Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden - Wijziging begroting Economische Zaken (XIII) voor 1997 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Dit verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 25783 - Wijziging begroting Economische Zaken 1997 (Najaarsnota).

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging begroting Economische Zaken (XIII) voor 1997 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota); Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden  
Document­datum 12-12-1997
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST26533
Kenmerk 25783, nr. 3
Van Staten-Generaal
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1997–1998

25 783

Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 1997 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3

VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 december 1997

De vaste commissie voor Economische Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen aan de hand van een lijst van vragen met de daarop door de regering gegeven antwoorden. Hiermee acht de commissie de openbare beraadslaging genoegzaam voorbereid.

De voorzitter van de commissie, H. Vos

De griffier van de commissie, Tielens-Tripels

1 Samenstelling:

Leden: Mateman (CDA), Blaauw (VVD), Van der Vlies (SGP), H. Vos (PvdA), voorzitter, Van Gelder (PvdA), Smits (CDA), Ter Veer (D66), G. de Jong (CDA), Leers (CDA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Hessing (VVD), Crone (PvdA), Vacature CD, Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66), Vacature PvdA en Hofstra (VVD). Plv. leden: Ten Hoopen (CDA), Van Rey (VVD), Van Middelkoop (GPV), Woltjer (PvdA), Sterk (PvdA), De Haan (CDA), Ybema (D66), Wolters (CDA), Lansink (CDA), Terpstra (CDA), Weisglas (VVD), Verbugt (VVD), R. A. Meyer (Groep Nijpels), M. B. Vos (GroenLinks), Bakker (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Klein Molekamp (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Poppe (SP), Leerkes (U55+), Verspaget (PvdA), Adelmund (PvdA), Roethof (D66), Feenstra (PvdA), Passtoors (VVD).

Algemeen

1

Met name in de artikelsgewijze toelichting bij de voorgestelde mutaties wordt niet het onderscheid gemaakt tussen de wijzigingen die al in de begroting cq de miljoenennota zijn aangekondigd en de wijzigingen die pas bij de Najaarsnota/tweede suppletoire begroting voor het eerst aan de Kamer worden gemeld. Kan worden toegezegd dat in het kader van de transparantie in het vervolg deze duidelijkheid wel wordt geboden, zowel qua hoeveelheid financiële middelen als voor wat betreft aanwending van deze middelen ten behoeve van concreet beleid?

In het Algemeen deel van de Memorie van Toelichting is op totaalniveau een splitsing aangebracht tussen de mutaties die zijn aangekondigd in de miljoenennota 1998 en de nadere wijzigingen bij Najaarsnota 1997. In de Artikelsgewijze toelichting is hier niet voor gekozen. Reden is dat de aangekondigde mutaties bij miljoenennota 1998 pas bij tweede suppletore begroting 1997 formeel aan de Kamer ter autorisatie worden aangeboden. Voor een beter beeld zijn deze mutaties samengevoegd en als één geheel toegelicht. Conform uw verzoek zal in de toekomst de splitsing wel weer worden aangebracht.

2

Wat is de reden van de grote financiële meevallers in de EZ-begroting? Er

is bij de tweede suppletoire immers sprake van in ieder geval 175 miljoen

aanmeevallers.

Zowel aan de uitgavenkant als aan de ontvangstenkant van de EZ-begroting hebben zich financiële meevallers voorgedaan. Er liggen diverse oorzaken ten grondslag aan deze meevallers. De wijzigingen staan globaal toegelicht in het Algemeen deel van de Memorie van Toelichting en uitgebreider in de artikelsgewijze toelichting. Bij de uitgaven hebben zich de grootste meevallers voorgedaan bij de HGIS (HBT 07) en artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering. De oorzaken van de meevallers bij de ontvangsten variëren van een vervroegde aflossing van een lening (Hoogovens) tot gunstige economische ontwikkelingen (terugontvangsten Technische Ontwikkelingskredieten).

Artikel 01.12 Europees Octrooibureau

3

Zowel de raming van het aantal onderzoeken als het tarief per onderzoek door het Europees Octrooibureau is opwaarts bijgesteld. Wijst het optreden van schaalnadelen op ondercapaciteit bij het Europees Octrooibureau?

