Afschaffing en handhaving oude regten

Inhoudsopgave van deze pagina:

24: Afschaffing heerlijke regten en tituls

Alle eigenlijk gezegde Heerlijke Regten en Tituls, waardoor aan een bijzonder Persoon of Lichaam zou worden toegekend eenig gezag omtrent het Bestuur van zaken in eenige Stad, Dorp of Plaats, of de aanstelling van deze of gene Ambtenaaren binnen dezelve, worden, voor zoo verr' die niet reeds niet de daad zijn afgeschaft, bij de aanneming der Staatsregeling, zonder eenige schaêvergoeding, voor altijd vernietigd.

25: Afschaffing regten en verpligtingen uit het Leenstelsel

Alle Tiend-, Chijns- of Thijns-, Nakoops-, Afstervings-, en Naastings-Regten, van welken aard, mids-gaders alle andere Regten of Verpligtingen, hoe ook genoemd, uit het Leenstelsel of Leenrecht afkomstig, en die hunnen oorsprong niet hebben uit een wederzijdsch vrijwillig en wettig verdrag, worden, met alle de gevolgen van dien, als strijdig met der Burgeren gelijkheid en vrijheid, voor altijd vervallen verklaard.

Het Vertegenwoordigend Lichaam zal, binnen agtien Maanden, na Deszelfs eerste zitting, bepaalen den voet en de wijze van afkoop van alle zoodanige regten en renten, welke als vruchten van wezenlijken eigendom kunnen beschouwd worden. Geene aanspraak op pecunieele vergoeding, uit de vernietiging van gemelde Regten voordvloeiende, zal gelden, dan welke, binnen zes Maanden na de aanneming der Staatsregeling, zal zijn ingeleverd.

26: Afschaffing regt van Exuë

Insgelijks word vernietigd het zoogenoemd regt van Exuë, met opzigt tot verhuising, of verval van Erfenissen, binnen de Republiek.

27: Jagt-, Vogel- en Vis-regt op eigen of gebruikte grond

Alle Burgers hebben, ten alle tijde, het regt, om, met uitsluiting van anderen, op hunnen eigen, of gebruikten, grond te Jagen, te Vogelen en te Visschen.

Het Vertegenwoordigend Lichaam maakt, binnen zes Maanden na Deszelfs eerste zitting, bij Reglement, de nodige bepaalingen, om, ten dezen opzigte, de openbaare veiligheid en eigendommen der Ingezetenen te verzekeren, en zorgt, dat noch de Visscherijen bedorven, noch de Landgebruiker, bij eenige Wet of Beding, belet worde, allen Wild op zijnen gebruikten grond te vangen, noch ook, dat een ander daarop zal mogen Jagen of Visschen zonder zijne bewilliging.