Voortzetting van de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen ( 33268 )

1.

Kerngegevens

Officiële titel Voortzetting van de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen ( 33268 )
Document­datum 25-06-2013
Publicatie­datum 26-06-2013
Nummer HEK20122013-32-9
Kenmerk 33131; 33268; 33268;E
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Sprekers

Minister Plasterk
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA)
De heer Vliegenthart (SP)
Mevrouw Duthler (VVD)
De heer Thom de Graaf (D66)
De heer Koole (PvdA)
Minister Plasterk

9 Kieswet

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

    • het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen ( 33268 ).

De beraadslaging wordt hervat.

©

foto R.H.A. (Ronald)  Plasterk
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun bijdragen in de eerste termijn. Ik zal eerst kort ingaan op de reikwijdte van het pakket aan voorstellen dat ter tafel ligt. Vervolgens zal ik op de vragen ingaan die zijn gesteld door de twee leden die zich op andere terreinen hebben begeven dan het specifieke onderwerp waarvoor door de meeste leden aandacht is gevraagd. Dat zijn de heer Vliegenthart en de heer De Graaf. Daarna zal ik wat uitgebreider stilstaan bij het onderwerp waarvoor diverse leden aandacht hebben gevraagd, namelijk de rol van de stemmers op de BES-eilanden, met name hun positie bij het indirect kiezen van de Eerste Kamer.

Hoewel er in de eerste termijn niet veel over hoefde te worden gesproken, begin ik met te benadrukken dat wat nu voorligt het gevolg is van de evaluatie van vier verkiezingen, in 2009, 2010, 2011 en 2012. Dat waren de verkiezingen voor het Europees Parlement, de gemeenteraden, de Provinciale Staten en de Tweede Kamer. Ook is dit het gevolg van het advies van de Kiesraad over het verbeteren van het kiesproces. Deze zaken hebben geleid tot een aantal significante wijzigingen, die allemaal in dit wetsvoorstel zijn opgenomen. Ik pik er enkele uit. Een daarvan is het vergemakkelijken van het stemmen vanuit het buitenland. Dat zit hem er vooral in dat kiezers in het buitenland zich voortaan ook per e-mail kunnen registreren. Dat was een nadrukkelijke wens in de Tweede Kamer, die met name door de VVD-fractie prominent naar voren is gebracht. Dat zal ertoe leiden dat mensen zich al op 22 november van dit jaar kunnen registreren voor de verkiezing van het Europees Parlement in mei volgend jaar. Dit wetsvoorstel moet het mogelijk maken om deze datum te halen, want wij zullen de mensen in het buitenland liefst zo snel mogelijk informeren dat dit mogelijk is.

Een tweede belangrijke wijziging is dat eisen worden gesteld aan de leden van de stembureaus. De gemeenten worden verplicht stembureauleden te trainen. Er was reden tot zorg over de expertise van een aantal mensen in de stembureaus.

Een derde wijziging is dat de verkiezingen in maart structureel twee weken kunnen worden opgeschoven. Dat is al van belang voor de gemeenteraadsverkiezingen in 2014. Je kunt bij Koninklijk Besluit één week schuiven. Dan los je het probleem op dat de verkiezingen op Aswoensdag zouden vallen, wat voor een deel van de Nederlanders wellicht een bezwaar kan opleveren. Met één week schuiven kom je dan in de vakantie voor Noord- en Midden-Nederland terecht. Je moet dus twee weken kunnen schuiven. Dat kan niet per KB, dat kan alleen als er een wettelijke basis voor is. Dat is ook een belangrijke reden waarom het wenselijk is dat dit wetsvoorstel op korte termijn wordt aangenomen.

Voor de Eerste Kamer wellicht niet van doorslaggevend belang, maar voor politieke partijen een punt waarvoor veel aandacht is gevraagd, is het versimpelen van een aantal procedures, bijvoorbeeld dat elke partij haar kandidatenlijst centraal kan inleveren en met één lijst kan volstaan wanneer ze in kieskringen met identieke lijsten meedoet. Dat levert een hoop reductie van drukte op.