Het Bureau voor de Industriële Eigendom besteedt de nieuwheids-onderzoeken in het kader van de bij haar ingediende internationale octrooiaanvragen uit aan het Europees Octrooibureau. De opwaartse bijstelling van de raming is het gevolg van een groter aantal (aangevraagde en in rekening gebrachte) nieuwheidsonderzoeken alsmede een hoger tarief per onderzoek. Deze verhoging vloeit voort uit het feit dat het tarief in de ontwerpbegroting gelijk is aan het voorschottarief 1996. Inmiddels heeft EOB het voorschottarief 1997 vastgesteld. Deze opwaartse bijstellingen vormen derhalve geen reden om aan te nemen dat bij het Europees Octrooibureau sprake is van schaalnadelen, noch van ondercapaciteit.

Artikel 01.55 Bijdrage aan het agentschap Senter

4

Welke aanvullende opdrachten aan Senter maken voor welk bedrag een

verhoging van de dekking van de uitvoeringskosten met bijnaf7miljoen

noodzakelijk?

De volgende aanvullende opdrachten (waarvoor geen of onvoldoende budget aanwezig was) zijn aan Senter verstrekt:

– opdrachtverstrekking aan het EG-Liaison (3,094 mln);

– uitvoeringskosten voor projecten op grond van het CO-2-reductieplan

(1,25 mln); – programma Technologie en Samenleving (0,5 mln); – bilaterale technologische samenwerking Indonesië (0,5 mln) – uitvoeringskosten Programma Samenwerking Opkomende Markten

(0,484 mln); – uitvoeringskosten Besluit subsidies Exportfinanciering (0,378 mln); – het Project Interest Groups (0,214 mln); – uitvoeringskosten Israëlproject (0,115 mln); – uitvoeringskosten Exportfinancieringsarrangement Indonesië (0,19

mln); – uitvoeringskosten subsidieregeling Branchecentra voor Technologie

(0,17 mln); – uitvoeringskosten Subsidieregeling exportmedewerkers midden- en kleinbedrijf (0,096 mln);

Artikel 01.61 Personeel en materieel EZ excl. CBS

5

Waarom moet de raming verhoogd worden?

Op artikel 01.61 zijn de uitgaven geraamd die verband houden met verplichtingen die vóór 1997 zijn aangegaan. De verhoging van de uitgavenraming vloeit voort uit een actualisatie van geraamde betalingen in 1997 op deze nog niet afgewikkelde verplichtingen.

Artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering

6

Waardoor is de meevaller van 16,5 miljoen op de post specifieke

bedrijfsgerichte technologiestimulering ontstaan?

Op artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering staan diverse instrumenten geraamd voor technologiebeleid. Voor een groot deel betreft het subsidieregelingen waarvoor het moment van betaling afhankelijk is van het moment van declaratie door de subsidie-ontvanger. Het bedrag dat begin 1997 is ingeschat voor betalingen op de diverse instrumenten blijkt medio oktober per saldo 16,5 mln te hoog te zijn. Om deze reden is de raming met dit bedrag neerwaarts bijgesteld.

7

Waarom heeft er bij de begroting van 1998 geen structureel neerwaartse

bijstelling op dit artikel plaatsgevonden?

Het verplichtingenbudget op 02.02 staat eerder onder druk dan dat er budget zou kunnen vrijvallen. Het verplichtingenbudget 1997 zal dan ook volledig worden uitgeput. Het structurele kasbudget vloeit direct voort uit het verplichtingenbudget. Een structurele verlaging zou alleen mogelijk zijn indien de aangegane verplichtingen niet volledig tot betaling komen, danwel in een langzamer ritme dan voorzien. Dit is echter niet het geval.

Daarom is er thans geen reden het kasbudget op dit artikel structureel te verlagen.

8

Waaraan wordt de verhoging van de verplichtingenraming voor

flankerend beleid met 6,777 miljoen, ten laste van dit artikel, besteed?

De ophoging van het budget voor flankerend beleid wordt aangewend voor een bijdrage aan een R&D-project van een onderneming uit de chemie, waarbij ook de kennisinfrastructuur is betrokken. De Kamer is reeds eerder vertrouwelijk geïnformeerd over dit project. De bijdrage zal overigens worden verantwoord op het artikelonderdeel «Stimulering Strategische Samenwerking».

9

Waarom komt de verhoging van de verplichtingen op dit artikel met

f 36,486 miljoen afkomstig van artikel 02.09 (Speur- en ontwikkelingswerk)

niet overeen met de bijbehorende verlaging van het budget bij artikel

02.09 metf37,5 miljoen?

Het verschil wordt veroorzaakt door de verschillende welke op de betreffende artikel(onderdelen) worden gehanteerd intrekkingspercentages (7,5% op artikel 02.02 en 10% op artikel 02.09). Op netto-verplichtingenbasis sluit de overheveling wel op nul.

