Regionaal beleid

italie
Bron: © Liesbeth Weijs

De Europese Unie is een van de rijkste continenten van de wereld, maar er bestaan in Europa grote welvaartsverschillen tussen de regio's. Het regionaal beleid heeft als doel deze verschillen te verkleinen. De twee uitgangspunten zijn solidariteit en cohesie, ofwel samenhang en aansluiting. Solidariteit omdat de rijkere gebieden binnen de EU een helpende hand bieden aan minder welvarende delen. Cohesie omdat het verkleinen van de economische verschillen uiteindelijk structureel kan bijdragen aan de welvaart van iedere EU-burger. Het regionaal beleid wordt daarom ook wel cohesiebeleid genoemd.

De doelstellingen van het Europees regionaal beleid zijn in te delen in drie categorieën: (1) Iedere regio helpen het beste uit zichzelf te halen, (2) de concurrentiekracht en werkgelegenheid vergroten door investeringen in sectoren met groeimogelijkheden (3) en de levensstandaard in nieuw toegetreden EU-landen snel naar het gemiddelde van de Unie brengen.

Vooral met de komst van tien nieuwe lidstaten in 2004 werden de verschillen tussen arm en rijk groter. Ter bevordering van de economie in economisch achtergestelde regio's heeft de EU drie structuurfondsen opgezet: het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds. Deze fondsen zijn voornamelijk van belang voor de ontwikkeling van infrastructuur en werkgelegenheid in de armere regio's.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Mijlpalen

2020: Vijf nieuwe doelen voor het cohesie beleid

Er werden vijf nieuwe doelen voor het cohesie beleid van 2021 tot 2027 geïntroduceerd. Deze doelen richtten de fonds zo in dat ze vooral zouden gaan bijdragen aan de transitie naar groene energie en digitalisering. Lokale autoriteiten kregen meer zeggenschap in het beheer van de fondsen en bovendien werd de administratieve last verder vereenvoudigd.

2014: Nieuwe economische omstandigheden

Het beleid werd aangepast vanwege nieuwe economische omstandigheden. Het cohesiebeleid werd gebruikt om de economieën van lidstaten die nog moeite hadden met de nasleep van de economische crisis te mobiliseren. De Commissie gaf prioriteit aan meer flexibiliteit, steun aan regio's door de cashflow te stimuleren, slimmere investeringen en het vereenvoudigen van de administratieve last.

2009: Crisismaatregelen

In het kader van de maatregelen om de economische crisis tegen te gaan, stelde de Europese Commissie in juni 2009 voor om de uitkering van subsidiegelden te versnellen. Ook stelde de Commissie voor de regels voor aanvraagprocedures, aanbetalingen en bestedingstermijnen te versoepelen. Het Europees Parlement stemde hier in mei 2010 mee in. Projecten in Roemenië, Hongarije, Estland, Letland en Litouwen konden daardoor eerder rekenen op steun.

Naar aanleiding van de eurocrisis is besloten tot de introductie van voorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat Europese steun wordt verleend. Die voorwaarden hebben te maken met waarborgen om te garanderen dat het geld goed wordt besteed.

1999: Voorbereiding op de uitbreiding van de EU

Het Regionaal beleid werd aangepast in voorbereiding op de uitbreiding van de EU met de tien nieuwe lidstaten die in 2004 toetraden. Dit was nodig omdat er nog grote economische verschillen waren tussen de EU lidstaten en aankomende lidstaten. Het beleid werd verder toegespitst op het stabiliseren van uitgaven.

1993: Verdrag van Maastricht

Het Regionaal beleid kwam centraal te staan in de prioriteiten van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Ook de rol van de Commissie om binnen het Regionaal beleid initiatief te nemen tot nieuwe wetgeving werd groter. Tot slot werd met het Verdrag van Maastricht ook officieel het Cohesiefonds opgericht, op aandringen van Spanje, Portugal, Griekenland en Ierland die dreigden het het verdrag anders niet te ondertekenen.

1988: Oprichting

Regionaal beleid was tot nu toe voornamelijk ondergebracht in verschillende fondsen waarover de Commissie waakte. Omdat de coördinatie en besteding van deze fondsen gestroomlijnder kon werd het beleid officieel in het leven geroepen in 1988.

 

2.

Wie doet wat

Bij de besluitvorming op dit beleidsterrein spelen de Europese Commissie, de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een rol. De besluitvorming verloopt volgens de gewone wetgevingsprocedure, na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

 

Europees orgaan

Verantwoordelijke

Europese Commissie

Eurocommissaris voor Cohesie en Hervormingen

Eurocommissaris voor Landbouw

Parlementaire Commissie EP

parlementaire commissie Regionale ontwikkeling

Nederlands lid Commissie EP

Lid/leden


Plaatsvervanger(s)

Raad van de Europese Unie

Divers. Afhankelijk van aspect regionaal beleid.

Het Nederlandse parlement heeft ook een rol in de totstandkoming van Europees beleid. Dat kan formeel op twee manieren. Ten eerste controleert de Staten-Generaal de minister of staatssecretaris die naar de Raad van de Europese Unie gaat om over het onderwerp te praten. Daarnaast kunnen nationale parlementen van de lidstaten binnen acht weken nadat de Europese Commissie een voorstel heeft bekendgemaakt, laten weten dat de Europese Unie zich niet met het onderwerp zou moeten bezighouden, vanuit het zogenoemde subsidiariteitsbeginsel.

Vanuit het Nederlandse parlement zijn bij dit beleidsterrein betrokken:

 

Nederlands orgaan

Verantwoordelijke

Tweede Kamer

Vaste commissie voor Europese Zaken (EUZA) - Tweede Kamer

Tweede Kamer

Vaste commissie voor Economische Zaken (EZ) - Tweede Kamer

Eerste Kamer

Eerste Kamercommissie voor Europese Zaken (EUZA)

Eerste Kamer

Eerste Kamercommissie voor Economische Zaken (EZ)

Betrokken bij wetgeving en uitvoering

 

Betrokken instantie

Verantwoordelijke

Adviserend Comité

Comité van de Regio's

Directoraat-Generaal

DG Regionaal beleid en Stadsontwikkeling

3.

Meer informatie

 

Europese Unie

Algemeen overzicht EU

Factsheet Europees Parlement

Wetgevingsoverzicht

Statistieken