Antwoorden op vragen CDA over de massamoord in Oost-Congo (2010Z06953)

publicatie datum 26 mei 2010
Kamer Tweede Kamer
bevraagde ministerie Buitenlandse Zaken i
beantwoordende ministerie Buitenlandse Zaken i
kamerleden K.G. (Kathleen) Ferrier i
partijen Christen-Democratisch Appèl i

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2009–2010

Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

2444

Vragen van het lid Ferrier (CDA) aan de minister van Buitenlandse Zaken over de massamoord in Oost-Congo (ingezonden 19 april 2010).

Antwoord van minister Verhagen (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 17 mei 2010).

Vraag 1

Kent u het bericht «Honderden burgers afgeslacht in Congo»?1

Antwoord 1 Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het van groot belang is voor de nabestaanden dat MONUC zo snel mogelijk onderzoek doet naar dit afschuwelijke drama, en bewijsmateriaal verzamelt? Heeft de EU hierbij technische hulp aangeboden, ook met oog op de moeilijke omstandigheden in het gebied? Zo nee, kunt u hierop aandringen, indien dit wordt gewenst?

Antwoord 2

Van 11 tot 15 maart jl. heeft een gezamenlijke missie van MONUC en OHCHR (Office of the High Commissioner for Human Rights) onderzoek gedaan naar het bloedbad dat de Lord’s Resistance Army (LRA) in december 2009 in Noordoost Congo heeft aangericht. Het voorlopig rapport dat uit deze missie is voortgekomen, is nog niet vrijgegeven. De Nederlandse vertegenwoordiging in de Democratische Republiek Congo (DRC) heeft inmiddels aangedrongen op spoedige publicatie.

Vraag 3

Deelt u de conclusie uit het rapport van Human Rights Watch dat het Verzetsleger wel degelijk een gevaar blijft voor de bevolking in Congo en toekomstige aanvallen niet kunnen worden uitgesloten? Kunt u in navolging van de VS bilateraal, in EU en VN-verband aandringen bij de Congolese en Ugandse overheid op verbetering van de bescherming van de bevolking in deze gebieden tegen aanvallen van de Lord’s Resistance Army (LRA)?

Reformatorisch Dagblad, 29 maart 2010.

ah-tk-20092010-2444 ISSN 0921 - 7398 ’s-Gravenhage 2010

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, Aanhangsel

1

Antwoord 3

Ja, deze conclusie deel ik. Nederland zet zich bilateraal en multilateraal in voor verbetering van de bescherming van de burgerbevolking in de DRC tegen de LRA en andere gewapende groepen. Zo is bijvoorbeeld gesproken over verbetering van de veiligheid in Oost-Congo, waar de bevolking te lijden heeft onder aanvallen van verschillende rebellengroeperingen, tijdens de bijeenkomst van de internationale Contactgroep voor de Grote Merenregio, die op 28 april in Den Haag plaatsvond. Verder ondersteunt Nederland het initiatief van de Speciaal Vertegenwoordiger voor de Grote Meren regio van de Europese Unie (EUSV), dhr. Roeland van de Geer, om te komen tot een geïntensiveerde Europese inzet inzake de LRA. Daartoe zal binnenkort een rapport met aanbevelingen worden afgerond. Tijdens de discussie over het nieuwe mandaat voor MONUC, dat per 1 juni a.s. in werking zal treden, zal Nederland zich inzetten voor een verscherpte focus op het beschermen van de burgerbevolking in de DRC.

Vraag 4

Kunt u deze kwestie betrekken in het kader van het proces van schuldkwijtschelding voor Congo in 2010, waarbij Nederland is betrokken met een bedrag van EUR 300 mln.? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Over het proces van eventuele schuldverlichting aan de DRC zijn in het kader van het zogeheten Heavily Indebted Poor Countries initiatief duidelijke afspraken gemaakt. Deze afspraken betreffen vooral economische condities en voorwaarden op het gebied van onder meer public finance management, waaraan de DRC moet voldoen om uiteindelijk voor schuldverlichting in aanmerking te komen. Het in dit stadium toevoegen van nieuwe voorwaarden, die betrekking hebben op de bescherming van burgers tegen rebellenbewegingen, is niet haalbaar. Dat neemt niet weg dat Nederland in andere fora de Congolese autoriteiten wel degelijk zal aanspreken op deze kwestie.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, Aanhangsel

2