Artikel 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering

10

Waarom leidt de intrekking van in voorgaande jaren aangegane verplichtingen voor het artikelonderdeel Micro-elektronicastimulering niet tot een verlaging van de verplichtingenraming die de verhoging metf20 miljoen neutraliseert? Zal het opnieuw inzetten vanf20 miljoen niet wederom door de Europese Commissie verhinderd kunnen worden?

De verhoging van het verplichtingenbudget 1997 wordt inderdaad gecompenseerd door een verlaging van het saldo openstaande verplichtingen. Dit betreft echter verplichtingen die in 1995 en in 1996 zijn aangegaan en heeft derhalve geen effect op het verplichtingenbudget 1997. Het wordt dan ook niet zichtbaar in de tweede suppletore begroting voor 1997. In de financiële verantwoording 1997 wordt de verlaging van het saldo openstaande verplichtingen wel zichtbaar.

De Europese Commissie is inmiddels akkoord gegaan met de betreffende subsidies.

11

In verband met de eerder dan verwachte goedkeuring van de Europese Commissie voor een aantal projecten op het artikelonderdeel Micro-elektronicastimulering wordt de uitgavenraming metf42,8 miljoen verhoogd, terwijl die in een eerder stadium (in afwachting van de besluitvorming) metf30 miljoen was verlaagd. Hoe is het verschil van f 12,8 mln te verklaren?

De betalingen op het artikel Micro-elektronicastimulering hebben betrekking op een groot aantal projecten. Ten tijde van het opstellen van de onderhavige suppletore begrotingswet werd een inschatting gemaakt van de kans op goedkeuring per project. De 12,8 mln heeft derhalve betrekking op projecten waarvoor in de stand ontwerp-begroting nog geen rekening werd gehouden met een betaling in 1997. Bij de eerste suppletore begroting werd nog steeds geen betaling voorzien. Bij de tweede suppletore begroting werd ingeschat dat op deze projecten wel een betaling zou plaatsvinden. Inmiddels is gebleken dat deze inschatting te voorzichtig is geweest. Daarom heb ik middels een Nota van Wijziging de raming met nog eens 16 mln verhoogd.

Artikel 02.07 Internationale ruimtevaartprogramma’s

12

Hoe kan op een post van 15,5 miljoen aan verplichtingen een

overschrijding ontstaan van 16 miljoen aan inflatie en wisselkoersen?

De 16 mln aan inflatie en wisselkoersverliezen dient te worden gerelateerd aan het saldo aan openstaande verplichtingen en niet aan de contributie aan ESA waarop de 15,5 mln grotendeels betrekking heeft. Op grond van het ESA-verdrag is een lidstaat gehouden jaarlijks haar verplichtingen voor ESA-programma’s op te hogen voor de inflatie- en wisselkoerseffecten. Het saldo openstaande verplichtingen op het ruimtevaartartikel bedroeg per 1-1-1997 ca. 385 mln. De inflatie en wisselkoerseffecten bedragen derhalve ca. 4,2%. Met name de wisselkoerscomponent weegt relatief zwaar als gevolg van de verslechterde positie van de gulden ten opzichte van de ECU.

13

Wat moet worden verstaan onder «administratief-technische verhogingen van bestaande verplichtingen» als gevolg van inflatie en wisselkoerseffecten? Waarom is het hiervoor benodigde bedrag vanf16 miljoen zo groot (het zorgt voor een verdubbeling van de oorspronkelijk vastgestelde begroting)?

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 12.

14

Kan iets meer verteld worden over de technologieprogramma’s ARTES 5,

TDP2 en GSTP?

In ARTES 5 voert de industrie studies uit, gericht op de ontwikkeling en evaluatie van telecommunicatietechnieken. De verkregen «technology readiness» kan worden gebruikt in de bouw van satellieten. Het Nederlandse belang is vooral gericht op het «rijper» maken van de bestaande ruimtevaartactiviteiten in het telecommunicatieveld om zodoende de concurrentiekracht te verbeteren. Het gaat dan m.n. om zonnepanelen, structuuronderdelen en sensoren.

Het General Support Technology Programme (GSTP) is het ESA-programma waarin de kritische technologieën worden ontwikkeld, om daarmee de technologische risico’s van de projecten binnen aanvaardbare grenzen te houden. Relevante technologievelden voor Nederland in GSTP zijn: crew support systemen, simulatie applicaties inclusief virtual reality, automatisering t.b.v. micrograviteit, biologische luchtfilter, tele-operation werkstation, lanceervoertuigen (materialen en stuwstoffen). Het «Technology Demonstrator Project» (TDP2) betreft de ontwikkeling van de zogenaamde Sloshsat-satelliet. Met deze satelliet worden de gedragingen van vloeistoffen in de ruimte getest. Sloshsat is binnen ESA de eerste satelliet van de toekomstige generatie van kleine satellieten, die met minimale documentatie in een relatief korte tijd gerealiseerd worden. De verwachting is dat deze «small missions» met «small sats» in de toekomst een steeds groter deel van de ESAØmissies gaan uitmaken.

