Voorlopig verslag - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling over het uitsluiten van wilsonbekwamen van het kiesrecht

Dit voorlopig verslag is onder nr. A toegevoegd aan wetsvoorstel 30471 - Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling over het uitsluiten van wilsonbekwamen van het kiesrecht i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling over het uitsluiten van wilsonbekwamen van het kiesrecht; Voorlopig verslag  
Document­datum 07-11-2006
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST102825
Kenmerk 30471, nr. A
Van Staten-Generaal (SG)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2006–2007

30 471

Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling over het uitsluiten van wilsonbekwamen van het kiesrecht

A

1 Samenstelling:

Leden: Holdijk (SGP), Van Heukelum (VVD), Luijten (VVD), Pastoor (CDA), Meindertsma (PvdA), Bemelmans-Videc (CDA), plv. voorzitter, Dölle (CDA), Platvoet (GL), Witteveen (PvdA), voorzitter, Hessing (LPF), Ten Hoeve (OSF), Van Raak (SP) en Engels (D66). Plv. leden: Van Middelkoop (CU), Hoekzema (VVD), V.d. Broek-Laman Trip (VVD), Pruiksma (CDA), Van Thijn (PvdA), Lemstra (CDA), Vedder-Wubben (CDA), Thissen (GL), Tan (PvdA), Kox (SP) en Schuyer (D66).

VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT1

Vastgesteld 7 november 2006

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de navolgende opmerkingen en het stellen van de navolgende vragen.

Deze leden van het CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en de schriftelijke en mondelinge beraadslagingen daarover. Zij hielden nog wel een aantal vragen over die zij hier graag aan de regering voorleggen.

Het viel deze leden op dat de regering haar keuze voor een integrale toekenning van het kiesrecht aan «de curandi» baseert op een radicale opvatting van het grondrechtelijk karakter van actief en passief kiesrecht. Dit wordt door de regering principieel benaderd als een recht van het individu. De regering wil zich op het eerste gezicht geen enkel oordeel aanmeten over de capaciteit van een burger om verantwoord een stem te kunnen uitbrengen of verkiesbaar te zijn bij de samenstelling van volksvertegenwoordigingen.

Deze leden van de fractie van het CDA vragen de regering of zij van mening is dat na aanvaarding in tweede lezing van dit wetsvoorstel de à contrario redenering opgaat. Betekent de bewuste schrapping door de grondwetgever van deze categorale uitsluiting voorts naar de opvatting van de regering dat op deze ongedaanmaking van deze categorale uitsluiting later niet bij gewone wet – in de Kieswet met name maar ook in andere wetten in formele zin – uitzonderingen kunnen worden geformuleerd? Betekent aanvaarding van dit wetsvoorstel ook dat elders gemaakte uitzonderingen bijv. in gemeentelijke referendumverordeningen na deze aanvaarding van rechtswege vervallen?

Kunnen in verband met het kiesrecht voor vreemdelingen gelet op art. 130 Grondwet voor de gemeenteraad nog wel vereisten worden gesteld in de sfeer van wils (on)bekwaamheid?

De regering maakt zich terecht toch minstens enige zorg, een zorg die in de Tweede Kamer duidelijk naar voren kwam over de volmachtverlening. Deze leden menen dat deze problematiek wel degelijk kan voorkomen zowel bij de curandi als misschien nog meer bij de talloze mensen die niet onder curatele staan maar onder bewind of mentoraat en/of die zo sterk dementeren dat zij wellicht toegankelijk zijn voor uitnodigen om volmacht

te verlenen. De regering wil hiertegen een circulaire in het geweer brengen die o.a. instellingen moet manen tot het niet actief benaderen van hun patiënten/cliënten om de stemkaarten al dan niet in volmacht af te geven. Waar de regering meent dat de overheid geen oordeel toekomt over iemands vermogen verantwoord een stem uit te brengen, heeft zij dit kennelijk wel over iemands vermogen om een verzoek om een volmacht te beoordelen. Wie het fundamentele recht om te stemmen ook van curandi erkent zal dan toch ook logischerwijs diens vermogen verantwoord te beoordelen wie een volmacht te geven moeten veronderstellen. Is dit niet een kleine paradox, zo vragen deze leden de regering, die opvallend vaak wel van die andere, maar paradox (curandi niet; demente mensen in verpleeghuizen wel) gewaagt. Is de regering voornemens voor te stellen om de Kieswet op termijn zodanig te veranderen dat ook mensen met een verstandelijke handicap zich op hun verzoek net als mensen met een lichamelijke handicap zich kunnen laten bijstaan door de voorzitter van het stembureau of door anderen? Of acht de regering dat niet verantwoord en zo ja, op welke grond komt zij tot dat oordeel waar zij zo een principieel fundamentele opvatting van de persoonlijke autonomie huldigt in dezen?

De regering noemt alleen Zweden, Duitsland en Spanje als landen die verstandelijk gehandicapten niet uitsluiten van het kiesrecht. Maar bestaan, zo vragen deze leden de regering, in die landen dan helemaal geen uitsluitingen via het civiele recht?

Deze leden begrepen dat de regering minder voelt voor een stelsel waarbij curatele gepaard kan gaan met uitsluiting. De rechter zou daardoor te zwaar worden belast; bovendien is de rechter aldus de regering, niet echt geschikt om een situatie vast te stellen waarin stemrecht wel of niet kan worden uitgeoefend Verder zou er bij curandi met een verstandelijke beperking weinig belangstelling bestaan voor de uitoefening van het kiesrecht.

Deze leden van de fractie van het CDA hebben vooralsnog enige moeite deze drievoudige argumentatie te volgen. Wanneer het uitgangspunt immers zou zijn dat curandi zijn uitgesloten, maar de mogelijkheid bestaat voor individuele curandi om bij de rechter opheffing te vorderen van die uitsluiting op grond van hun individuele omstandigheden, is die redenering dun. Immers, er zullen slechts weinigen om het kiesrecht verzoeken en in die gevallen kan de rechter toch deskundige advisering betrekken in zijn oordeel? Dat gebeurt toch vaker zo menen deze leden. Deze leden vernemen graag de zienswijze van de regering.

Er is dan ook geen strijd met nationaal of internationaal recht zo hebben deze leden de opvatting van de regering begrepen? Gaarne een reactie van de regering op deze stellingen.

Tenslotte menen deze leden dat de opvatting van de regering zou kunnen betekenen dat geen enkele categorale uitzondering zoals die nu nog bijvoorbeeld in het Wetboek van Strafrecht en in het Wetboek van Strafvordering voorkomen meer uiteindelijk kan worden gerechtvaardigd. Is die gevolgtrekking juist en zo ja, acht de regering deze ook gewenst? Deze leden van de CDA-fractie menen overigens dat ook het vaststellen van een leeftijdsgrens een, zij het onvermijdelijke en gerechtvaardigde, geobjectiveerde uitsluiting van het kiesrecht is. Daarbij wordt er impliciet bijvoorbeeld van uitgegaan dat 17,5 jarigen nog niet verantwoord een stem kunnen uitbrengen, waar zwaar geestelijk gehandicapten mensen dat wel kunnen.

Deze leden zien hierin een aanwijzing dat, mits voldoende geclausuleerd, een categorale uitsluiting als die van curandi niet het karakter van het kiesrecht als grondrecht aantast.

De voorzitter van de commissie, Witteveen

De griffier van de commissie, Nieuwenhuizen

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.