Artikel 111: Benoeming officieren en bevelhebbers, looptijd, incompatibiliteiten

110
Artikel 111
112

Het benoemt uit de Officieren, in dienst of soldij der Republiek, wanneer dezelve met vijandlijkheden bedreigd word, de Bevelhebbers der Vloot of Armée, of van eenig gedeelte derzelve, op Instructiën, door het Vertegenwoordigend Lichaam goedgekeurd, en met onverwijlde kennisgeving aan hetzelve.

Dit Bevelhebberschap word opgedragen voor eenen bepaalden tijd, en kan de last daartoe, zelfs binnen dien tijd, worden ingetrokken.

Het algemeen Bevel over de Vloot en Armée word nimmer aan denzelfden Persoon, noch ook immer, één van beiden, aan één, of meer, of aan alle de Leden van het Uitvoerend Bewind, en even weinig aan een aftredend Lid van hetzelve, dan na verloop van twee jaaren zederd deszelfs aftreding, opgedragen.

De benoemde Generaals en Admiraals mogen aan de Leden van het Uitvoerend Bewind niet vermaagschapt zijn, tot in den derden graad van bloedverwantschap of zwagerschap.