Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden - Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 1997 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Dit verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 25785 - Wijziging begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1997 (Najaarsnota).

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 1997 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota); Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden  
Document­datum 12-12-1997
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST26326
Kenmerk 25785, nr. 3
Van Staten-Generaal
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1997–1998

25 785

Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 1997 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3

VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 december 1997

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van het wetsvoorstel, brengt verslag uit aan de hand van een lijst van door haar gestelde vragen met de daarop door de regering gegeven antwoorden. Hiermede acht de commissie de openbare beraadslaging genoegzaam voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Wolters

De griffier van de commissie, Van Dijk

1 Samenstelling:

Leden: Wolters (CDA), voorzitter, Van Nieuwenhoven (PvdA), Doelman-Pel (CDA), Biesheuvel (CDA), Vliegenthart (PvdA), ondervoorzitter, Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (GPV), Schimmel (D66), Rosen-möller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Middel (PvdA), Van Hoof (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Adelmund (PvdA), Dankers (CDA), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Van der Stoel (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD) en R. A. Meyer (Groep Nijpels).

Plv. leden: Terpstra (CDA), Oudkerk (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Mulder-van Dam (CDA), A. de Jong (PvdA), Visser-van Doorn (CDA), Van der Vlies (SGP), Fermina (D66), Rabbae (GroenLinks), Van der Ploeg (PvdA), G. de Jong (CDA), Dijksma (PvdA), M.M.H. Kamp (VVD), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Oudkerk (PvdA), Apostolou (PvdA), Heeringa (CDA), Van Boxtel (D66), vacature CD, J.M. de Vries (VVD), B.M. de Vries (VVD), Leerkes (U55+), Van Vliet (D66), Hofstra (VVD), Hoogervorst (VVD) en Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels).

Algemeen

1

Is het mogelijk ook de meerjarige doorwerkingen van mutaties op te

nemen in de suppletore begrotingen?

Met de suppletore begrotingen en in samenhang daarmee de Najaarsnota wordt beoogd een geactualiseerd beeld te presenteren van de begrotingsuitvoering van het lopende begrotingsjaar. Presentatie van wijzigingen in de meerjarenramingen zijn alleen zinvol, indien in het kabinet daarover gelijktijdig besluitvorming plaatsvindt. Budgettaire besluitvorming over meerjarige doorwerking door het kabinet vindt plaats in het kader van de Voorjaarsnota en de voorbereiding van de nieuwe begroting en niet bij Najaarsnota. Zoals toegelicht in de Memorie van Toelichting op artikel 12, lid 3 van de Comptabiliteitswet is het dan ook niet wenselijk om meerjarige doorwerkingen van de wijzigingen in de ramingen aan te geven.

2

Is het mogelijk ook ten aanzien van de premiegefinancierde sector een actualisatie op te nemen in de najaarsnota en suppletore begroting? Zijn er anders dan voor de Toeslagenwet volumegegevens van het Lisv beschikbaar en zo nee, waarom niet?

De voorzitters van de commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Financiën en de Rijksuitgaven hebben op 29 oktober jl. vragen gesteld over de informatievoorziening zorg en sociale zekerheid – in het bijzonder het premiegefinancierde deel – bij de verschillende budgettaire nota’s aan het parlement. U zult over dit onderwerp op korte termijn schriftelijk worden geïnformeerd. In de suppletore begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn gegevens inzake de Toeslagenwet van het Lisv opgenomen. Het Lisv levert ook gegevens met betrekking tot de premiegefinancierde uitgaven. In het antwoord op de genoemde brief van de vier commissies zal worden ingegaan op de te leveren informatievoorziening bij onder meer de najaarsnota.

Artikel U12.04 – Banenpools

3

Waarom wordt de «meevaller» nu pas gemeld? Al in de ontwerpbegroting 1997 is duidelijk dat in afwachting van de WIW geen regeling wordt opgesteld voor de werkervaringsplaatsen en kon dus worden verwacht dat het geld pas in 1998 nodig zou zijn.

