Antwoorden op vragen SGP over het stadionverbod (2990002490)

publicatie datum 16 december 1999
Kamer Tweede Kamer
bevraagde ministerie Justitie i
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties i
beantwoordende ministerie Justitie i
kamerleden B.J. (Bas) van der Vlies i
C.G. (Kees) van der Staaij i
partijen Staatkundig-Gereformeerde Partij i

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1999–2000

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

421

Vragen van de leden Van der Vlies en Van der Staaij (beiden SGP) aan de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het stadionverbod.(Ingezonden 9 november 1999)

1

Hebt u kennisgenomen van het artikel «Stadionverbod voor hooligans is onwettig» in de Volkskrant van zaterdag 6 november jongstleden?

2

Wat is de inhoud van de uitspraak die de Zwolsche rechtbank gedaan heeft over de juridische basis voor het verstrekken van strafrechtelijke informatie aan de KNVB?

3

Bent u het eens met de in het Volkskrant-artikel genoemde analyse van prof. L. Damen dat voor het geven van strafrechtelijke informatie over hooligans aan de KNVB geen goede wettelijke grondslag bestaat?

4

Deelt u de mening dat het wenselijk is dat het instrument van het stadionverbod op een verantwoorde wijze gehanteerd kan blijven worden?

5

Indien uw antwoord op de vragen 3 en 4 bevestigend luidt, bent u dan bereid om ervoor te zorgen dat voor het instrument van het stadionverbod en het openbaar maken van de daarvoor benodigde strafrechtelijke informatie toch een goede wettelijke grondslag komt?

Antwoord

Antwoord van minister Korthals (Justitie), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (Ontvangen 8 december 1999)

1 Ja.

2

De Sector Bestuursrecht van de arrondissementsrechtbank te Zwolle heeft zich in zijn uitspraak van 6 mei 1999, (gepubliceerd in AB 19 juni 1999, AWB Katern nr. 42, blz. 141) uitgesproken over de juridische basis voor het verstrekken van strafrechtelijke informatie aan de KNVB. Het kader daarbij was de beoordeling van een beroepschrift tegen de weigering om op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) aan de in vraag 3 genoemde prof. L. Damen dezelfde gegevens te verstrekken, die over twee voetbalvandalen aan de KNVB zijn verstrekt.

De rechtbank te Zwolle heeft geoordeeld dat openbaarmaking in de zin van de WOB per definitie inhoudt dat de informatie voor eenieder toegankelijk wordt gemaakt. Hieruit volgt dat indien op basis van de WOB informatie aan de KNVB wordt verstrekt, deze gegevens daarmee algemeen openbaar zijn geworden en dus aan ieder ander die erom vraagt verstrekt dienen te worden.

De rechtbank overweegt in de betreffende casus echter vervolgens dat (materieel gezien) de informatieverstrekking aan de KNVB niet als een verstrekking in het kader van de WOB mag worden beschouwd maar laat in het midden wat dan wel de wettelijke grondslag voor de verstrekkingen is geweest. De rechtbank geeft wel aan dat, gelet op het beleid ten aanzien van de gevallen waarin informatie aan de KNVB mag worden verstrekt en de doelen waarvoor de KNVB die informatie mag gebruiken, sprake is van een geclausuleerde verstrekking van informatie aan de KNVB, die meer verwantschap vertoont met privacyregelingen voor persoonsgegevens. Over de vraag òf aan de KNVB informatie had mogen worden verstrekt, heeft de rechtbank zich niet uitgesproken.

3 en 5

In een uitspraak van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State van 7 januari 1992 (gepubliceerd in NJB/Bijlage 1992/14, p. 155, nr. 12) is uitdrukkelijk bepaald dat de WOB het wettelijk kader vormt voor deze verstrekkingen. In die uitspraak heeft de Raad van State de verstrekking van gegevens over voetbalvandalen op grond van de WOB gesanctioneerd. Niettemin wordt al enige tijd in nauwe samenwerking tussen het

KVR10731 2990002490 ISSN 0921 - 7398 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1999

Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, Aanhangsel

875

departement en het Openbaar Ministerie gestudeerd op mogelijkheden om de verstrekking van strafrechtelijke gegevens te optimaliseren. Hierbij is ook de Registratiekamer betrokken. Het gaat hier overigens niet alleen om verstrekkingen in verband met voetbalvandalisme, maar om verstrekkingen in verband met de taakuitoefening in brede zin van het OM. De planning is dat aan mij in januari advies terzake zal worden uitgebracht. De verwachting is dat ik in februari 2000 hierover een standpunt zal kunnen innemen. Ik zal de kamer daarna zo spoedig mogelijk informeren. Ik acht het niet aangewezen om daarop vooruitlopend het bestaande beleid ten aanzien van informatieverstrekkingen aan de KNVB te wijzigen.

4 Ja.

Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, Aanhangsel                               876