Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake de wijze waarop de stemwaarde van de leden van het nieuw in te stellen kiescollege zal worden bepaald - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Deze brief is onder nr. E toegevoegd aan wetsvoorstel 35418 - Door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer (Grondwetswijziging, eerste lezing) i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal; Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake de wijze waarop de stemwaarde van de leden van het nieuw in te stellen kiescollege zal worden bepaald
Document­datum 05-10-2020
Publicatie­datum 05-10-2020
Nummer KST35418E
Kenmerk 35418, nr. E
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2021

Vergaderjaar 2020-

35 418

Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haagt, 5 oktober 2020

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken 35 418) in de Tweede Kamer heb ik toegezegd voorlichting te vragen aan de Afdeling advisering van de Raad van State over de wijze waarop de stemwaarde van de leden van het nieuw in te stellen kiescollege zal worden bepaald (Kamerstukken II 2019/20, 35 419, nr. 9, p. 25).

Op 11 juni jl. heb ik de Afdeling om voorlichting gevraagd. In het verzoek om voorlichting1, dat voor uw kennisneming is bijgevoegd, heb ik de Afdeling gevraagd welke mogelijkheden zij ziet om binnen het samenstel van bepalingen van de Grondwet, te zijner tijd in de (Kies)wet de stemwaarde te bepalen van de leden van het kiescollege voor Nederlanders in het buitenland, bedoeld in het hiervoor genoemde Grondwetsvoorstel. Ook heb ik gevraagd daarbij aan te geven hoe de verschillende mogelijkheden zich verhouden tot de Grondwettelijke kaders in het algemeen en het beginsel van de evenredige vertegenwoordiging en de wijze waarop de verkiezing van de Eerste Kamer wordt beschouwd in het bijzonder.

De Afdeling heeft haar voorlichting2 uitgebracht op 30 september jl. Deze treft u aan als bijlage bij deze brief.

De Afdeling komt tot de conclusie dat het niet mogelijk is om, ervan uitgaande dat de bestaande rekenmethode voor kiezers binnen Nederland niet wordt aangepast, optimaal recht te doen aan zowel artikel 4 als artikel

1    Ter inzage gelegd bij de Directie Inhoud.

2    Ter inzage gelegd bij de Directie Inhoud.

kst-35418-E ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2020

53 Grondwet. De Afdeling wijst er op dat beide artikelen echter ruimte bieden voor de wetgever om uitzonderingen te maken en dat de optie om de stemwaarde voor kiezers buiten Nederland te bepalen op basis van de uitgebrachte stemmen, binnen de kaders past die de Grondwet stelt.

De Afdeling noemt als tweede (theoretische) optie om ook de stemwaarde van de leden van provinciale staten en de kiescolleges in de Caribische openbare lichamen te bepalen op basis van het aantal uitgebrachte stemmen bij de laatste verkiezingen voor provinciale staten en de kiescolleges in de Caribische openbare lichamen. Tegen deze optie bestaan naar het oordeel van de Afdeling geen grondwettelijke bezwaren, maar zij moet wel worden gezien als een fundamentele heroverweging van het karakter van de verkiezing van de Eerste Kamer. Een zodanige heroverweging ligt volgens de Afdeling niet voor de hand.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

Eerste Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 35 418, E 2


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.