Antwoorden op vragen CDA over de mogelijke betrokkenheid van de Zweedse oliemaatschappij Lundin bij mensenrechtenschendingen in Soedan (2010Z09402)

publicatie datum 15 juli 2010
Kamer Tweede Kamer
bevraagde ministerie Buitenlandse Zaken i
beantwoordende ministerie Buitenlandse Zaken i
kamerleden K.G. (Kathleen) Ferrier i
M.C. (Maarten) Haverkamp i
partijen Christen-Democratisch Appèl i

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2009–2010

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

2893

Vragen van de leden Haverkamp en Ferrier (beiden CDA) aan de minister van Buitenlandse Zaken over mogelijke betrokkenheid van de Zweedse oliemaatschappij Lundin bij mensenrechtenschendingen in Soedan (ingezonden 15 juni 2010).

Antwoord van minister Verhagen (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 12 juli 2010).

Vraag 1

Kent u het bericht «Zweeds oliebedrijf betrokken bij geweld in Soedan»1, waarin op basis van het rapport van de European Coalition on Oil (ECOS) het Lundin Consortium wordt beschuldigd mogelijk medeplichtig te zijn geweest aan oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid tijdens de oorlog in het olierijke Block 5A, Soedan in de periode 1997–2003?

Antwoord 1 Ja.

Vraag 2

Ziet u in het rapport aanleiding om de Zweedse, Oostenrijkse en Maleisische regeringen aan te sporen om nader onderzoek te doen naar de betrokkenheid van het Lundin consortium bij de genoemde oorlog in Block 5A, die duizenden slachtoffers vergde en vele duizenden ontheemden tot gevolg had?

Antwoord 2

Het is aan Zweden, Oostenrijk en Maleisië om wel of niet op de aanbeveling van ECOS om de betrokkenheid van het Lundin consortium nader te onderzoeken in te gaan. Ik laat deze afweging aan hen over. Het internationale bureau van het Zweedse Openbaar Ministerie heeft reeds op 21 juni jl. besloten tot het instellen van een onderzoek naar schendingen van het internationaal recht in Soedan in de periode 1997–2003.

Vraag 3

Is het waar dat Lundin, in de tijd dat het bedrijf actief was in Soedan, stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel in Nederland? Klopt het dat Lundin ook op dit moment nog actief is in Nederland, als deelnemer in

Trouw, 8 juni 2010.

ah-tk-20092010-2893 ISSN 0921 - 7398 ’s-Gravenhage 2010

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, Aanhangsel

1

consortia die Nederlandse grondstoffen exploiteren en dat Lundin daarmee een zakenpartner is van de Nederlandse overheid?

Antwoord 3

Lundin Petroleum BV staat sinds 31 oktober 2002 ingeschreven in het handelsregister. Lundin is een holding voor upstream gas exploratie en productieactiviteiten in Nederland en is in die hoedanigheid medevergunninghouder voor het winnen van gas in Nederland. Lundin is zelf niet actief als operator.

Vraag 4

Wilt u consequenties verbinden aan de relatie van de Nederlandse overheid met Lundin indien deze onderneming schuldig is aan medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid? Zo ja, welke?

Antwoord 4

Hangende het eerdergenoemde onderzoek van het Zweedse Openbaar Ministerie is dit in dit stadium niet aan de orde. Hier wil ik niet op vooruitlopen.

Vraag 5

Wat kunt u doen om er toe bij te dragen dat Lundin meewerkt aan nader onderzoek en eventueel bereid is om nabestaanden van de slachtoffers te compenseren?

Antwoord 5

Ik zie hier in eerste instantie een rol weggelegd voor degenen tot wie het rapport zich richt, de regeringen van Zweden, Oostenrijk en Maleisië. Ik laat het aan hen over dit onderwerp met Lundin te bespreken.

Vraag 6

Is het waar dat het recht op compensatie van slachtoffers van de oorlog in Soedan, zoals vastgelegd in het Comprehensive Peace Agreement (CPA), niet of nauwelijks is verwezenlijkt? Wat kan Nederland, als ondertekenaar van het CPA en lid van de Assessment and Evaluation Committee (AEC), doen om compensatie alsnog te realiseren en zo een vredesdividend te creëren voor de bevolking van Soedan?

Antwoord 6

Helaas zijn meerdere aspecten van het CPA, deels door de grote aandacht voor de verkiezingen van april jl. en het aankomende zelfbeschikkingsreferendum, onvoldoende gerealiseerd. Compensatie van slachtoffers is één van deze punten. In de evaluatie van de laatste fase van het CPA zal Nederland het punt van compensatie aan de orde stellen in de AEC.

Vraag 7

Wat kan de internationale gemeenschap, in het bijzonder de landen die betrokken zijn bij de uitvoering van het CPA, doen om het toekomstige management van de olie-industrie in Soedan maatschappelijk verantwoord in te richten en uit te voeren, waarbij ondernemingen bijdragen aan de ontwikkeling en stabiliteit in de grensgebieden tussen Noord en Zuid-Soedan?

Antwoord 7

In de discussies met Noord- en Zuid-Soedan over «post-2011» afspraken is het toekomstige Soedanese beleid ten aanzien van de olie-industrie een belangrijk onderwerp. Onder de ondertekenaars van het CPA wordt dit onderwerp door Noorwegen getrokken. De Noren zijn in regelmatig contact met beide partijen over dit onderwerp.

De internationale gemeenschap is nauw betrokken bij de ontwikkeling en stabilisatie van de grensgebieden. Door druk op de partijen uit te oefenenen om het CPA te implementeren zal geweld als beschreven in het rapport in de toekomst hopelijk kunnen worden voorkomen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, Aanhangsel

2