Het volgende, tot slot, vind ik zelf een belangrijk punt. Dit is meteen een antwoord op de vraag van de heer Vliegenthart wat er is gebeurd met het advies om het stemmen bij volmacht te beperken. Dat zit wel degelijk in het voorstel. Het verlenen van een volmacht in het stemlokaal wordt in het wetsvoorstel bijvoorbeeld uitgesloten. Met name bij gemeenteraadsverkiezingen hebben taferelen plaatsgevonden waarnaar veel aandacht is uitgegaan. Mensen ontvingen in het stemlokaal volmachtverklaringen van mensen om zich heen en gingen vervolgens in het stemhokje namens de hele familie of kennissen stemmen. Dat werd niet beschouwd als in de bedoeling liggend en wordt nu bij wet uitgesloten.

Kortom, het is een pakket met veel maatregelen. Ik heb hier vijftien grote maatregelen. Ik zal ze niet allemaal meer opsommen. Verder zijn er nog wat kleine wijzigingen. Ze maken het de moeite waard om het pakket vast te stellen en dit ook tijdig te laten gebeuren.

Ik zal ten eerste ingaan op een aantal vragen die zijn gesteld door de heer Vliegenthart. Hij vraagt of het een idee is om waarnemers van de Raad van Europa uit te nodigen. Kort en goed: dat zeg ik toe. Dat zal ik doen. Hoe belangrijk zijn nationale waarnemers? Daarover kan verschillend worden gedacht. Ze stonden inderdaad aanvankelijk in het voorstel. Nationale waarnemers dragen bij aan transparantie en aan het beeld dat de verkiezingen correct worden gehouden. Ik geloof echter niet dat er heel veel zorg bestaat over het kiesproces in Nederland. Wij hebben daarover in ieder geval geen grote zorg. De Kiesraad en de Tweede Kamer waren erg tegen dit voorstel. Het levert drukte op, zeiden ze, en een hoop toestanden met mensen die hier bij allerlei processen komen kijken of het goed gaat. De toegevoegde waarde daarvan werd niet heel hoog geacht. De heer Vliegenthart zei dat het wellicht wat laconiek klonk dat de Tweede Kamer akkoord is gegaan met het amendement. Op het gevaar af dat hij mij laconiek vindt: ik denk inderdaad dat de toegevoegde waarde ervan beperkt is en dat wij ook zonder die nationale waarnemers met de bestaande waarborgen kunnen zorgen dat de verkiezingen goed verlopen.

De heer Vliegenthart (SP):

Als ik nu een vraag stel, scheelt dat straks wellicht in de tweede termijn. De toezegging over de Raad van Europa incasseer ik dankbaar. Aan waarnemers zal het dus waarschijnlijk bij de volgende verkiezingen niet ontbreken. De minister neemt echter iets op in het wetsvoorstel en vervolgens gaat het eruit. Dat maakt een beetje de indruk dat het kan vriezen en kan dooien en dat het niet zo veel uitmaakt. De argumenten van de Kiesraad heb ik ook gezien. Het zijn op zich steekhoudende argumenten, maar dan had de minister dit punt niet aanvankelijk in het wetsvoorstel moeten opnemen. Ik vraag de minister om in dit opzicht een beetje meer voor zijn zaak te staan, want die nationale waarnemers dragen bij aan draagvlak en een beetje drukte in het stemlokaal kan geen kwaad als daardoor beter wordt waargenomen.

Minister Plasterk:

Ik zal later in mijn betoog ook bij mijn zaak blijven staan. Dat advies neem ik ter harte. Op de vraag of er niets is gedaan met de aanbevelingen van de OVSE over volmachten, heb ik in mijn inleiding al iets gezegd.

De heer De Graaf heeft een aantal vragen gesteld. Er zijn nogal wat nota's van wijziging geweest, dus ik kan mij heel goed voorstellen dat het even de vraag was welke de laatste versie was. Die komt tegemoet aan datgene wat de heer De Graaf vroeg over de kiesdrempel. Het voorstel om die te verhogen is uit het wetsvoorstel gehaald. Daarmee vervallen waarschijnlijk ook de andere vragen over dit punt van de heer De Graaf.

