Verslag - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de voogdij en het ouderlijk gezag over de minderjarige Koning

Dit verslag is onder nr. 4 toegevoegd aan wetsvoorstel 25338 - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de voogdij en het ouderlijk gezag over de minderjarige Koning i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de voogdij en het ouderlijk gezag over de minderjarige Koning; Verslag  
Document­datum 26-06-1997
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST22372
Kenmerk 25338, nr. 4
Van Staten-Generaal
Commissie(s) Binnenlandse Zaken (BIZA)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1996–1997

25 338

Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de voogdij en het ouderlijk gezag over de minderjarige Koning

Nr. 4

VERSLAG

Vastgesteld 26 juni 1997

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

1 Samenstelling:

Leden: Vacature VVD, V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Koekkoek (CDA), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF) en Rehwinkel (PvdA).

Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Jeekel (D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Feenstra (PvdA), Verhagen (CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (Unie 55+) en Van Oven (PvdA).

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

Volgens de regering heeft het begrip «voogdij» in de Grondwet een ruimere betekenis dan in het Burgerlijk Wetboek (BW). De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre deze opvatting juist is. De voogdij over de minderjarige Koning heeft immers betrekking op diens burgerrechtelijke belangen. Daarmee is een publiek belang gemoeid, maar dat is geen reden om de voogdij ruimer op te vatten dan in het burgerlijk recht. Wel dient de Grondwet de grondslag te leggen voor een in verband met het koningschap van het Burgerlijk Wetboek afwijkende regeling.

De leden van de CDA-fractie vragen of het niet merkwaardig is dat artikel 34 Grondwet wordt aangepast aan de nieuwe regeling van het BW. Ware de koninklijke weg niet geweest om eerst de Grondwet te wijzigen en daarna het Burgerlijk Wetboek aan te passen?

Genoemde leden vragen voorts of het nodig is de Raad die toeziet op voogdij en ouderlijk gezag een plaats in de Grondwet te geven. Kan niet worden volstaan met de toevoeging aan de voorgestelde eerste volzin van artikel 34: «en het toezicht op voogdij en ouderlijk gezag», of, nog korter: «het toezicht daarop»?

De leden van de GPV-fractie onderschrijven de wenselijkheid het constitutionele begrip «voogdij» zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met de betekenis van dit begrip in het Burgerlijk Wetboek. Ook stemmen zij ermee in, dat in het bijzondere geval van de minderjarige Koning een Raad wordt ingesteld die toeziet op voogdij en ouderlijk gezag.

Zij hebben echter behoefte aan nadere informatie over de voorgestelde tekst van artikel 34. Deze tekst suggereert een ruime delegatie-mogelijkheid voor wat betreft de regeling van voogdij en ouderlijk gezag.

Deze leden nemen aan dat dit onverlet laat, dat de eventuele benoeming van een voogd ook in de toekomst in beginsel bij wet zal gebeuren. Dit lijkt deze leden voor de hand te liggen, omdat er een grote kans bestaat dat de voogd tevens regent zal kunnen worden.

De genoemde leden vragen voorts of het niet logischer zou zijn in dit artikel te spreken over het ouderlijk gezag en de voogdij, in plaats van omgekeerd, omdat de voogdij in de nieuwe betekenis van het woord zich het minst vaak zal kunnen voordoen.

De leden van de GPV-fractie vragen in hoeverre de regering delegatie geoorloofd acht bij de regeling van de inrichting, samenstelling en bevoegdheid van de Raad. Zullen de leden van de Raad bij de wet moeten worden benoemd of zal kunnen worden volstaan met het aantal leden en het geven van een indicatie van hun kwaliteiten?

Ten slotte vragen de leden van deze fractie of de beide in dit artikel bedoelde wetten eerst tot stand zullen worden gebracht wanneer de mogelijkheid van een minderjarige koning zich zal kunnen voordoen. Geldt het vereiste van het beraadslagen en besluiten in verenigde vergadering voor beide wetten?

De voorzitter van de commissie, De Cloe

De waarnemend griffier van de commissie, Van Hezik

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.