuurbeheer worden gehonoreerd, onafhankelijk van het budget. Zij betreurt het dat de kwestie van de flexibele grenzen van de EHS pas dit najaar duidelijk wordt. Het doet haar bijzonder deugd dat er geen extra claims komen in het landelijk gebied wat de natuurtypes betreft en ook geen externe werking bij de vaststelling van de foerageergebieden.

De heer Slob (ChristenUnie) komt mogelijk in een later stadium terug op de kwestie van de knobbelzwanen.

Hij heeft geen antwoord gekregen op zijn vraag hoe het gebruik van alternatieven voor schadeveroorzakende dieren gestimuleerd wordt op het moment dat dieren op de landelijke vrijstellingslijst lijst. Dan valt er immers een bepaalde prikkel weg! Ten slotte vraagt hij een reactie op zijn motie.

Mevrouw Van Velzen (SP) vraagt hoe eventueel misbruik van kastvallen en vangkooien gecontroleerd kan worden. Zij meent dat de AID helemaal geen focus heeft op de controle van de jacht.

Controle op de import van honden- en kattenbont is wel degelijk mogelijk en met weinig middelen. Waarom opent de minister geen meldpunt?

De minister zegt toe, de lijst van briefschrijvers over de ganzen-problematiek te zullen bestuderen.

Bij het Faunafonds zal navraag worden gedaan over de hoogte van de schadevergoedingen. De Kamer wordt daarover schriftelijk geïnformeerd. LTO steunt het beleidskader. De minister heeft er alle vertrouwen in dat men vast voornemens is om het langs die lijn te doen. Ook de minister wil wel weg van de vechtcultuur met betrekking tot het groene onderwijs. Er moet duidelijkheid komen:gelijke monniken, gelijke kappen. Het groene onderwijs hoort thuis bij LNV. Binnen het groene onderwijs worden heel veel specifieke dingen gedaan die niet aan de orde zijn bij het niet groene onderwijs.

De minister wil op dit moment liefst zo weinig mogelijk zeggen over de reconstructie. De grondtoon is duidelijk, maar er moet in deze zaak buitengewoon verstandig geopereerd worden.

Hij heeft de motie van de heer Slob heeft opgevat als een aansporing om te zoeken naar een manier om de aanschaf van duurzame producten te bevorderen. Het morele appèl op de consumenten en de rol van consumenten en overheid vormen een belangrijk onderdeel van het debat over de toekomst van de intensieve veehouderij en over een verdere verduurzaming van de landbouw. Binnenkort wordt in de Kamer gesproken over de toekomst van de intensieve veehouderij. De vragen uit de motie zijn betrokken bij de kabinetsreactie van 15 januari op het SER-.advies «Duurzaamheid vraagt om openheid op de weg naar duurzame consumptie» en worden ook meegenomen in het vervolgtraject.

Plaatsing van dieren op de landelijke vrijstellingslijst betekent dat er geen schadevergoeding hoeft te worden gegeven.

De minister heeft twijfels bij de handhaafbaarheid van een verbod op de

invoer van honden- en kattenbont. Hij staat open voor de suggestie om

een meldpunt te openen als dat werkelijk effectief is.

De minister zegt toe nader te zullen overleggen met de provincies en

faunabeheereenheden opdat er geen ongewenste dingen gebeuren bij de

schadebestrijding.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Atsma

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Van Leiden

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.