Antwoorden op vragen SGP over de rangorde in de Grondwet

publicatie datum 13 maart 2007
Kamer Tweede Kamer
bevraagde ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties i
beantwoordende ministerie Algemene Zaken i
kamerleden C.G. (Kees) van der Staaij i
partijen Staatkundig-Gereformeerde Partij i

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2006–2007

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

881

Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de minister-president, minister van Algemene Zaken en minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties overde rangorde in de Grondwet. (Ingezonden 26 januari 2007)

1

Hebt u kennisgenomen van de berichtgeving over een toespraak die de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties in Groningen heeft gehouden?1

2

Is het waar dat de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties bij die gelegenheid heeft gezegd dat er sprake is van een rangorde in de Grondwet en dat voor hem de vrijheid van meningsuiting bovenaan staat? Hoe verhoudt zich dit tot het kabinetsbeleid, zoals neergelegd in de nota «Grondrechten in een pluriforme samenleving»?2

3

Hoe verhoudt de opvatting van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties inzake de kruisigingsact van Madonna zich tot de beantwoording van schriftelijke vragen terzake door de minister van Justitie, waarin deze stelt dat dit «een verwerpelijke methode om aandacht te trekken ten koste van de diepste gevoelens van veel mensen» is?3

4

Kunt u uitleggen waarom het zichzelf opleggen van beperkingen haaks staat op een vrije democratie?

5

Hoe verhouden de uitlatingen van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties zich tot het kabinetsbeleid inzake waarden en normen, waarbij elementen als respect en fatsoen centraal staan? Hoe beoordeelt u in dit licht de uitspraak dat we «gekwetste gevoelens bij bepaalde groepen» voor lief moeten nemen?

6

Deelt u de mening dat het beginsel van de eenheid van kabinetsbeleid ook in een demissionaire periode van toepassing is en daarmee de ruimte voor persoonlijke opvattingen in ministeriële toespraken begrenst?

1  «Nicolaï zet de vrijheid van meningsuiting bovenaan», Trouw, 25 januari 2007, p. 3.

2  Handelingen TK, 2003–2004, 29 614 i, nr. 1 i.

3  Handelingen TK, 2005–2006, aanhangsel nr. 2019.

Antwoord

Antwoord van minister-president Balkenende (Algemene Zaken), zie ook Aanhangsel Handelingen nr. 821, vergaderjaar 2006–2007. (Ontvangen 22 februari 2007)

1 Ja.

2 t/m 5

De toespraak zoals weergegeven in Trouw bevat een beschouwing over de betekenis van de vrijheid van meningsuiting. Deze beschouwing beoogde geen wijziging van de Grondwet ten aanzien van de verhouding tussen de grondrechten. Bepalend is het kabinetsstandpunt zoals neergelegd in de nota Grondrechten in een pluriforme samenleving. In een concrete situatie moeten rechten altijd worden gewogen: het ene grondrecht gaat niet geheel voor of boven een ander grondrecht.

Dit staat uiteindelijk ter beoordeling van de rechterlijke macht. Het Openbaar Ministerie heeft inmiddels besloten niet tot vervolging van Madonna over te gaan. De vrijheid van meningsuiting is een groot goed in onze democratie. Hierbij moet men zich niet laten leiden door angst. Dit neemt niet weg dat de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting ook verantwoordelijkheden vergt ten opzichte van anderen. Respect en fatsoen, ook voor mogelijk gekwetste gevoelens bij bepaalde groepen, behoren daartoe. Deze aspecten kunnen in het publieke debat aan de orde komen. Tegen strafbare uitingen kan achteraf worden opgetreden door de overheid.

6 Ja.

KVR27400 2060706450 0607tkkvr881 ISSN 0921 - 7398 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2007

Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, Aanhangsel

1889