Antwoorden op vragen CDA over het bericht dat de politie geen recht op inzage heeft in het medisch dossier van een psychiatrisch patiënt die wordt verdacht seriemoordenaar te zijn

publicatie datum 2 april 2009
Kamer Tweede Kamer
bevraagde ministerie Justitie i
Volksgezondheid, Welzijn en Sport i
beantwoordende ministerie Justitie i
kamerleden F. (Cisca) Joldersma i
S. (Sybrand) van Haersma Buma i
partijen Christen-Democratisch Appèl i

2063

Vragen van de leden Joldersma en Van Haersma Buma (beiden CDA) aan de ministers van Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over

het bericht dat de politie geen

recht op inzage heeft in het medisch dossier van een psychiatrisch patiënt die wordt verdacht seriemoordenaar te zijn.

(Ingezonden 6 februari 2009)

1 Hebt u kennisgenomen van het bericht dat de politie geen recht op inzage heeft in het medisch dossier van een psychiatrisch patiënt die ervan wordt verdacht seriemoordenaar te zijn? (noot 1)

2 Welke andere mogelijkheden dan inzage in het medisch dossier staan voor de politie open om informatie in te winnen over een verdachte?

3 Kan de politie wel aan relevante persoonsgegevens komen als er sprake is van een zwaarwegend belang van de patiënt of een ander, omdat in dat geval het bewaren van het beroepsgeheim voor de patiënt of de ander ernstig nadeel of gevaar zou opleveren? (noot 2)

4 Op welke wijze wordt het uitwisselen van persoonsgegevens in bijvoorbeeld Veiligheidshuizen geregeld, zodat goed samen kan worden gewerkt, maar het beroepsgeheim en

geheimhoudingsplicht niet worden geschonden?

5 Is het in het belang van de opsporing en de veiligheid van de samenleving nodig meer duidelijkheid of zo nodig aanvullende mogelijkheden voor de politie te creëren voor het verkrijgen van persoonsgegevens van verdachten bij beroepsbeoefenaar met een medisch beroepsgeheim?

Toelichting Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid De Roon (PVV), ingezonden 6 februari 2009, (vraagnummer 2009Z02016/2080912320) en de leden Teeven en Van Miltenburg (VVD), ingezonden 6 februari 2009, (vraagnummer 2009Z02018/2080912340). (noot 1) De Telegraaf, 5 februari 2009: «Moordenaar

ongrijpbaar». (noot 2) College bescherming persoonsgegevens,

geheimhouding van medische gegevens.

Antwoord

Antwoord van minister Hirsch Ballin (Justitie), mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 24 maart 2009) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008­2009, nr. 1776

1 Ja.

2 en 3 De politie staan in het kader van een opsporingsonderzoek naar een

strafbaar feit binnen de voorwaarden die de wet daar aan stelt alle opsporingsbevoegdheden ten dienste om informatie over een verdachte te verzamelen. De officier van justitie kan aan de rechter-commissaris verzoeken om een arts als getuige op te roepen en te horen. Als de arts zich naar de mening van het Openbaar Ministerie ten onrechte op zijn verschoningsrecht beroept, moet de rechter-commissaris daarover oordelen. Voor wat betreft het juridisch kader rondom het verschoningsrecht van een arts verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4 van het lid De Roon.

4 Bij samenwerkingsverbanden tussen de overheden, zoals de Veiligheidshuizen, worden veelal in een convenant afspraken gemaakt over informatieuitwisseling. In deze convenanten staat het doel van informatieuitwisseling beschreven evenals de aard van de informatie en de wijze waarop deze ­ binnen de wettelijke kaders ­ aan de samenwerkingspartners wordt verstrekt. Dat betekent niet dat de officier van justitie ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek zonder meer van gegevens uit medische dossiers kennis mag nemen en deze in het strafdossier mag voegen. De gegevens kunnen evenwel van invloed zijn op de afstemming van te nemen beslissingen ten aanzien van een bepaalde persoon in het overleg

met vertegenwoordigers van de Raad voor de kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg, het maatschappelijk werk en de geestelijke gezondheidszorg. Over het al dan niet doorbreken van het beroepsgeheim worden geen afspraken in algemene zin gemaakt, aangezien de betrokken behandelaar daarover steeds per concreet geval een afweging maakt.

5 Nee. Zoals ook uit het antwoord op vraag 3 blijkt, bestaat er voldoende ruimte voor de betrokken beroepsbeoefenaars om het belang van de opsporing en de veiligheid af te wegen tegen het belang van de bescherming van persoonsgegevens en de geheimhoudingsplicht. Wanneer dit leidt tot een onbevredigend resultaat, kan uiteindelijk de rechter deze belangen tegen elkaar afwegen en een beslissing nemen. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 4 van het lid De Roon over beperking van een moordonderzoek door het beroepsgeheim.