Proclamaties

Inhoudsopgave van deze pagina:

1: Proclamatie van 30 november 1813 na aankomst Willem Frederik in Scheveningen

PROCLAMATIE van Z.H. WILLEM FREDERIK, PRINCE VAN ORANJE-NASSAU ENZ. ENZ. ENZ., te kennen gevende Hoogstdeszelfs bereidwilligheid zoo om de Ingezetenen in vorige onafhankelijkheid en welvaart te helpen herstellen, als om het verledene te vergeven en te vergeten, enz. enz. enz.

Van den 30. November 1813.

(STAATS-COURANT D'Ao. 1813 No.2)

WILLEM FREDERIK, Bij de gratie GODS, Prinse van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.,

Allen den genen, die dezen zullen zien of horen lezen, salut!

WAARDE LANDGENOOTEN!

Na eene scheiding van negentien jaren, en na zoo vele rampen, heb ik het onuitsprekelijk genoegen, dat ik door u zelve eenstemmig in uw midden worde terug geroepen. Ziet mij hier aangekomen en gereed, om, onder den Goddelijken bijstand, u in het genot van uwe vorige onäfhankelijkheid en welvaart te helpen herstellen. Dit is mijn eenig doelwit en het opregt en vurig verlangen van mijn hart.

Ik kan u de stellige verzekering geven, dat het insgelijks het oogmerk is van de Bondgenooten. Het is, in het bijzonder, de wensch van Z.K.H. den Prins-Regent van het vereenigd Koningrijk van Groot-Brittanniën en Ierland. Hiervan zult gijlieden overtuigd worden door den grootmoedigen bijstand van dat magtig Rijk, die nl. onmiddelijk staat gegeven te worden, en die den grondslag zal leggen van de hernieuwing dier oude en naauwe betrekkingen van vriendschap en alliäntie, die zoo lang het geluk gemaakt hebben van beide Staten.

Ik ben bereid en heb vastelijk besloten, al het verledene te vergeven en te vergeten. Ons gemeen en eenig doeleinde moet zijn, de wonden van ons dierbaar vaderland te heelen en hetzelve in zijn' vorigen luister en aanzien onder de volkeren te herstellen. De herleefde koophandel zal, zoo ik vertrouwe, een der eerste en onmiddelijkste gevolgen zijn van mijn aankomst. Alle partijschap moet voor altoos van onder ons gebannen zijn. Geene pogingen zullen van mijn' kant, en van die van de mijnen, onbeproefd gelaten worden, om uwe onafhankelijkheid, uw geluk en voorspoed te verzekeren en te bevestigen.

Mijn oudste zoon, die, onder den onsterfelijken Lord Wellington, zich den roem zijner voorouders niet onwaardig getoond heeft, staat mij binnen kort te volgen. Vereenigt u dan, waarde Landgenooten, met hart en ziel met mij, en ons gemeene Vaderland is gered: de oude tijden zullen weldra herleven; en wij zullen aan onze kinderen de dierbare panden kunnen overmaken, die wij van onze voorouders ontvangen hebben.

Aldus gedaan, den 30sten November 1813, en uitgegeven onder mijne handteekening en bijgedrukt zegel.

(L.S.) (was geteekend) W.F. PR. van ORANJE.

(lager stond) Ter ordonnantie van Zijner Hoogheid.

(was geteekend) H. FAGEL

2: Proclamatie van 1 december 1813: Willem I uitgeroepen tot Souvereine-Vorst van Nederland

PROCLAMATIE VAN COMMISSARISSEN-GENERAAL VAN HET ALGEMEEN-BESTUUR, residerende te Amsterdam, waarbij dezelve Z.K.H. Willem den Eersten tot Souvereine-Vorst van Nederland uitroepen.

Van den 1. December 1813

(STAATS-COURANT D'Ao. 1813 No.2)

Commissarissen-generaal van het Algemeen Bestuur, residerende te Amsterdam, aan de inwoners der genoemde hoofdstad.

LANDGENOOTEN!