De heer Thom de Graaf (D66):

Het gaat over het oorspronkelijke artikel Ya 18. Dat is er uitgehaald. Ik heb dit niet goed kunnen vinden in de eerste nota van wijziging, maar het schijnt erin geregeld te zijn, dus daarvoor mijn excuus. Dit beklemtoont misschien wel mijn andere opmerking over de onoverzichtelijkheid van de Kieswet.

Minister Plasterk:

Dit heeft meer te maken met het voortschrijdend inzicht bij het opstellen van dit wetsvoorstel. Wellicht heeft de heer De Graaf ook gelijk over de onoverzichtelijkheid van de Kieswet, maar die kunnen wij hiervan niet de schuld geven. Daarmee kom ik wel op het volgende punt, namelijk of de regering bereid is om tot een integrale herziening van de Kieswet te komen. Wij zijn het er allemaal over eens dat de Kieswet belangrijk is. Ik heb om die reden de Kiesraad in ieder geval gevraagd om er ook een publieksversie van te maken. Hij zal dit doen. Overigens heeft hij er wel bij aangetekend dat men aarzelt om een eigen tekstinterpretatie van de Kieswet te geven. De Kiesraad zou daarom de tekst van de huidige Kieswet zodanig kunnen presenteren dat die voor een algemeen publiek inzichtelijk is, misschien ook door er keuzen nadrukkelijker uit naar voren te halen en toe te lichten, zonder samen te vatten wat de wetgever heeft bedoeld met te zeggen wat er staat. Voor je het weet creëer je dan namelijk twee versies van de Kieswet. Dat kan ook weer verwarring scheppen. Maar goed, die publieksversie komt er.

De integrale herziening zou ik onmiddellijk uitvoeren als ik daarvoor de ambtelijke capaciteit had, maar wij zijn heel druk bezig met wetgeving. Ik heb het gevoel dat ik van de collega's één van degenen bij die regelmatig in de Eerste Kamer staat, niet alleen voor algemene debatten, maar wel degelijk ook voor wetswijzigingen. Ik heb hier nog net geen campingbedje staan, maar breng hier toch vele dagen door. Dat moet allemaal wel worden voorbereid door de mensen van de afdeling wetgeving. Ik zou het graag doen, maar ik ontraad om dat pad nu op te gaan.

De heer Thom de Graaf (D66):

Ik begrijp dat het niet bovenaan het lijstje van de minister staat. Er zijn enkele wat meer prangende wetgevingsprojecten. Dat hoeft de minister echter niet te ontslaan van, ik zou bijna zeggen: de verplichting om te zorgen dat dit onderdeel van de wetgeving wat kenbaarder en overzichtelijker wordt. Waarom zou de minister niet kunnen toezeggen dat dit op de lijst wordt geplaatst en dat wordt gekeken of met de voorbereidingen kan worden begonnen? De Kiesraad kan bijvoorbeeld worden gevraagd om een advies uit te brengen over de integrale herziening. Die heeft daarvoor zelf meermalen gepleit. Dat zou het begin kunnen zijn van een wetgevingsproces dat niet volgende week tot een wetsvoorstel hoeft te leiden. Ik zou echter graag die toezegging willen hebben, omdat ik denk dat we dit niet op zijn beloop moeten laten. Als de minister daartoe in zijn regeringsperiode geen aanzet geeft, staan we over een jaar of drie, als dit kabinet de rit uitzit, opnieuw voor de vraag of iemand een keer de aanzet wil geven voor een herziening.

