Antwoorden op vragen SP over het uitzendbeleid van Defensie

publicatie datum 30 juli 2008
Kamer Tweede Kamer
bevraagde ministerie Defensie i
beantwoordende ministerie Defensie i
kamerleden K. (Krista) van Velzen i
R.J.L. (Remi) Poppe i
partijen Socialistische Partij i

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2007–2008

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

2961

Vragen van de leden Poppe en Van Velzen (beiden SP) aan de staatssecretaris van Defensie over het uitzendbeleid van Defensie. (Ingezonden 11 juni 2008)

1

Kent u het artikel «Uitzendbeleid

Defensie in strijd met wet»?1

2

Bent u van plan het advies van het Centraal Planbureau (CPB) op te volgen om onderzoek te doen naar de effectiviteit van het voorkeursbeleid? Zo ja, wanneer zal dit afgerond zijn? Zo neen, waarom niet?

3

Kunt u de Kamer zo snel mogelijk op de hoogte stellen van de exacte maatregelen die u wilt nemen met betrekking tot de positie van militairen met kinderen? Zo ja, wanneer? Zo neen, waarom niet?

4

Bent u bereid de regeling voor moeders te behouden en de regeling voor vaders te verbeteren en zodoende de strijdigheid met de wet te verkleinen? Zo neen, waarom niet?

1 NRC Handelsblad, 19 mei 2008, «Uitzendbeleid Defensie in strijd met de wet».

Antwoord

Antwoord van staatssecretaris De Vries (Defensie). (Ontvangen 3 juli 2008)

1 Ja.

2

Zoals gesteld in mijn brief van 23 juni 2008 over het oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling vrijstelling van uitzending vrouwelijke militairen, zal ik, in navolging van de aanbeveling van de CGB, onderzoek doen naar de effectiviteit van het voorkeursbeleid. Het streven is dit onderzoek in het najaar van 2008 te voltooien.

3

In de bij antwoord 2 genoemde brief staat vermeld welke maatregelen ik op de korte termijn wil nemen met betrekking tot militairen met jonge kinderen. Kortheidshalve verwijs ik naar genoemde brief.

4

Om tot een goed en verantwoord beleid te komen zijn de resultaten van het eerder aangekondigde onderzoek van belang. Ik streef daarbij naar een zo gelijk mogelijke behandeling. Daarnaast zal ik bij de uitwerking van dit beleid de toezeggingen betrekken die ik heb gedaan naar aanleiding van mijn brief van 20 september 2007 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X i, nr. 6 i), de motie van de leden Voordewind en Van der Staaij (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X i, nr. 63 i) en het

Actieplan Werving en Behoud van 4 april 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 243 i, nr. 8 i).

KVR32646 2070822530 0708tkkvr2961 ISSN 0921 - 7398 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2008

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, Aanhangsel

6011