Eindelijk is dan het oogenblik daar, dat aan alle uwe onzekerheid een einde maakt. De stormen van omwenteling zijn voorbij, en het werk, door onze groote voorouders, vóór twee eeuwen, onder groote oneenigheden, begonnen, is door ons eindelijk, onder bijna nog grootere zwarigheden, voleindigd. Geen vreemd vorst, onbekend met uwe belangen en met uwe zeden, zal meer over uwe dierbaarste regten naar willekeur beschikken; niet meer zal de vrucht uwer nijverheid een prooi voor vreemdelingen zijn; niet meer zullen uwe kinderen voor vreemde en met uw geluk strijdige belangen, buitenslands, ter slagtbank gevoerd worden; maar ook niet meer zal de onzekerheid vover de verdeeling der oppermagt uwe krachten verlammen, uwe magt ontzenuwen.

Het is geen WILLEM DE ZESDE, welke het Nederlandsche Volk heeft terug gevraagd, zonder te weten, wat het eigenlijk van hem te hopen of te verwachten had. Het is WILLEM DE EERSTE, die, als Souverein Vorst, naar den wensch der Nederlanderen, onder het volk optreedt, het welk eenmaal door een' anderen WILLEM DEN EERSTEN, aan de slavernij eener schandelijke buitenlandsche overheersching ontrukt werd. Uwe burgerlijke vrijheid zal door wetten, door eene die vrijheid waarborgende Constitutie, zekerder dan ooit gegrondvest zijn. Maar de veerkracht van buiten, de veerkracht van volken, wier staatsinrigting, voor het grootst gedeelte, de oorzaak was der wonderen, die zoo dikwijls Europa deden verstomd staan, zal ook bij ons, door eene gelijke veerkracht, in evenwigt gehouden worden.

Nog slechts weinig opofferingen zijn er noodig, en de naam van Holland zal, gelijk te voren, geëerbiedigd, en de vlag der Nederlanderen op alle zeeën gezien worden. De groote gebeurtenis is volëindigd. Nederland is vrij, en WILLEM DE EERSTE Souvereine Vorst van dat vrije Nederland.

Gedaan binnen Amsterdam, den 1sten December 1813

(geteekend) J.M. KEMPER.

FANNIUS SCHOLTEN.

3: Proclamatie van 2 december 1813: Willem I aanvaardt de Souvereiniteit van Nederland

PROCLAMATIE van Z.H. WILLEM FREDERIK, PRINCE VAN ORANJE-NASSAU ENZ. ENZ. ENZ., houdende aanneming door Hoogstdenzelven van de Souvereiniteit van Nederland.

Van den 2. December 1813.

(STAATS-COURANT D'Ao. 1813 No.2)

WILLEM FREDERIK, Bij de gratie GODS, Prinse van Oranje-Nassau, aan alle, die dezen zullen zien, salut!

Onuitsprekelijk waren mijn aandoeningen bij de intrede van heden binnen deze hoofdstad. Teruggegeven aan het volk, dat ik nimmer opgehouden heb te beminnen, zag ik mij, na negentien jaren, als een' vader in het midden van zijn huisgezin.

Nooit, Nederlanders! zal mijn ontvangst in Holland, nooit mijne intrede in Amsterdam, uit mijn geheugen gaan, en, bij uwe liefde belove ik het u, bedrogen zult gij u niet vinden. Gij wilt het, Nederlanders! dat ik u meer zijn zal, dan ik u, zonder mijn afwezendheid, zoude geweest zijn. Uw vertrouwen, uwe liefde legt de souvereiniteit in mijne handen, en van alle zijden dringt men op de aanneming daarvan, wijl de nood van het Vaderland, wijl de toestand van Europa dit vordert.

Welaan dan, ik zal mijne bedenkingen aan uwe wenschen opofferen; ik aanvaarde wat Nederland mij aanbiedt, maar ik aanvaarde het ook alleen onder waarborging eener wijze constitutie, welke uwe vrijheid tegen volgende mogelijke misbruiken verzekert; ik aanvaarde het, in het volle gevoel der verpligting, welke mij deze aanneming oplegt.