Minister Plasterk:

Op het punt van het kenbaar maken van de Kieswet zeg ik met alle plezier toe dat ik, behalve door te werken aan de publieksversie, ook anderszins mijn best zal doen om de Kieswet kenbaar te maken. Voor wat betreft een integrale herziening geldt echter dat ik het moet doen met de ambtelijke capaciteit die ik heb. Er moeten nog bezuinigingen op de rijksdienst worden ingeboekt en die zullen ook voor een deel bij het ministerie van BZK landen, dus ik wil niet lichtvaardig zeggen dat ik het op de lijst zet als ik daarmee de verwachting schep dat ik het vervolgens op enig moment ter hand zal kunnen nemen. Ik moet dus kiezen, zoals de heer De Graaf ook zei, en we zijn nog met grondwetswijzigingen bezig. Ik heb in het debat van vorige week ook een beschouwing over hoofdstuk 7 van de Grondwet toegezegd aan de heer Engels, en dat moet allemaal gebeuren. Daar ligt dus mijn prioriteit, voordat we een wet die op zichzelf functioneert maar die inderdaad door de geschiedenis een complexe architectuur heeft gekregen, helemaal gaan herzien.

De heer Thom de Graaf (D66):

Dit is een laatste poging van mijn kant, voorzitter. Zou de minister wel kunnen toezeggen dat hij de Kiesraad vraagt om een advies, niet zozeer over de wenselijkheid van de integrale herziening - daarover heeft de Kiesraad zich al uitgesproken - maar over de mogelijke vormgeving daarvan? Dan kan na dat advies opnieuw worden bezien wat dit betekent voor de planning en de prioriteitsstelling.

Minister Plasterk:

Zo'n verzoek kan ik bijna niet weigeren en ik probeer de heer De Graaf tegemoet te komen, dus ik zal in ieder geval de Kiesraad vragen naar het belang en de eventuele vormgeving ervan, maar zonder de suggestie te willen wekken dat we dit vervolgens ook ter hand zullen nemen. Ik zal de Kamer een afschrift doen toekomen, dan kan zij dat wegen.

Zou de Kiesraad niet zelf moeten gaan over het ontslag van een van zijn leden in plaats van de regering? Ik heb even gezocht naar precedenten. Eigenlijk geschieden alle benoemingen van de Hoge Colleges van Staat anders dan de Ombudsman, door de regering. Dat geldt dus voor de Rekenkamer, voor de hele rechterlijke macht en voor de Raad van State. In die rij hoort ook de Kiesraad thuis. In het wetsvoorstel is wel opgenomen dat de Kiesraad eerst moet worden gehoord voordat een voordracht tot ontslag kan worden gedaan. Bovendien is de ontslaggrond in de Kieswet zo geformuleerd dat het moet gaan om redenen die de persoon van de betrokkene zelf betreffen. In die zin is het dus nog nader beperkt ook. Uiteindelijk heeft het mijn voorkeur om dat zo te laten en dit niet door coöptatie van de Kiesraad te laten gebeuren.

Heeft het werk van de commissie-Van Beek, die het elektronisch stemmen voorbereidt, ook betrekking op de volgende gemeenteraadsverkiezingen? Nee, dat is niet haalbaar. Dat heb ik ook bij de presentatie van de commissie-Van Beek gezegd. Daarvoor moet in ieder geval de wet worden aangepast. Ook moet er een aanbestedingstraject komen als het doorgaat, want er moeten spullen voor worden gekocht. Het lukt niet om dat voor de gemeenteraadsverkiezingen te realiseren, hoe graag ik dat ook zou willen. Er zullen wel experimenten worden gestart als de commissie daartoe adviseert, maar niet over de hele breedte.

Heb ik specifieke wensen gedeponeerd bij de commissie-Van Beek voor de papertrail? Ik heb het in het debat in de Tweede Kamer wel besproken als een van de manieren om ervoor te zorgen dat de kiezer op papier ziet dat hij gestemd heeft wat hij trachtte, hoopte en dacht te stemmen. Het is dus zeker een van de mogelijke technieken en ik neem aan dat de commissie dat in haar advies zal betrekken. Ik heb het niet specifiek meegegeven in de opdracht, maar het ligt zeer voor de hand dat de commissie dat zal overwegen.

