Antwoorden op vragen PVV over de wenselijkheid om, in navolging van het goede voorbeeld van het Belgisch Koningshuis, ook de leden van het Nederlandse Koninklijk Huis te laten inleveren op hun jaarlijkse toelage

publicatie datum 13 januari 2010
Kamer Tweede Kamer
bevraagde ministerie Algemene Zaken i
beantwoordende ministerie Algemene Zaken i
kamerleden G. (Geert) Wilders i
partijen Partij voor de Vrijheid i

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2009–2010

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1180

Vragen van het lid Wilders (PVV) aan de minister-president, minister van Algemene Zaken over de wenselijkheid om, in navolging van het goede voorbeeld van het Belgisch Koningshuis, ook de leden van het Nederlandse Koninklijk Huis te laten inleveren op hun jaarlijkse toelage. (ingezonden 30 december 2009)

1

Kent u het bericht «Fabiola en

Laurent moeten inleveren»?1

2

Bent u het eens dat het, terwijl de meeste Nederlandse burgers moeten inleveren als gevolg van de financiële crisis, merkwaardig is dat de leden van het Nederlandse Koninklijk Huis volgend jaar een verhoging krijgen van hun jaarlijkse toelage? Zo niet, waarom niet?

3

Bent u het eens dat het van goede wil en inlevingsvermogen zou getuigen als de leden van het Nederlandse Koninklijk Huis, in navolging van het Belgisch Koningshuis de geste doen om niet alleen af te zien van de verhoging van de toelage voor 2010, maar zich ook bereid tonen om, net als de meeste burgers in het land, een steentje bij te dragen door op de toelage in te leveren? Zo niet, waarom niet?

4

Bent u bereid om, daar waar alle

departementen voor 2010 als

taakstelling hebben meegekregen 20% te bezuinigen, en ook de Koning onderdeel is van de begroting, ook de toelagen aan de leden van het Koninklijk Huis door de betrokken werkgroepen mee te laten nemen in de heroverwegingen? Zo niet, waarom niet?

1  Telegraaf.nl, 29 december 2009: «Fabiola en Laurent moeten inleveren».

Antwoord

Antwoord van minister-president Balkenende (Algemene Zaken) (ontvangen 11 januari 2010)

1 Ja.

2 t/m 4

De Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis kent in ons land slechts uitkeringen toe aan de Koning, de vermoedelijk opvolger van de Koning en aan de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan, alsmede aan de echtgenoot of echtgenote van deze personen en niet, zoals in België wel het geval is, aan de overige kinderen van het zittende Staatshoofd. Deze uitkeringen zijn gekoppeld aan de ontwikkeling in de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State, die 100% gekoppeld is aan de CAO van de sector Rijk. Dit is al zo sinds de inwerkingtreding van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis in 1970. Voor dat principe is indertijd bewust gekozen om te voorkomen dat ieder jaar een

discussie over de hoogte van de inkomens van de leden van het Koninklijk Huis hoeft plaats te vinden. Een loonmatiging in de CAO voor de rijksoverheid is dus direct en volledig van invloed op de inkomenscomponent van de Koningin, de vermoedelijk opvolger van de Koningin en de echtgenote van de vermoedelijk opvolger van de Koningin.

In de tweede helft van 2008 is deze methodiek met algemene stemmen door beide Kamers der Staten-Generaal, als bestendige gedragslijn, opnieuw aanvaard. In dat kader heb ik in het debat naar aanleiding van de behandeling van de begroting van de Koning 2010 op 8 oktober 2009 aangegeven, dat het niet wenselijk is om zo kort daarop deze aanpak nu ter discussie te stellen.

Tevens heb ik in dat debat gemeld dat net als alle andere begrotingen, ook begroting I in het kader van de heroverwegingen, kritisch zal worden bezien. De uitkomsten zullen worden betrokken bij het opstellen van de Voorjaarsnota 2010. Daarbij zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over de overwegingen die daarbij door het kabinet zijn gemaakt.

KVR38929 2009Z25434 0910tkkvr1180 ISSN 0921 - 7398 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2010

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, Aanhangsel

2499