Het feit dat de mutatie niet eerder tijdens de begrotingsuitvoering 1997 is aangemeld hangt mede samen met het feit dat in budgettair opzicht een wijziging in het budget voor de werkervaringsplaatsen een spiegelbeeldig effect in de Abw heeft en derhalve voor de begroting als geheel budgettair neutraal is.

Artikel U12.05 – Inkoop sociale diensten bij arbeidsvoorziening

4

Zal er mogelijk sprake zijn van onderbenutting van de uitgaven van de resterende 49 mln. gulden aan inkoop arbeidsvoorziening? Zo ja, kan dat geld volgend jaar worden ingezet of vloeit het terug naar de algemene middelen van het Rijk?

Per ultimo november is f 49 mln uitgegeven aan inkoop arbeidsvoorziening. Er is derhalve bij de begroting 1997 van SZW geen sprake van onderbenutting.

Artikel U13.01 – Algemene Kinderbijslagwet

5

Wanneer is de nadere informatie van de SVB beschikbaar op grond

waarvan de mutaties in dit artikel worden voorgesteld?

Nadere informatie van de SVb wordt verwacht in maart 1998. Op dat moment zijn de feitelijke realisatiecijfers tot en met het vierde kwartaal bekend. Uit zeer voorlopige informatie van de Sociale Verzekeringsbank, kan worden afgeleid dat als gevolg van gewijzigde demografische ontwikkelingen het volume van de groep 16–17-jarigen lager uitkomt. Daarnaast zijn mogelijk, volgens de SVb, de effecten van een aantal beleidsmutaties (afschaffen van kinderbijslag 18–24 jarigen, afschaffen kinderbijslag 16–17-jarige HBO’ers, versoepeling klokureneis) te licht ingeschat. Het ministerie zal op het moment dat de definitieve informatie van de Sociale Verzekeringsbank beschikbaar is de ontwikkeling nader analyseren en dit betrekken bij de volgende ramingsbijstelling.

Artikel U13.03 – Rijksbijdragen

6

Wat zijn de consequenties voor de vermogenspositie van de AWBZ en de ANW en voor het koopkrachtbeeld als gevolg van de verschuiving van de rijksbijdrage AWBZ? Waar is het verschil gebleven van de rijksbijdrage AWBZ die 920 mln. bedroeg en die aan de ANW die 1000 mln. bedraagt?

De vermogenspositie AWBZ is door de verschuiving 1 miljard ongunstiger en die van de ANW 1 miljard gunstiger geworden. De AWBZ-premie en de daaraan gekoppelde vergoeding van werkgevers aan werknemers (overhevelingstoeslag) is – rekening houdende met het gehanteerde uitgangspunt van vermogensinhaal in drie jaar – verhoogd met 0,15%-punt en de ANW-premie is verlaagd met 0,15%-punt. Deze premiemutaties zijn al verwerkt in het koopkrachtbeeld voor 1998, zoals dat in de Sociale Nota is gepresenteerd. Volledigheidshalve staan in onderstaande tabel de partiële inkomenseffecten van het ecarteren van de rijksbijdrage AWBZ en de omzetting in een rijksbijdrage ANW.

Tabel 1: Inkomenseffecten omzetten rijksbijdrage AWBZ in rijksbijdrage ANW, MEV98 (in %)

sociale minima         minimumloon                 modaal mk zk                            mk

  • 1. 
    Ecarteren rijksbijdrage AWBZ1                                   0.0                            0.0                               0.0
  • 2. 
    Invoeren rijksbijdrage ANW2                                     0.1                            0.1                               0.1
  • 3. 
    Totaal                                                                           0.1                            0.1                               0.1

1  Door het ecarteren van de rijksbijdrage AWBZ, stijgt de AWBZ-premie met 0.15%.-punt. De stijging van de AWBZ-premie heeft een stijging van de overhevelingstoeslag (OT) met 0.1%- punt tot gevolg.