Mijne voorouders hebben uwe onafhankelijkheid doen geboren worden. De handhaving daarvan zal de nimmer ophoudende taak van mij en de mijnen zijn. Ik reken, in deze nog altijd eenigszins hagchelijke oogenblikken, op uwe medewerking en opofferingen, en weldra zal, na eene korte inspanning, geen vreemdeling meer op uwen grond aan de geestdrift der herborene Natie, aan de zegepralende wapenen onzer Bondgenooten, onder Gods hulp tegenstand kunnen bieden.

Gedaan op het Raadhuis van Amsterdam, den 2den December 1813.

(L.S.) (was geteekend) Wm.Fr. PRINSE VAN ORANJE.

Lager stond:

Ter ordonnantie van Zijner Hoogheid.

(geteekend) F. VAN DER DUYN VAN MAASDAM.

4: Proclamatie van 1 augustus 1814: Willem I aanvaardt bestuur over België

PROCLAMATIE van Z.K.H. den Souvereinen Vorst, aan de Ingezetenen der Belgische Provinciën, bij gelegenheid van Hoogstdeszelfs aanvaarding van het bestuur over dezelve Provinciën.

Van den 1. Augustus 1814.

(STAATSCOURANT D'Ao. 1814 No. 179)

WILLEM, BIJ DE GRATIE GODS, PRINSE VAN ORANJE-NASSAU, SOUVEREIN VORST DER VEREENIGDE NEDERLANDEN,

AAN DE INGEZETENEN VAN BELGIE,

SALUT!

Europa is zijne bevrijding aan de grootmoedigheid der verbondene Mogendheden verschuldigd; eerlang zal het aan derzelver wijsheid een staatkundig stelsel te danken hebben, dat aan de lang geslingerde volken vele jaren rust en welvaart verzekert.

Van dat stelsel is de nieuwe bestemming uwer schoone gewesten een noodzakelijk bestanddeel, en de onderhandelingen, die te Weenen zullen plaats vinden, hebben ten doel, om dezelve algemeen te doen erkennen en de vergrooting van België, te uwen behoeve, ten behoeve uwer naburen, ten behoeve van geheel Europa, te bevestigen!

Geroepen, om, in afwachting van dier lang gewenschte toekomst, uw land te besturen, koom ik tot u met den vasten wil van nuttig te zijn, en met alle de gevoelens van een' vriend en van een' vader. Van de meest verlichten, van de aanzienlijksten uit uw midden wil ik omringd zijn in de eervolle taak, die mij het vertrouwen der verbondene Souvereinen oplegt, en van welke ik mij beijvere, om mij in persoon te komen kwijten!

De rampen te doen ophouden, die u nog steeds kwellen, niettgenstaande het standvastig, wijs en edel gedrag, dat de baron de Vincent heeft gehouden, in de hagchelijke tijden, in welke hij het opperbestuur waargenomen heeft; uwen godsdienst te beschermen en te verëeren; den adel met den luister te omgeven, die aan zijne oudheid en verdiensten verschuldigd is; den landbouw, den koophandel en alle takken van volksvlijt te begunstigen; ziet daar, Belgen, de aangename pligten en zorgen, aan welke ik mijne geheele aandacht zal besteden.

Gelukkig, indien ik, terwijl ik mijne regten op uwe achting vermenigvuldige, slagen mag in het voorbereiden en bevorderen van de verëeniging, die uw lot bevestigen moet, en die mij veroorloven zal u eene gelijke mate van liefde toe te wijden, als aan die volken, welke de natuur zelve schijnt bestemd te hebben, om met de volken van België eenen sterken en bloeijenden Staat uit te maken.

Gedaan te Brussel, den 1sten Augustus 1814.

(geteekend) WILLEM

Ter ordonnantie van Zijne Koninklijke Hoogheid,

(geteekend) A.R. FALCK