Antwoorden op vragen PVV over de recente golf van incidenten jegens synagogen

publicatie datum 20 maart 2009
Kamer Tweede Kamer
bevraagde ministerie Justitie i
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties i
beantwoordende ministerie Justitie i
kamerleden G. (Geert) Wilders i
H. (Hero) Brinkman i
partijen Partij voor de Vrijheid i

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2008–2009

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1880

Vragen van de leden Wilders en Brinkman (beiden PVV) aan de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de recente golf van incidenten jegens synagogen.(Ingezonden 21 januari 2009)

1

Bent u bekend met het bericht dat in de afgelopen tien dagen drie synagogen in Nederland doelwit zijn geworden van vernieling of pogingen

tot brandstichting?1

2

Zijn de daders van de vernielingen dan wel pogingen tot brandstichting bij bovenstaande synagogen opgespoord? Zo nee, waarom niet?

3

Zijn er behalve de synagogen in Haaksbergen, Arnhem en Amsterdam bij u nog andere recente gevallen bekend waarin Joodse gebouwen, organisaties of personen doelwit zijn geworden van geweld? Zo ja, waar vond dit plaats en hoe is in deze gevallen gereageerd door politie en justitie?

4

Kunt u uiteenzetten welke maatregelen er zijn genomen ter bescherming van Joodse gebouwen naar aanleiding van de incidenten

van de laatste tijd? Worden er ook beschermende maatregelen genomen ten aanzien van personen of organisaties?

5

Waarom zijn politie en justitie pas in actie gekomen tegen het groeiende aantal antisemitische incidenten nadat er vernielingen bij synagogen zijn aangericht?

6

Wat gaat u doen om de terechte angst die is ontstaan onder de Joodse gemeenschap in Nederland weg te nemen?

I  RTL Nieuws, 18 januari 2009, 19:30 uur.

Antwoord

Antwoord van minister Hirsch Ballin (Justitie), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen

II maart 2009) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 1473

1 en 2

Uit het ambtsbericht van het College van Procureurs-Generaal blijkt het volgende. In Haaksbergen zijn twee ruiten van een synagoge vernield. In Arnhem is brand gesticht bij een synagoge, waardoor een afvalcontainer is uitgebrand, er brandschade is ontstaan aan een deur van de synagoge en roetschade aan de gevel. In Amsterdam is een

molotovcocktail gegooid tegen de voordeur van een veilinghuis, tevens een voormalige synagoge, waardoor roetschade is ontstaan. Door de lokale politie is in verband met alle drie de incidenten een opsporingsonderzoek ingesteld. Uit deze onderzoeken zijn echter tot op heden geen verdachten naar voren gekomen.

3

Uit de ambtsberichten van het College van Procureurs-Generaal en de korpsbeheerders Brabant-Noord, Amsterdam-Amstelland en Utrecht blijkt het volgende. Van een synagoge te Oss, die niet meer als zodanig in gebruik is, is in januari 2009 twee keer een aantal ruiten ingegooid. Hier konden geen personen als verdachten worden aangemerkt. Een getuigenoproep van de politie in het Brabants Dagblad heeft geen aanvullende informatie opgeleverd. In Amsterdam heeft een vernieling plaatsgevonden gericht tegen het Israëlisch Nationaal Verkeersbureau. In Amstelveen is een Joodse instelling voor geestelijke gezondheidszorg getroffen door twee kogels. Het strafrechtelijk onderzoek naar deze twee incidenten loopt nog. Voor meer informatie over het incident in Amstelveen verwijs ik u naar het antwoord op de vragen 2 en 3 van de leden De Roon en Wilders over de beschieting van een Joodse

KVR35376 2080910360 0809tkkvr1880 ISSN 0921 - 7398 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2009

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, Aanhangsel

3947

instelling (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 1881). Op de Vakantiebeurs in Utrecht is een discusssie ontstaan tussen een man die pamfletten verspreidde voor de Israëlische stand en de directeur van het Israëlisch Verkeersbureau. De man is aangehouden door de politie, maar later weer heengezonden omdat er onvoldoende aanwijzingen waren voor bedreiging. Naar aanleiding van berichten in de media over bedreigingen aan het adres van het Verkeersbureau heeft de politie meerdere keren contact gezocht met de directeur, maar van bedreiging bleek geen sprake te zijn geweest.

4, 5 en 6

In de afgelopen periode heeft er in zowel het binnen- als het buitenland een groot aantal demonstraties plaatsgevonden naar aanleiding van de ontwikkelingen in de Gazastrook. In enkele gevallen leidde dit tot ongeregeldheden. Daarom heb ik, samen met mijn ambtgenote van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), eind december 2008 reeds aan de twee meest betrokken regiokorpsen extra aandacht gevraagd voor de Joodse en Israëlische objecten. De suggestie dat pas na de incidenten actie is ondernomen is niet juist. Slechts één van de in de antwoorden op vragen 2 en 3 beschreven incidenten heeft plaatsgevonden vóór de verzending van deze brief. In navolging op de brief van eind december heb ik, samen met mijn collega van BZK, begin januari 2009, na de start van het Israëlisch grondoffensief in de Gazastrook, bij alle gemeentes en politieregio’s aandacht gevraagd voor de bescherming van Joodse en Israëlische objecten. Het treffen van aanvullende beveiligingsmaatregelen vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het lokaal bevoegd gezag. Daar vindt regelmatig een afweging plaats welk niveau van maatregelen passend is. Voorbeelden van getroffen maatregelen zijn onder andere extra surveillance, het dagelijks bespreken van de situatie in de briefing, het preventief afsluiten van de toegangswegen naar een synagoge in verband met een pro-Palestijnse demonstratie en het ophangen van camera’s. Indien daartoe aanleiding zou bestaan, kunnen de genomen maatregelen per direct worden uitgebreid. Dat geldt uiteraard ook voor het nemen van beschermende

maatregelen ten aanzien van personen of organisaties. Verder vindt er, zowel op lokaal als landelijk niveau, regelmatig overleg plaats met vertegenwoordigers van de Joodse Gemeenschap.

Bij incidenten zoals beschreven in de beantwoording op de vragen 2 en 3 vindt feitenonderzoek plaats, dat bij voldoende aanwijzingen kan leiden tot opsporing van de dader(s). Het opsporings- en vervolgingsbeleid wordt verder beschreven in het antwoord op vraag 3 van het lid Van der Staaij (SGP) over een sterke toename van antisemitische incidenten (nummer 2080912200).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, Aanhangsel

3948