2  Als gevolg van de rijksbijdrage ANW, kan de ANW-premie met 0.15%-punt dalen.

De rijksbijdrage AWBZ was voorzien voor een bedrag van f 1 miljard,

waarvan f 920 miljoen was verantwoord in de Voorjaarsnota 1997.

De aanvankelijke voorziene rijksbijdrage van f 1 mld is verschoven naar de

ANW.

Artikel U13.10 – Regeling financiële tegemoetkoming aan ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen

7

Wat is de meerjarige doorwerking van de onderuitputting? Betekent de lagere raming van de structurele uitvoeringskosten van 50% ook dat er 50% minder aanvragen wordt verwacht en dus 50% van het budget structureel over zal blijven?

Op dit moment kan niet worden aangegeven of er sprake is van een meerjarige doorwerking. De onderuitputting in 1997 wordt waarschijnlijk veroorzaakt door onbekendheid met de nieuwe regeling. Een extra voorlichtingscampagne is daarom inmiddels gestart. In 1998 zal een eerste evaluatie van de regeling plaatsvinden waarbij er ook meer zicht op het gebruik van de regeling zal zijn.

De lagere raming van de structurele uitvoeringskosten voor 1998 en volgende jaren houdt geen direct verband met het aantal aanvragen. Het eerste jaar is er in de begroting van de Sociale Verzekeringsbank rekening gehouden met zgn. opstartkosten (investeringen op het gebied van o.m. huisvesting, automatisering en extra personeelskosten). Voor de volgende jaren heeft de SVb op basis van geactualiseerde ramingen aangegeven dat de (structurele) uitvoeringskosten op een lager niveau komen te liggen.

Artikel U14.01 – Algemene bijstandswet

8

Welke volumedaling is het gevolg van de daling van de werkloosheid (in

aantallen)? Is er sprake van een daadwerkelijke stijging van het aantal

uitkeringsgerechtigden? Wat is de stijging op grond van het later in

werking treden van de inzet van uitkeringsgelden of welke geraamde

daling in aantallen heeft niet plaatsgevonden?

Kan een meer duidelijk en systematisch overzicht van groei en daling van

aantallen en bijbehorende kosten gegeven worden?

Er is in 1997 geen sprake van een stijging van het aantal bijstandsgerechtigden. Het gemiddeld aantal bijstandsuitkeringen aan personen tot 65 jaar zal naar verwachting dalen van 485 300 in 1996 naar circa 467 000 in 1997.

In de meest actuele ramingsbijstelling voor het jaar 1997 is rekening gehouden met de volgende substantiële volumemutaties ten opzichte van de Sociale Nota 1997 met de daarbij behorende uitgaven.

mutatie                                                                        volume-effect                  minder/extra uitgaven

ABW (in mln)

werkloosheid                                                                 –2000                             –38

uitstel Wik                                                                     +5400                             +97

ontwikkelingen EAU                                                     +7500                           +150

uitvoering 1997                                                           –10000                           –205

De gunstiger werkloosheidsontwikkeling leidt tot een daling van het bijstandsvolume met 2000 uitkeringen. Het uitstel van de invoering van de WIK leidt ertoe dat de verwachte overheveling van 5400 bijstandsgerechtigden niet in 1997 wordt gerealiseerd. De experimenten met inzet van uitkeringsgelden zijn in 1995 iets later in werking getreden. Hierdoor en door een kortere contractduur dan de voorziene 2 jaar is de geraamde daling van het aantal uitkeringsgerechtigden ongeveer 7500 lager dan was geraamd (in totaal: 16 000). Op grond van nadere uitvoeringsgegevens van gemeenten vindt echter een neerwaartse bijstelling plaats met 10 000.

Het is aannemelijk dat hierin ook een verband ligt met de versterking van de aandacht voor uitstroombevordering.