Ik haal één keer diep adem voordat ik overga naar het onderwerp waarover eigenlijk alle sprekers in eerste termijn hebben gesproken, namelijk de complexe situatie rond het kiesrecht voor de Eerste Kamer voor de bewoners van de BES, de openbare lichamen. Ik begin met de conclusie van de heer Koole: een perfecte oplossing is er niet. Daar ben ik het mee eens. Openbare lichamen zijn in grote lijnen de equivalenten van de Nederlandse gemeenten, maar de drielagenstructuur van het huis van Thorbecke - Rijk, provincie, gemeente - bestaat niet aan de andere kant van de oceaan. Het is overigens ook een nadrukkelijke wens geweest van de BES-eilanden dat ze niet bij een provincie zouden worden ondergebracht. Wat betekent dit?

Allereerst geef ik een helder antwoord op de vraag waarop mevrouw Duthler, mevrouw Van Bijsterveld en de heer Vliegenthart aankoersten. Is het denkbaar dat niet-Nederlanders zouden stemmen voor een der Kamers der Staten-Generaal? Het antwoord daarop is glashelder: dat kan niet het geval zijn. Het kan dus niet zo zijn dat een Italiaan direct of indirect stemt voor de samenstelling van de Eerste Kamer. Dat is ook precies de reden waarom de gedachte die een aantal jaren geleden in de wet is vervat, namelijk dat niet-Nederlanders afkomstig uit de Europese Unie en niet-Nederlanders afkomstig van elders die vijf jaar wettelijk in Nederland verblijven, stemrecht hebben voor de gemeenteraad, niet is uitgewerkt tot Provinciale Staten, hoewel dat ten principale zou hebben gekund. Dat is bewust niet gedaan, omdat Provinciale Staten de samenstelling van de Eerste Kamer bij verkiezing bepalen. Nu zitten we dus met een dilemma; zo kun je het werkelijk wel noemen. Voor de samenstelling van de eilandsraad als equivalent van de gemeenteraad is het namelijk niet meer dan logisch dat daar waar de inwoners van Zoetermeer kunnen stemmen voor hun gemeenteraad, de inwoners van Bonaire kunnen stemmen voor hun eilandsraad. Dat geldt dan ook voor buitenlanders die daar als ingezetene het stemrecht kunnen krijgen. Dat is ook de reikwijdte van de uitspraak van het Hof. Toen mijn voorgangers deze wet in gang hebben gezet, hebben zij dus ook getracht om de praktijk in lijn te brengen met wat er nu volgens de uitspraak van het Hof gebeurt.

Mevrouw Duthler vroeg: dat is toch voorheen gebeurd door het niet in werking verklaren van een onderdeel van de wet? Zou dat in de toekomst niet nog een keer kunnen gebeuren? Het antwoord daarop is: ja, dat zou nog een keer kunnen gebeuren. Dat is één manier om te zeggen dat men dat recht niet heeft. Je ontkomt er echter niet aan om te concluderen dat het, aangezien de eilandsraad zich ten opzichte van de Eerste Kamer feitelijk verhoudt zoals Provinciale Staten zich verhouden ten opzichte van de Eerste Kamer, namelijk als een kiesraad daarvoor, niet mogelijk is dat er in de eilandsraad ook buitenlanders worden gekozen. Dan zouden die buitenlanders namelijk ook het kiesrecht hebben. Op zichzelf is het wetsvoorstel zoals het nu voorligt, consistent, want men kan kiezen voor de eilandsraad en men kiest daarmee niet voor de Eerste Kamer. Zolang de Grondwet namelijk nog niet door de Kamer is behandeld in eerste en vervolgens in tweede lezing, heeft men dat actieve en passieve kiesrecht voor de Eerste Kamer niet, dus is er geen vuiltje aan de lucht. Dat is ook zeker voor mijn voorganger de overweging geweest om het nu in de wet op te nemen. Dan handelen we volledig conform de uitspraak van het Hof en doet de wet recht aan de praktijk. Bij tweede lezing, in 2017 of 2018, is de Grondwet veranderd en dan zou ik inderdaad, zodra de tweede lezing van de Grondwet aan de Tweede Kamer wordt voorgelegd door de regering, in principe kunnen toezeggen dat we dan ook de wet veranderen, waardoor buitenlanders niet langer meer het stemrecht hebben. Dan is dat probleem opgelost. De heer Vliegenthart verwees daar ook naar.

