Antwoorden op vragen SP over verstrekking van persoonsgegevens door overheidsdiensten (2989912900)

publicatie datum 22 juni 1999
Kamer Tweede Kamer
bevraagde ministerie Justitie i
beantwoordende ministerie Justitie i
kamerleden J.M.A.M. (Jan) de Wit i
partijen Socialistische Partij i

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1998–1999

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1577

Vragen van het lid De Wit (SP) aan de minister van Justitie over verstrekking van persoonsgegevens door overheidsdiensten.(Ingezonden 12 mei 1999)

1

Hebt u kennisgenomen van de onthullingen in het programma Radar over de verstrekkingen van persoonsgegevens in strijd met de privacyregels?1

2

Bent u bereid maatregelen te treffen om het toezicht op de verstrekking van persoonsgegevens door overheidsdiensten te verbeteren?

3

Zo ja, welke maatregelen zullen dit zijn? Zo neen, op welke wijze kunt u waarborgen dat overheidsdiensten persoonsgegevens op rechtmatige wijze verstrekken?

4

Wat is uw opvatting over het gegeven dat slechts 11 van de 500

handelsinformatiesbureaus zijn aangesloten bij de brancheorganisatie?

5

Bent u voornemens de onrechtmatige handelwijze van handelsinformatiebureaus scherper aan te pakken? Zo neen, waarom niet?

6

Ziet u aanleiding de Registratiekamer een actievere rol te geven in het achterhalen van dit soort praktijken?

1  Radar, 10 mei jl.

Antwoord

Antwoord van minister Korthals (Justitie). (Ontvangen 17 juni 1999)

1 Ja.

2 en 3

Op 14 februari 1998 is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend houdende regels inzake de bescherming van persoonsgegevens (Wet bescherming persoonsgegevens, hierna: Wbp). Dit wetsvoorstel strekt tot implementatie van de privacyrichtlijn (PbEG L 281, blz. 31) en zal de huidige Wet persoonsregistraties (Wpr) vervangen. Ten opzichte van de Wpr wordt de toezichthoudende functie van de Registratiekamer (ingevolge de Wbp: het College bescherming persoonsgegevens) versterkt in die zin dat de kamer de bevoegdheid krijgt rechtstreeks in een proces van gegevensverwerking in te grijpen. Ze heeft de bevoegdheid bestuursdwang uit te oefenen (artikel 61, vierde lid, van het wetsvoorstel). In het kader van de handhaving van de privacynormering is het ook van belang dat degene van wie persoonsgegevens worden verwerkt daarvan op de hoogte is. Als een betrokkene weet dat zijn persoonsgegevens worden verwerkt en eveneens voor welke doeleinden deze worden verwerkt, is hij beter in staat tegen gegevensverwerkingen die hem onrechtmatig voorkomen, in beroep te komen. De Wbp scherpt de informatieverplichting van de verantwoordelijke jegens de betrokkene aan (artikelen 33 en 34). Ook krijgt de betrokkene het recht om zich te verzetten tegen verwerkingen in verband met zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden (artikel 40).

4

De Nederlandse Vereniging van Handelsinformatiebureaus (NVH) geldt als branchevereniging voor het handelsinformatiebedrijf. Door de NVH is in 1993 een gedragscode opgesteld waarin de meer algemene privacynormen van de Wpr zijn geconcretiseerd en vertaald naar de praktijk van de handelsinformatiebureaus (Stcrt. 1993, 118). Deze gedragscode is bindend voor de leden krachtens statutair besluit van de algemene vergadering. De code voorziet in artikel 8 in een contractuele doorwerking ervan in de arbeidsovereenkomst. Van medewerkers van de aangesloten handelsinformatiebureaus wordt een

KVR9592 2989912900 ISSN 0921 - 7398 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1999

Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, Aanhangsel

3153

schriftelijke verklaring verlangd, bekend te zijn met de inhoud van de gedragscode en overeenkomstig de bepalingen ervan te zullen handelen. De gedragscode is mede opgesteld met de bedoeling om op grond van artikel 6:162 BW reflexwerking te hebben binnen de gehele handelsinformatiebranche, dus als normatieve maatstaf te gelden voor het gehele handelsinformatiebedrijf. Om die reden heeft de NVH aan de door de Registratiekamer goedgekeurde gedragscode een ruime bekendheid gegeven onder de branchegenoten. Indien een handelsinformatiebureau niet is aangesloten bij de NVH wil dat derhalve niet zeggen dat de door de NVH opgestelde gedragscode voor dit bureau geen normatieve werking heeft.

Overigens wordt met het oog op de nieuwe wetgeving thans door de NVH gewerkt aan het opstellen van een aan deze wetgeving aangepaste gedragscode.

5 en 6

Met de geschetste versterking van de toezichthoudende positie van de Registratiekamer zal in de toekomst adequater door de Kamer kunnen worden ingespeeld op onrechtmatige praktijken als waar het hier om gaat. Daarnaast zal de inwerkingtreding van de nieuwe Wbp vergezeld gaan van een uitgebreide voorlichtingscampagne, zowel voor de burgers als betrokkenen bij gegevensverwerkingsprocessen als voor de verantwoordelijken die de persoonsgegevens verwerken.

Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, Aanhangsel                             3154