Artikel 02.09 Speur- en ontwikkelingswerk

15

Welke maatregelen gaat de regering nemen om de met de TOK samenhangende doelstellingen te realiseren?

Het aantal grote TOKØaanvragen is lager dan voorzien en de behandelingsduur van de aanvragen is langer doordat met betrekking tot grote TOKØaanvragen ook EU-instemming noodzakelijk is (zie ook antwoord op vraag 17). Hierdoor konden enkele toezeggingen voor grote projecten niet meer in 1997 worden afgerond.

Thans wordt bezien wat de oorzaken zijn geweest van het lagere aantal grote TOKØaanvragen. Ik zal u nader informeren over de uitkomst van deze analyse en de te ondernemen acties.

16

De verplichtingenraming voor het TOK wordt metf40 miljoen verlaagd, terwijl het budget voor dit artikel metf37,5 miljoen wordt verminderd in verband met een overheveling uit het artikelonderdeel TOK naar artikel 02.02. Wat gebeurt er met de resterendef2,5 miljoen?

In de ontwerpbegroting 1997 is een TOK-budget van 120 mln via kengetallen toegelicht. Bij eerste suppletore begroting 1997 is het via kengetallen toegelichte verplichtingenbedrag verlaagd met f 2,5 mln tot f 117,5 mln (zie Kamerstukken II 1996/97, 25 359, nr. 2, blz. 9). In de kengetallentabel die is opgenomen bij de tweede suppletore begroting is als vorige raming het «oorspronkelijke» bedrag van f 120 mln opgenomen. Dit veroorzaakt het geconstateerde verschil van f 2,5 mln.

17

Het aantal gehonoreerde aanvragen TOK-groot blijft achter bij de verwachting als gevolg van de complexiteit van de projecten. Waar zitten precies de knelpunten? Waarom valt de gemiddelde omvang van de TOK-klein-projecten lager uit dan geraamd?

Grote TOK-projecten worden individueel aan Brussel voorgelegd. Hierdoor wordt de aanvraag niet alleen gelegd naast de criteria van de TOK-regeling maar ook getoetst aan het O&O-steunkader van de EU. Veel tijd gaat zitten in het goed formuleren en het afbakenen van het project. Het is nog niet duidelijk waarom de aanvragen voor kleine TOK-projecten gemiddeld lager zijn dan geraamd. Dit zal nog nader worden bezien. Naar verwachting heeft dit een incidenteel karakter.

Artikel 02.12 Technologische infrastructuur

18

Op welke wijze wordt de meevaller vanf13 miljoen bij de TTI’s aangewend? Waarom is van deze meevaller slechtsf10,2 mln (de overheveling naar artikel 04.10 en 05.22) in de cijfers terug te vinden?

Voorgesteld wordt een bedrag van f 4,7 mln aan te wenden voor de financiering van de vervanging van de nationale standaarden (artikel 05.22). Verder is een bedrag van f 5,5 mln ingezet voor de uitvoering van een project in het economisch stimuleringsgebied Waalhaven-Zuid in Rotterdam (artikel 04.10). Het verschil tussen de meevaller van f 13 mln en de in de cijfers verwerkte f 10,2 mln vindt zijn oorzaak in het feit dat een bedrag van f 2,8 mln binnen het totaal van het artikel 02.12 is aangewend, namelijk f 1,1 mln ter compensatie van de overschrijding van het IOP-budget en f 1,7 mln voor herschikking binnen het artikel.

Artikel 03.01 Crisisbeheersing

19

Wat zou een project op het gebied van distributiesystemen te maken

hebben gehad met crisisbeheersing?

EZ is in tijden van crises verantwoordelijk voor de instandhouding van vitale goederenstromen en diensten. Het project heeft betrekking op de automatisering van de distributie van met name brandstof en primaire levensbehoeften.

Artikel 03.05 Steun Scheepsbouw

20

Welke risico’s gaan gepaard met een kapitaalinjectie aan de NESEC? Hoe groot is de kans dat dit bedrag verloren gaat door mislukte investeringen? (blz. 20)

Voorzien is thans een financiering aan NESEC in de vorm van een lening onder de voorwaarde dat banken onder gelijke condities ook kredieten zullen verstrekken. De uitwerking hiervan vergt meer tijd waardoor de geraamde betaling aan NESEC niet meer in 1997 kan plaatsvinden (ik heb dit in een Nota van Wijziging op de tweede suppletore gemeld). De risico’s die met de verstrekking gepaard gaan zijn overzienbare commerciële risico’s. Dit mag blijken uit de participatie van de banken.

