Beleid ontwikkelingssamenwerking
Het ontwikkelingsbeleid van de EU is erop gericht om hulp te bieden en handel te drijven. Achtergebleven bevolkingsgroepen moeten weer controle krijgen over hun eigen ontwikkeling. Deze ontwikkeling moet op duurzame wijze en in onderlinge samenwerking plaatsvinden.
Het grootste deel van de Europese ontwikkelingshulp wordt gefinancierd uit het Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI). Ook kunnen organisaties met projecten in ontwikkelingslanden goedkope leningen afsluiten bij de Europese Investeringsbank. De uitvoering van de ontwikkelingssamenwerking ligt bij de Europese Commissie. Er is een afzonderlijke commissaris voor het beleid humanitaire hulp en rampenbestrijding, namelijk de Eurocommissaris voor Crisisbeheer, en een Eurocommissaris voor Internationale Partnerschappen.
De aanpak van klimaatverandering en migratie staan tegenwoordig hoog op de agenda van dit beleidsterrein. In grote lijnen sluit het EU-ontwikkelingsbeleid aan bij de doelen van de VN-Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling. Dit is een mondiaal programma met als doel armoede uit te bannen. De EU en haar lidstaten verstrekten in 2019 in totaal circa 85 miljard euro aan officiële ontwikkelingshulp. In november 2021 presenteerde de Europese Commissie de Global Gateway, een democratisch en economisch antwoord op het Chinese Belt and Road, met als focus duurzame projecten in Azië en Afrika.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Oprichting Europees Ontwikkelingsfonds (EOF)
Sinds de oprichting van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) middels het Verdrag van Rome in 1957 is ontwikkelingshulp een centraal thema in de EU.
Hervorming beleid
In oktober 2011 is het beleid van de EU voor ontwikkelingssamenwerking hervormd. Doel van deze hervormingen was Europese ontwikkelingshulp meer te richten op regio's, landen en staten die de hulp het meest kunnen gebruiken. Landen en regio's die zelf over genoeg middelen beschikken, ontvangen geen subsidies meer, maar zullen profiteren van hulp in de vorm van partnerschappen met de Unie.
De Europese Commissie heeft destijds negen financiële instrumenten ingevoerd voor het uitvoeren van het beleid ontwikkelingssamenwerking. De Europese Unie sluit daarbij met ieder land dat ontwikkelingshulp ontvangt een verdrag over een 'nationaal indicatief programma' (NIP). Daarin worden per land specifieke doelen vastgelegd die met de steun van de EU bereikt moeten worden. In 2014 werden de eerste NIP-akkoorden gesloten, gebaseerd op analyses van het hulpbehoevende land en het overheidsbeleid.
VN-Agenda 2030
In september 2015 werd het verdrag voor de VN-Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling goedgekeurd, waar de EU als actieve partner aan meegewerkt heeft. In september 2019 presenteerde de EU een gezamenlijk verslag dat elke vier jaar wordt gepubliceerd, waar de EU-maatregelen om de Agenda 2030 te verwezenlijken in beschreven staan.
NDICI
Sinds 2021 is de financieringsaanpak van de EU voor ontwikkelingssamenwerking gewijzigd. Vanaf dat jaar wordt de ontwikkelingshulp van de EU verleend door het Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI). In totaal is 79,5 miljard euro aan dit instrument toegewezen voor de periode 2021-2027. De invoer van dit instrument vereenvoudigde de externe financieringsstructuur van de EU: eerdere programma's werden samengevoegd en het omvat de samenwerking met alle derde landen (met uitzondering van (potentiële) kandidaatlidstaten en Turkije).
NDICI steunt op drie pijlers. Een geografische pijler, die bestaat uit programma's voor landen in het Europese nabuurschap, Sub Sahara Afrika, Azië, Noord- en Zuid-Amerika en het Caribisch gebied. De programma's zijn gericht op goed bestuur, armoedebestrijding, migratie, milieu en klimaatverandering, veiligheid en vrede. De tweede pijler is de thematische pijler. Deze bestaat uit wereldprogramma's met betrekking tot mensenrechten en democratie, maatschappelijke organisaties en mondiale uitdagingen. De derde pijler, de snelle respons, bevat een snelle responscapaciteit voor crisisbeheer, conflictpreventie en vredesopbouw.
