Antwoorden op vragen GL over discriminatie van stagiairs

publicatie datum 27 januari 2009
Kamer Tweede Kamer
bevraagde ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap i
beantwoordende ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap i
kamerleden T. (Tofik) Dibi i
partijen GroenLinks i

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2008–2009

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1246

Vragen van het lid Dibi (GroenLinks) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Van

Bijsterveldt-Vliegenthart, over discriminatie van stagiairs. (Ingezonden 19 november 2008)

1

Hebt u kennisgenomen van het artikel

«Stagiair wordt gediscrimineerd»1?

2

Bent u ook verontrust dat één op

de vijf stagiairs aangeeft

gediscrimineerd te worden op de

stageplek? Zo ja, wat gaat u daar aan

doen?

3

Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat slechts 10% melding maakt van de discriminatie? Zo ja, wat gaat u er aan doen om te bevorderen dat discriminatie vaker gemeld wordt? Is bekend wat er vervolgens met de meldingen gebeurt?

4

Bent u bereid een Actieplan op te stellen, samen met onderwijsinstellingen en scholierenorganisaties, met het doel dat scholieren goed weten wat hun rechten zijn en wat zij kunnen doen als zij worden gediscrimineerd? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer kunnen we dat Actieplan tegemoet zien?

1 Het Onderwijsblad, 15 november 2008.

Antwoord

Antwoord van staatssecretaris

Van Bijsterveldt-Vliegenthart

(Onderwijs, Cultuur en Wetenschap). (Ontvangen 16 januari 2009)

1 Ja.

2

Elk geval van een stagiair die gediscrimineerd wordt, is er één te veel. Het artikel in het Onderwijsblad spreekt van één op de vijf stagiairs. In het onderzoek van stageplaza.nl, waar dit artikel op is gebaseerd, wordt gevraagd naar de mening van studerend Nederland op het gebied van stage-ervaringen. Hierbij is ook naar de mening van de stagiairs gevraagd als het gaat om discriminatie tijdens de stage. Overigens wil ik hierbij aantekenen dat 55% van de respondenten afkomstig uit het hbo. De Colo-barometer van mei 2008 heeft gekeken of stagiairs in het mbo daadwerkelijk gediscrimineerd worden. Daaruit blijkt dat discriminatie van allochtone leerlingen voor een deel te verklaren is door taalachterstanden, opleidingsniveau, de gezinssituatie, verkeerde presentatie, gebrek aan motivatie en onvoldoende arbeidsoriëntatie. Deze knelpunten doen zich vooral voor bij de niveaus 1 en 2. Daarin zijn leerlingen van

allochtone afkomst oververtegenwoordigd. In de Werktop (december 2005) zijn tussen de sociale partners en het kabinet afspraken gemaakt over het oplossen van de stageproblematiek in het mbo. Dit heeft ertoe geleid dat afspraken zijn gemaakt over het realiseren van 20.000 extra stage- en simulatieplaatsen voor moeilijk plaatsbare deelnemers en over het realiseren van intensieve begeleiding van deze deelnemers. Hiervoor is met ingang van 2006 op jaarbasis € 35 mln beschikbaar als aanvullende vergoeding voor mbo-instellingen en kenniscentra.

Van de onderwijsinstellingen wordt verwacht dat zij bij de uitvoering van de taken (onder andere het aanbieden van voldoende stageplaatsen) zich met name richten op: moeilijk plaatsbare deelnemers in de assistentenopleiding en de basisberoepsopleidingen, de positie van allochtone jongeren en de competentiegerichte beroepsopleidingen. De instellingen hebben daarbij oog voor mogelijke discriminatie van deze jongeren tijdens de stage.

3

Elk geval of vermoeden van discriminatie zou gemeld moeten worden. Het is van groot belang dat stagiairs dit doen. Stageplaza.nl heeft een opiniepeiling op de website en in

KVR34675 2080905720 0809tkkvr1246 ISSN 0921 - 7398 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2009

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, Aanhangsel

2615

de nieuwsbrief gehouden. Daarin hebben ze aan ruim 1200 studenten (voornamelijk hbo-stagiairs) gevraagd hoe zij zouden omgaan met discriminatie op de werkvloer. Daaruit blijkt dat 90% van de studenten geen melding zou maken van discriminatie. Toch zijn er naar mijn idee voldoende mogelijkheden om gevallen van discriminatie te melden. Zo kan de stagiair dit bespreekbaar maken op de werkplek. Een stagiair heeft wat dat betreft dezelfde rechten als een werknemer. Een klacht over discriminatie zou een werkgever zeer serieus moeten nemen. Daarnaast kan de stagiair bij de onderwijsinstelling terecht. De instelling zal deze klacht dan verder afhandelen. Uit onderzoek van stageplaza.nl blijkt verder dat, zodra studenten melding maken van discriminatie, het desbetreffende bedrijf in één op de vier gevallen op een zwarte lijst wordt geplaatst door de onderwijsinstelling. In een derde van de gevallen wordt een bezoek gebracht aan het stagebedrijf.

4

Ik sluit mij aan bij de opmerking van stageplaza.nl in het artikel in het Onderwijsblad. Er is hier een taak weggelegd voor de onderwijsinstellingen; een taak in het goed voorlichten van stagiairs over hoe ze moeten omgaan met discriminatie en hoe ze (een vermoeden van) discriminatie kunnen melden. Want zolang er geen melding wordt gedaan, kan geen actie worden ondernomen. Op dit moment kunnen stagiairs die zich gediscrimineerd voelen een klacht indienen bij de werkgever en de onderwijsinstelling, maar ook bij het Meldpunt Discriminatie Amsterdam of de Commissie Gelijke Behandeling. Ook de stagebegeleider kan het platform van de branchevereniging inschakelen en aangifte doen van discriminatie. Een actieplan lijkt me niet nodig, want er zijn naar mijn idee voldoende kanalen om discriminatie te melden. Goede voorlichting door onder meer de onderwijsinstellingen zou de weg naar het vinden van deze kanalen moeten bevorderen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, Aanhangsel                             2616