Artikel 04.01 Bijdragen ten behoeve van regionale ontwikkelingsmaatschappijen en overige

21

Waarom leidt de wijziging in de vermogensverhoudingen bij de OOM tot een, kennelijk onvoorziene, stijging van zowel de uitgaven als de ontvangsten metf1,56 mln?

De herstructurering van het participatiebedrijf Overijsselse Ontwikkelingsmaatschappij N.V. (OOM), waarover de vaste commissie voor Economische Zaken door de Staatssecretaris bij brief van 13-12-1996 (Kamerstukken II 1996/97, 25 091, nr. 2) is geïnformeerd, is middels het passeren van een notariële akte van 24-12-1996 geëffectureerd. Uit deze notariële akte vloeit een ontvangsten- en uitgavenraming voort die in 1997 verantwoord dient te worden. Een en ander dient gezien te worden als een puur administratieve handeling die volgens de Comptabiliteitswet verplicht is in het kader van het bruto boeken en leidt dus niet tot daadwerkelijke kasstromen.

Artikel 04.10 Stimulering Ruimte voor Economische Activiteit

22

Wordt met het project «Onderzoek wet- en regelgeving toeristische sector» het KPMG/BEA-rapport bedoeld? Zo ja, heeft dit rapport inderdaad f 77 000 gekost? Zo ja, hoe verhoudt dit bedrag zich tot het gegeven dat het Bureau voor Economische Argumentatie bij zijn rapportage de conclusie als uitgangspuntneemt?

Ja, met het project «Onderzoek wet- en regelgeving toeristische sector» wordt inderdaad het rapport bedoeld. De prijs van dat rapport bedroeg f 77 000 (afgerond).

Het Bureau voor Economische Argumentatie neemt als uitgangspunt bij zijn rapportage niet de conclusie, maar de klacht die vanuit de toeristisch-recreatieve sector bij herhaling is geuit. De klacht houdt in dat de ondernemers last zouden ondervinden van wet- en regelgeving door diverse overheden, evenals van de wijze waarop deze in de praktijk wordt toegepast. De vraag aan BEA was om na te gaan of deze situatie voor de ondernemers inderdaad tot reële knelpunten leidt. De conclusie waartoe de onderzoekers komen is, dat inderdaad sprake is van werkelijke belemmeringen. Deze kunnen volgens de onderzoekers in vele gevallen worden teruggevoerd «op de relatie tussen (met name lokale) overheden en ondernemers» (pagina 16 van het rapport). Op dit punt zal ik in de naaste toekomst initiatieven ontwikkelen om tot verbetering te komen.

Artikel 07.03 Stimulering exportactiviteiten

23

Kan uit de verhoging van de verplichtingenraming voor het Exportfinancieringsinstrument Indonesië (EFI) metf120 miljoen en de verlaging van de uitgavenraming worden opgemaakt dat het gebruik van dit instrument na een trage start op gang begint te komen? Welk deel van de uitgavenverlaging vanf15,311 miljoen heeft eigenlijk betrekking op het artikelonderdeel BSE en welk deel op EFI?

Nee, uit de verlaging van de uitgavenraming mag niet geconcludeerd worden dat het EFI een trage start heeft gehad. Het EFI heeft inmiddels wel een grote vlucht genomen. De uitgavenverlaging van f 15,311 mln komt voor f 8,321 mln ten laste van BSE en voor f 6,990 mln ten laste van EFI en hangt samen met verlagingen in het kasritme.

Artikel 08.01 Investeringsbijdragen en investeringstoeslagen

24

Welke effecten zijn er de oorzaak van dat de WIR-knip groter is dan was

geraamd?

Het effect van de temporiseringsmaatregel (WIR-knip) is het saldo van aan de ene kant de in dat jaar getemporiseerde verrekende WIR-aanspraken en aan de andere kant van betalingen op grond van in voorgaande jaren «geknipte» WIR-verrekeningen. Het deel van de verrekende WIR-aanspraken dat onder de werking van deze maatregel valt was in de eerste helft van 1997 geringer dan op basis van de ontwikkelingen in de voorafgaande jaren werd verwacht. Daardoor kwam het saldo-effect van de WIR-knip hoger uit dan was geraamd.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.