De heer Vliegenthart (SP):

Ik heb een korte vraag om te horen of ik het goed heb begrepen. De minister zou dat kunnen toezeggen. Zou hij daar ook toe bereid zijn?

Minister Plasterk:

Ik zou daartoe graag bereid zijn, maar ik heb het gevoel dat dat niet voldoende is. Vandaar dat ik nog een stap verder zou willen gaan. Ik had eigenlijk uit de woorden van mevrouw Duthler begrepen dat het haar te ver weg is en zij dit onmiddellijk geregeld wilde zien. Dat zou je dan nog op twee manieren kunnen kunnen doen. Het kan op de manier van de novelle; ik kom daar straks specifiek op terug. De andere manier zou kunnen zijn dat ik de Kamer toezeg om, gehoord dit debat, onmiddellijk een wetsvoorstel in gang te zetten in de Tweede Kamer om ervoor te zorgen dat buitenlanders niet het stemrecht krijgen voor de openbare lichamen, zodat ze niet indirect ook stemrecht hebben voor de Eerste Kamer. Daartoe ben ik ook graag bereid. Dat is ook exact de bedoeling van wat door de leden in eerste termijn aan de orde is gesteld.

De heer Thom de Graaf (D66):

Het is mij niet meer helemaal duidelijk. Mag ik ervan uitgaan dat de minister met mij van mening is dat niet-Nederlanders die vijf jaar woonachtig zijn in Nederland, in dit geval de BES-eilanden, wél stemrecht hebben voor de samenstelling van de eilandsraad en dat ook zullen houden in de toekomst, maar dat het probleem is of de op die manier samengestelde eilandsraad wel als constituerend college kan dienen voor de samenstelling van de Eerste Kamer? Daar zit toch het probleem? Of gaat de minister het net toegekende kiesrecht van die niet-Nederlanders weer weghalen voor de samenstelling van de eilandsraad?

Minister Plasterk:

Het is kiezen of delen. In de grondwetswijziging zoals die in eerste lezing door de Tweede Kamer is aanvaard, staat: "De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van de Provinciale Staten en de leden van de algemeen vertegenwoordigende organen van de openbare lichamen bedoeld in artikel 132.a." Dat kan niet anders gelezen worden dan dat zij die gekozen zijn in de eilandsraad volgens de nieuwe Grondwet, als die wordt vastgesteld door uw Kamer en in tweede lezing door beide Kamers, stemrecht zullen hebben voor de Eerste Kamer. Als uw Kamer het niet wenselijk vindt dat niet-Nederlanders dat hebben, zullen de buitenlanders in Bonaire, Saba en Statia geen stemrecht kunnen hebben voor de eilandraad. Het gaat overigens maar om een paar honderd mensen.

De vervolgvraag is dan of je die mensen op een andere manier kunt betrekken bij de lokale democratie. Daarvoor kun je van alles verzinnen. Dat hoeven wij nu ook niet te doen. Dat kan echter niet door actief stemrecht voor de eilandsraad, omdat zij daarmee in een positie zouden komen vergelijkbaar met die van de leden van de Provinciale Staten, namelijk stemrecht voor de Eerste Kamer.

De heer Thom de Graaf (D66):

Maar dan wisselt de minister de ene onrechtvaardigheid in voor de andere onrechtvaardigheid. Dat betekent immers dat wij niet-Nederlanders in een deel van Nederland het recht ontzeggen om op het niveau van de gemeenteraad hun stem uit te brengen, terwijl wij dat voor de rest van Nederland wél regelen. Dat recht wordt dan expliciet weer teruggetrokken. Dat is de consequentie van wat de minister zegt. Ik zou mij ook kunnen voorstellen dat wij in het kader van de grondwetsherziening nog eens grondig bezien of voor de samenstelling van het college dat bijdraagt aan de samenstelling van de Eerste Kamer een andere rekenmethode kan worden toegepast, bijvoorbeeld alle stemmen minus die van de buitenlanders.