Per saldo komt het jaargemiddelde bijstandsgerechtigden tot 65 jaar voor het jaar 1997 uit op de eerdergenoemde 467 000.

Artikel U14.06 – Experimenten activering uitkeringsgelden

9

Zal het oorspronkelijke bedrag van 720 mln. gulden dat was geraamd voor de gehele experimenteerperiode wel worden uitgegeven? Of zal er door de kortere contractduur ook uiteindelijk sprake zijn van onderuitputting? Waarom is van het oorspronkelijk geraamde aantal arbeidsplaatsen voor de experimenten dienstverlening maar één zesde deel gerealiseerd?

Bij het ontwikkelen van de regeling is gesteld dat de contracten voor maximaal 2 jaar gesubsidieerd konden worden. Als gevolg van de gemiddeld aanmerkelijk kortere contractduur dan oorspronkelijk werd verwacht, zal het voor de experimenteerperiode oorspronkelijk geraamde bedrag van f 720 miljoen niet geheel worden uitgegeven. Naar de huidige inzichten zullen de uitgaven over de gehele experimenteerperiode maximaal circa f 500 miljoen bedragen. Overigens merk ik daarbij op dat, indien de nieuwe instroom zich gelijkmatig blijft ontwikkelen, het oorspronkelijk voorziene aantal van 20 000 afgesloten contracten wel zal worden benaderd.

Het oorspronkelijk geraamd aantal arbeidsplaatsen voor de experimentele dienstverlening (schoonmaak) was nog gebaseerd op landelijke invoering van de huidige regeling in de begroting 1997.

Tijdens de uitvoering van deze regeling is echter een aantal knelpunten naar voren gekomen, waardoor de landelijke invoering is opgeschort, in afwachting van de voorgenomen nieuwe regeling voor particuliere schoonmaakdiensten die per 1 januari 1998 in werking treedt en hiervoor in de plaats treedt.

10

Is bij de raming van de kosten van de Algemene bijstandswet oorspronkelijk rekening gehouden met de toepassing van de SPAK/VLW? Zo niet, dient dan ook niet een aanpassing plaats te vinden van de raming ten behoeve van de SPAK/VLW?

Bij de oorspronkelijke uitname van de te besparen bijstandsuitkeringen is geen rekening gehouden met de SPAK/VLW, omdat deze werkgeverskortingen op bijstandsuitkeringen niet van toepassing zijn.

Artikel U14.09 – Koopkrachttoeslagen

11

Is er zicht op in welke mate de gemeenten daadwerkelijk de koopkrachttoeslag verstrekken? Op welke wijze vindt daarop registratie plaats? Wat zijn de bevindingen?

De koopkrachttoeslag bestaat uit twee delen. Van het totale bedrag van f 79 mln wordt f 77 mln rechtstreeks (zonder tussenkomst van gemeenten) aan voor de toeslag in aanmerking komende ontvangers van huursubsidie verstrekt. Deze verstrekking vindt plaats via het ministerie van VROM. De overige f 2 mln loopt via de bijzondere bijstand. Gemeenten hebben de beleidsvrijheid de koopkrachttoeslag al dan niet toe te kennen aan personen, die een woonkostentoeslag krachtens de bijzondere bijstand ontvangen.

De registratie van de koopkrachttoeslag die door de gemeenten zijn verstrekt, vindt plaats via de CBS-statistiek bijzondere bijstand.

De gegevens over de door gemeenten verstrekte uitkeringen in het kader van de regeling «koopkrachtreparatie 1996» komen begin 1998 beschikbaar, en op dit moment kan dan ook nog geen definitief beeld worden verstrekt. Signalen omtrent de uitvoering geven echter aan dat de verstrekking van de koopkrachttoeslag in overeenstemming met de bedoelingen van de regeling plaatsvindt. Als de nadere CBS-gegevens beschikbaar zijn, zal ik u hierover nader informeren.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.