Global Gateway
In november 2021 presenteerde de Europese Commissie de zogenoemde Global Gateway. Met dit plan wil de Commissie investeren in infrastructurele projecten in vooral Azië en Afrika. De focus ligt hierbij op groene energie en vervoer, maar ook op het opzetten van gezondheidssystemen en onderwijs. Met gunstige leningen en garanties wil de Commissie met name particuliere investeerders overtuigen om tot 2027 circa 300 miljard euro te investeren. Global Gateway moet een democratisch en economisch antwoord worden op het Chinese Belt and Road.
Opzet van samenwerkingsverbanden
De EU heeft een speciaal samenwerkingsverband met de leden van de Organisatie van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (OACPS, voorheen de ACS-landen), dat gebaseerd is op de Cotonou-overeenkomst. In 2021 werd onderhandeld over een post-Cotonou-overeenkomst, een nieuwe partnerschapsovereenkomst waarin de politieke, economische en sectorale samenwerking voor de komende twintig jaar wordt vastgesteld. Eerder werd deze samenwerking al geregeld in de overeenkomst van Lomé, die in 1975 was gesloten.
Naast het actieve samenwerkingsverband met de ACS-landen, bestaat er ook nauwe samenwerking met de overzeese gebieden die onderdeel uitmaken van Denemarken, Frankrijk, en Nederland en zo verbonden zijn met de Europese Unie.
Verder wordt er samengewerkt met de landen in het zuidelijk en oostelijk gedeelte van het Middellandse Zeegebied, landen in Midden- en Oost-Europa en voormalige Sovjetrepublieken in Centraal-Azië. De Europese Unie koppelt steun voor landen in Afrika en het Midden-Oosten aan medewerking bij het in de eigen regio te houden of weer opnemen van migranten, met als doel de migratiestromen in te perken en het aantal mensen dat tijdens hun reis omkomt, terug te dringen.
De uitvoering van het Europese ontwikkelingsbeleid, de gunning van contracten en de onderhandelingen met (bijvoorbeeld) Afrikaanse overheden over de besteding van ontwikkelingsgelden berust bij de Europese Commissie. Bij de besluitvorming op dit beleidsterrein spelen de Europese Commissie, de Raad en het Europees Parlement een rol. De besluitvorming verloopt volgens de gewone wetgevingsprocedure.
Europees orgaan |
Verantwoordelijke |
---|---|
Europese Commissie |
Eurocommissaris voor Crisisbeheer |
Parlementaire commissie Europees Parlement |
|
Nederlands lid commissie Europees Parlement |
Er zitten geen Nederlandse leden in deze commissie |
Raad van de Europese Unie |
|
Nederlandse afvaardiging Raad van Ministers |
Liesje Schreinemacher (VVD), minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
Invloed nationale parlementen
Nationale parlementen van de lidstaten kunnen binnen acht weken nadat de Europese Commissie een voorstel heeft bekendgemaakt, laten weten dat de Europese Unie zich niet met het onderwerp zou moeten bezighouden.
Vanuit het Nederlandse parlement zijn bij dit beleidsterrein betrokken:
Nederland orgaan |
Verantwoordelijke |
---|---|
Tweede Kamer |
Tweede Kamercommissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BuHaOS) |
Eerste Kamer |
Eerste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) |
Betrokken bij uitvoering
Betrokken instantie EU/internationaal |
Verantwoordelijke |
---|---|
Directoraat-Generaal |
|
Organisatie |
Algemeen overzicht EU
Factsheet Europees Parlement
-
Algemene beginselen ontwikkelingsbeleid (Engels)
-
Handelsregelingen voor ontwikkelingslanden (Engels)
-
Humanitaire hulp (Engels)
-
Relaties met ontwikkelingslanden in Afrika (Engels)
-
Relaties met ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied (Engels)
-
Relaties met ontwikkelingslanden in Zuidoost-Azië (Engels)
-
Relaties met ontwikkelingslanden in Oost-Azië (Engels)
-
Relaties met ontwikkelingslanden in Zuid-Azië (Engels)
-
Relaties met landen in de Stille Oceaan (Engels)
Wetgevingsoverzicht
Betrokken instanties internationaal