Minister Plasterk:

Ik wil erop wijzen dat het een veel grotere onrechtvaardigheid is dat alle Nederlanders die wonen op Bonaire, Statia en Saba geen stemrecht hebben voor een van de twee Kamers der Staten-Generaal. Om daar een eind aan te maken moet de Grondwet worden veranderd. Dat is door de Tweede Kamer in eerste lezing gedaan. Ik stel het nog steeds op prijs als wij dat ook in eerste lezing in deze Kamer kunnen doen. Stel dat dit kabinet zit tot 2017 en dit gebeurt niet in deze kabinetsperiode maar pas in de volgende, dan hebben alle Nederlanders daar tot 2023 geen stemrecht. Dat wordt ook door alle internationale gremia onacceptabel geacht. Ik vind het zelf ook onacceptabel. Ik weet dat u dat ook niet acceptabel vindt. Dat is het eerste wat wij nu moeten oplossen. Ik hoop van harte dat wij deze grondwetswijziging doorzetten, zodat alle Nederlanders stemrecht hebben voor hun parlement. Dat leidt ertoe dat die kleine groep buitenlanders aldaar dat stemrecht niet hebben, zoals buitenlanders in Nederland dat ook niet hebben voor Provinciale Staten.

Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):

De minister schetst zojuist een dilemma en dat dilemma zie ik ook. Ik denk dat daarvoor wel een oplossing bestaat. Die ligt in de ontvlechting van de eilandsraadverkiezingen en de verkiezingen die ten doel hebben een bijdrage te leveren aan de samenstelling van de Eerste Kamer. Voor die ontvlechting zijn verschillende modellen denkbaar. Op dit moment wil ik daarop niet ingaan, maar ik wil wel ingaan op een punt dat de minister eerder aanroerde. In de memorie van antwoord staat dat als het wetsvoorstel wordt ingevoerd zoals het nu luidt, het altijd, bijvoorbeeld bij de tweede lezing van de grondwetsherziening of op een eerder moment, weer gewijzigd kan worden, in die zin dat het voor een gedeelte wordt teruggedraaid. Dat vind ik niet zo heel erg fraai. De wetgever kent dan namelijk eerst ongeclausuleerd en ongelimiteerd in de tijd een recht toe en vervolgens neemt de wetgever een gedeelte van dat recht terug omdat de situatie gewijzigd is. Ik zou het veel zuiverder vinden om te beginnen bij het begin en een beperkt kiesrecht toe te kennen en zo de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie te implementeren. Dan hoef je daarna niet een eens gegeven recht terug te draaien.

Minister Plasterk:

Mevrouw Van Bijsterveld stelt eigenlijk twee vragen. De eerste is of wij niet zouden kunnen kiezen voor ontvlechten. Als wij dat doen, zouden de inwoners van Bonaire bijvoorbeeld tweemaal naar de stembus moeten: eenmaal voor de eilandsraad en daarmee indirect voor de Eerste Kamer en eenmaal voor een nieuw in te stellen kiescollege dat over het lokaal bestuur gaat. Dan gaat de eilandsraad dus niet meer over het lokaal bestuur en creëer je een heel nieuwe structuur. Die zou altijd grondwettelijk verankerd moeten worden. Dat zou een grondwetswijziging met zich brengen die dan weer in eerste lezing door beide Kamers moet worden besproken en met de eilanden moet worden geconsulteerd. Dat betekent dat dit grondwettraject strandt waardoor wij pas weer bij een volgend kabinet, dus na 2017 D.V., de eerste stappen kunnen zetten en vier jaar later wellicht stemrecht kunnen toekennen aan de inwoners van de BES-eilanden. Ik vind dat eerlijk gezegd niet verstandig en eigenlijk ook niet acceptabel.

