Nota n.a.v. het verslag - Verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling inzake het voorzitterschap van de gemeenteraad en van provinciale staten

Deze nota naar aanleiding van het verslag i is onder nr. 6 toegevoegd aan wetsvoorstel 31013 - Verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling inzake het voorzitterschap van de gemeenteraad en van de provinciale staten i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling inzake het voorzitterschap van de gemeenteraad en van provinciale staten; Nota n.a.v. het verslag  
Document­datum 08-10-2007
Publicatie­datum 14-03-2009
Nummer KST110750
Kenmerk 31013, nr. 6
Van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2007–2008

31 013

Verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling inzake het voorzitterschap van de gemeenteraad en van provinciale staten

Nr. 6

NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 8 oktober 2007

  • 1. 
    Inleiding

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij voornoemd voorstel tot wijziging van de Grondwet. Wij zijn verheugd dat de leden van de aan het woord zijnde fracties hun instemming kunnen betuigen met dit voorstel. De door deze leden gestelde vragen zullen hieronder, mede namens de Minister-President, minister van Algemene Zaken, worden beantwoord. Hetgeen hieronder wordt gesteld over het voorzitterschap van de raad is van overeenkomstige toepassing op het voorzitterschap van provinciale staten.

  • 2. 
    Aanleiding en motivering

De leden van de fractie van de VVD hebben gevraagd naar de redenen van de regering voor het indienen van het onderhavige voorstel. Daarbij hebben zij ook de vraag gesteld of het niet voor de hand had gelegen in de memorie van toelichting een motivering van het onderhavige voorstel op te nemen.

Vanwege de uit artikel 137, vierde lid, van de Grondwet voortvloeiende verplichting tot het in tweede lezing indienen van voorstellen tot grondwetswijziging is het de gewoonte in de memorie van toelichting te verwijzen naar de in eerste lezing tussen de regering en de beide kamers gewisselde stukken en de daarover gevoerde beraadslagingen. De motivering van het onderhavige voorstel is dezelfde als in eerste lezing, vandaar dat wij het niet noodzakelijk hebben gevonden in de memorie van toelichting een motivering op te nemen. Redengeving voor het voorstel is dat de regeling van het voorzitterschap van de raad door de regering niet van constitutionele orde wordt geacht. Naar het oordeel van de regering rechtvaardigt het raadsvoorzitterschap geen regeling in de Grondwet, nu daarin slechts de hoofdlijnen van onze staatsinrichting zijn vervat. Regeling van het raadsvoorzitterschap kan derhalve aan de wetgever worden overgelaten.

Aanleiding voor het destijds in eerste lezing indienen van een voorstel tot wijziging van de Grondwet was de beoogde invoering van de gekozen burgmeester en – in mindere mate – de dualisering van het gemeentebe-

stuur. Zoals de leden van de fractie van de VVD terecht opmerken, is de politieke context een andere dan twee jaar geleden. Echter, «aanleiding» en «redengeving» dienen hier van elkaar te worden onderscheiden. Het intrekken van de wetsvoorstellen met betrekking tot de gekozen burgemeester neemt niet weg dat er een zelfstandige reden is tot deconstitutio-nalisering van de bepaling over het raadsvoorzitterschap, namelijk dat deze bepaling niet van constitutionele orde wordt geacht.

  • 3. 
    Deconstitutionalisering en het vervolgtraject

De leden van alle aan het woord zijnde fracties hebben gevraagd naar de voornemens van de regering met betrekking tot het raadsvoorzitterschap na aanvaarding van het onderhavige voorstel tot wijziging van de Grondwet.

De leden van de CDA-fractie gaan ervan uit dat het provinciale staten en gemeenteraden vrij zal staan om te bepalen wie de voorzitter zal zijn. Zij vroegen of de regering hun zienswijze deelt dat het onmogelijk moet zijn om een voorzitter «van buiten» te benoemen. De leden van de PvdA-fractie vroegen of de regering voornemens is een wetswijziging voor te bereiden en indien dat het geval is of zij daarover advies zal vragen aan de Rob, het NGB, de VNG en het IPO. De leden van de fracties van de VVD, de ChristenUnie en de SGP vroegen of provinciale staten en gemeenteraden vrijheid zal worden gelaten bij het bepalen van het voorzitterschap. Zoals hiervoor is overwogen, ligt aan het onderhavige voorstel de overweging ten grondslag dat het voorzitterschap van provinciale staten en gemeenteraden niet van constitutionele orde is. Aanvaarding van dit voorstel zal de grondwettelijke basis ontnemen aan artikel 9 van de Gemeentewet, waarin is geregeld dat de burgemeester voorzitter van de raad is, en aan artikel 9 van de Provinciewet, waarin is bepaald dat de commissaris van de Koning voorzitter is van provinciale staten. Deze beide bepalingen blijven evenwel gewoon gelden totdat de wetgever reden ziet daarin verandering te brengen. Een dergelijke reden leek zich met betrekking tot het voorzitterschap van de gemeenteraad aan te dienen in het kader van de voornemens om een gekozen burgemeesters te introduceren. Die voornemens vormden dan ook de directe aanleiding om de onderhavige wijziging van de Grondwet in gang te zetten. Nu deze aanleiding is weggevallen, ziet de regering geen reden om de geldende regeling van het raadsvoorzitterschap te heroverwegen. De regering meent dat er zwaarwegende redenen moeten zijn om wijziging te brengen in de geldende regeling van het raadsvoorzitterschap, omdat dan wordt getornd aan de centrale positie van de burgemeester in het gemeentelijk bestel.

Overigens komt het in de praktijk bijvoorbeeld voor dat burgemeesters tijdens de raadsvergadering tijdelijk het voorzitterschap overdragen aan de plv. voorzitter (een raadslid) om zo over hun eigen portefeuille verantwoording te kunnen afleggen. De vervangingsregeling van artikel 77 van de Gemeentewet is echter beperkt tot verhindering en ontstentenis van de burgemeester. Wij denken dan ook na over de wenselijkheid van een eventuele wijziging van de vervangingsregeling op het punt van het feitelijke voorzitterschap tijdens de raadsvergadering.

  • 4. 
    Grondwetswijziging

De leden van de aan het woord zijnde fracties hebben bij het voorstel tot Verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling over het uitsluiten van wilsonbekwamen van het kiesrecht (31 012) enige vragen gesteld over de procedure van grondwetswijziging, welke eveneens betrekking hebben op het onderhavige voorstel. Voor de beantwoor-

ding van deze vragen wordt verwezen naar de nota naar aanleiding van het verslag bij dat wetsvoorstel.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, G. ter Horst

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A. Th. B. Bijleveld-Schouten

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.