Verslag schriftelijk overleg over de brief van 15 december 1998 van minister Peper (BZK) - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 40b toegevoegd aan wetsvoorstel 25443 - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim; Verslag schriftelijk overleg over de brief van 15 december 1998 van minister Peper (BZK) 
Document­datum 25-01-1999
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST33366
Kenmerk 25443, nr. 40b
Van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1998–1999 Nr. 40b

25 443

Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim

1 Samenstelling:

Postma (CDA), Holdijk (SGP), Van Dijk (CDA), Stoffelen (PvdA) (voorzitter), De Beer (VVD), Batenburg, Rensema (VVD), Schoondergang-Horikx (GL), Jurgens (PvdA), Bierman, Wiegel (VVD) (plv. voorzitter), Hirsch Ballin (CDA), Hessing (D66), Ruers (SP).

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 januari 1999

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat1 heeft bij brief van 19 januari 1999 aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een reactie gegeven op zijn brief van 15 december jl. met betrekking tot bovengenoemd wetsvoorstel (bijlage I). De minister heeft deze brief op 22 januari 1999 beantwoord (bijlage II). Van het aldus gevoerde overleg brengt de commissie als volgt verslag uit.

De voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge

Colleges van Staat,

Stoffelen

De griffier van de commissie, Hordijk

BIJLAGE I                                               Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 19 januari 1999

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat van de Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft kennis genomen van uw brief van 15 december jl. met betrekking tot wetsvoorstel 25 443 (Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim). De commissie kan uw gevolgtrekking delen dat in het Voorlopig Verslag terzake «overwegende bezwaren» zijn geformuleerd. Zij kan zich ook vinden in uw samenvatting daarvan. Voorts neemt zij er kennis van dat u over het brede scala van geconstateerde problemen inzake artikel 13GW een tijdelijke commissie van advies wilt instellen die vóór 1 mei 2000 geacht wordt te rapporteren.

De commissie kan u evenwel niet volgen waar u stelt uwerzijds de afdoening van het wetsvoorstel te willen aanhouden. Nadat het wetsvoorstel aan de Eerste Kamer is aangeboden, is het aan deze Kamer voorbehouden over het traject van behandeling in de Kamer te besluiten. Los daarvan pleit daarvoor uw bovenvermelde gevolgtrekking en aanpak. De commissie kan niet goed zien hoe anders dan algehele revisie van het wetsvoorstel het resultaat daarvan kan zijn. Reparatie van het bestaande wetsvoorstel lijkt haar daarom uitgesloten. Zij zou zich kunnen voorstellen dat de regering tot de slotsom komt dat intrekking van het aanhangige wetsvoorstel de weg vrijmaakt voor een nieuw voorstel van wet. Intussen zou de commissie het op prijs stellen indien u de Kamer zou kunnen informeren over instelling, samenstelling en opdracht van de door u genoemde commissie van advies.

De Griffier van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, Chr. L. Baljé

BIJLAGEII                                              BRIEF VANDEMINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN

KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 januari 1999

In reactie op uw brief van 19 januari jl. inzake de gang van zaken met betrekking tot bovenvermeld wetsvoorstel, deel ik u het volgende mede.

Het verheugt mij dat uw commissie zich kan vinden in de consequenties die ik heb verbonden aan de kritiek van uw commissie op het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 13 Grondwet. Abusievelijk heb ik hierbij in mijn brief van 15 december 1998 aan uw Kamer gesteld dat ik de behandeling van onderhavig wetsvoorstel zal aanhouden, totdat de Commissie «Grondrechten in het digitale tijdperk» advies heeft uitgebracht. Zoals u in uw brief aangeeft, is het uiteraard aan de Eerste Kamer voorbehouden over het traject van behandeling in deze Kamer te besluiten. Ik heb in mijn brief dan ook bedoeld u in kennis te stellen van het feit dat ik in verband met de instelling van de externe commissie, het voorlopig verslag van uw commissie d.d. 20 oktober 1998 vooralsnog niet zal beantwoorden.

In uw brief stelt u voorts dat u zich zou kunnen voorstellen dat de regering tot de slotsom komt dat intrekking van het aanhangige wetsvoorstel de weg vrijmaakt voor een nieuw voorstel van wet. In reactie hierop deel ik u mee dat het inderdaad goed mogelijk is dat na advisering door de commissie de regering het wetsvoorstel zal intrekken. Het kabinet wil echter thans niet vooruitlopen op het advies van de commissie. Verder wijs ik er op dat de inhoud van het wetsvoorstel in sterke mate door een amendement van de Tweede Kamer is bepaald. Ook om die reden acht het kabinet het thans niet opportuun om het wetsvoorstel in te trekken.

Ten aanzien van de instelling en taakopdracht van de commissie, kan ik u ten slotte meedelen dat deze momenteel nog onderwerp van bespreking zijn binnen het kabinet. Over de samenstelling van de commissie ben ik thans in overleg met de meest betrokken bewindspersonen, te weten de Minister-President, de Minister van Justitie, de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen dr. F. van der Ploeg, de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid en de Minister van Economische Zaken. Het streven is er op gericht dat de commissie zo spoedig mogelijk haar werkzaamheden kan aanvatten. Afschriften van het instellingsbesluit, waarin opgenomen de taakopdracht van de commissie, en van het besluit met betrekking tot de samenstelling van de commissie, zullen naar de beide kamers worden toegezonden.

Hoogachtend,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A. Peper

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.