Antwoorden op vragen PvdA, D66, GL over een «Anti-Homoseksualiteitswet» in Oeganda


Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2009–2010

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1783

Vragen van de leden Van der Ham (D66), Gill’ard (PvdA) en Peters (GroenLinks) aan de ministers van Buitenlandse Zaken, voor Ontwikkelingssamenwerking en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over een

«Anti-Homoseksualiteitswet» in Oeganda. (Ingezonden 4 december 2009)

1

Is het u bekend dat in Oeganda een zogenaamde «Anti-Homoseksualiteitswet» voorligt, die op (herhaalde) seksuele handelingen tussen twee mensen van gelijk geslacht de doodstraf stelt, die het steunen van homo-organisaties en het publiceren over homoseksualiteit strafbaar stelt en die de mogelijkheid biedt mensen, die kennis hebben van schending van de nieuwe wet en daarover niet binnen 24 uur aan de autoriteiten rapporteren, een gevangenisstraf van drie jaar op te leggen?

2

Deelt u de mening dat een dergelijke wet een flagrante schending van de mensenrechten van homoseksuelen in Oeganda zou betekenen en dat het bovendien HIV/AIDS preventie in het land zou belemmeren?

3

Bent u bereid in EU-verband een

demarche voor te stellen, waarbij bij

de Oegandese autoriteiten wordt bepleit de genoemde wetgeving niet in te voeren? Zo nee, waarom niet?

4

Is de Nederlandse regering bereid unilateraal een dergelijke demarche richting Oegandese autoriteiten uit te voeren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Antwoord van minister Verhagen (Buitenlandse Zaken), mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 5 maart 2010)

1 Ja.

2 Ja.

3

Op 3 december jl. is een EU-démarche uitgevoerd bij de waarnemend minister van Buitenlandse Zaken. Daarbij zijn de ernstige zorgen geuit die binnen de EU bestaan over de voorgestelde wetgeving. Tevens is Uganda op zijn verplichtingen gewezen onder de door dat land geratificeerde verdragen op mensenrechtengebied. Nederland heeft het thema mensenrechten – inclusief de positie van homoseksuelen – prominent op de agenda staan. Daarom heb ik op 5 februari jl. een brief gestuurd aan mijn Ugandese ambtsgenoot. In deze brief spreek ik, als mede-initiatiefnemer van de «UN

declaration on sexual orientation and gender identity», mijn grote zorg uit over de implicaties van dit voorstel. Voorts heb ik aangegeven dat dit voorstel door het discriminerende karakter strijdig is met de mensenrechten. Tijdens een bezoek van de Ugandese minister van Regionale Samenwerking aan Nederland op 17 februari jl. is deze zorg nogmaals besproken. De Nederlandse ambassade in Kampala volgt de kwestie nauwgezet, onderhoudt contact met verschillende relevante Ugandese ngo’s en ondersteunt hen financieel en politiek in hun strijd voor gelijke rechten voor homoseksuelen.

In een gesprek met de Ugandese minister van Buitenlandse Zaken op 21 januari jl., in het kader van de artikel 8-dialoog van de EU met de Ugandese regering, hebben de EU-ambassadeurs opnieuw hun zorg onderstreept over de gevolgen voor de bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden die invoering van de wet zou hebben.

4

Ja. Mijn brief is door de Nederlandse ambassadeur in Kampala aangeboden aan de Ugandese minister van Buitenlandse Zaken.

KVR39611 2010Z23511 0910tkkvr1783 ISSN 0921 - 7398 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2010

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, Aanhangsel

3821