Ik kom met alle plezier nog eens terug op die ontvlechtingsvariant. Mijn voorkeur is om dat te doen bij de behandeling van de Grondwet hier in uw Kamer. Wij praten nu over de Kieswet. Ik kom dan daarop graag terug.

De tweede vraag van mevrouw Van Bijsterveld ging over de wijziging. Zij vindt het eigenlijk niet acceptabel dat de wet eerst wijzigt en dat die wijziging dan weer ongedaan wordt gemaakt. Ik zou haar daarin willen tegemoetkomen en meteen het punt van de novelle aan de orde stellen. Ik stel voor dat ik u toezeg dat ik het onderdeel kiesrecht voor vreemdelingen niet in werking zal laten treden en onmiddellijk zal starten met een wetswijziging om dat te veranderen. De vraag is waarom dat niet kan bij novelle. Ik vrees dat wij dat niet halen. Ik heb tijdens mijn inleiding al gezegd dat enkele punten echt te belangrijk zijn en dat wij het niet halen voor 1 januari en zelfs niet voor 22 november. Een novelle moet in ieder geval voor eerste consultatie naar de eilanden en naar de Kiesraad. Dan zijn wij acht weken verder. Daarna moet die naar de ministerraad. Dat is dus ruim na het zomerreces. Vervolgens naar de Raad van State. Een spoedprocedure daar duurt zes weken. Daarna moet de novelle worden ingediend bij de Tweede Kamer. Die heeft eerst nog de begrotingsbehandelingen die op de agenda drukken. De Tweede Kamer zal daar echter zeker over willen spreken. Daarna moet de novelle nog naar de Eerste Kamer en dan is die datum van 22 november voor het per e-mail registreren van buitenlanders verstreken. Ik zou het graag doen, het is geen onwil mijnerzijds, maar praktisch gezien lukt het niet. Ik zou u dan toch willen vragen om het betere niet de vijand van het goede te laten zijn en ermee in te stemmen dat wij het oplossen door dit onderdeel niet in werking te laten treden en dat ik zo snel mogelijk een wetswijziging indien om tegemoet te komen aan de verlangens die hier breed leven.

De heer Vliegenthart (SP):

Ik benijd de minister niet. Het is een lastig probleem dat volgens mij helemaal niet partijpolitiek is maar heel technisch van aard. Ik voel wel mee met wat collega De Graaf zegt, namelijk dat wij hier straks het ene onrecht met het andere onrecht gaan bestrijden. Ik vind dat ook niet zuiver. De minister wil de ontvlechtingsvariant graag nog een keer toelichten. Misschien zijn er wel meer varianten. Wellicht kan hij daarover een notitie schrijven en die naar deze Kamer sturen? Wij kunnen die dan meenemen bij de behandeling van de grondwetswijziging zodra wij daaraan toe zijn. Ik zou het fijn vinden als de minister dat toezegt en als hij ook wat creatief wil denken over de vraag welke varianten er zijn om beide dingen te regelen. Dat zou best omslachtig kunnen zijn, maar onze democratie vaart er wel bij als wij in dezen principieel zuiver zijn. Ik zou daar de minister graag over willen horen en ik hoor hem ook graag afstand nemen van het idee dat wij het ene onrecht met het andere gaan bestrijden.

Minister Plasterk:

Ik snap de opmerkingen van de heer Vliegenthart heel goed. Ik denk toch dat het grootste onrecht nu is dat de Nederlanders die bij tienduizenden wonen op de BES-eilanden geen stemrecht hebben voor een van de twee Kamers der Staten-Generaal. Dat probleem moeten wij zo snel mogelijk oplossen. Het kleinere ongemak dat enige honderden buitenlanders die daar wonen geen stemrecht hebben voor de eilandraad weegt minder zwaar dan het eerste.

Ik ben graag bereid om u bij de behandeling van de grondwetswijziging die notitie toe te zeggen. Ik zal daarbij ingaan op die varianten en ook de suggestie van ontvlechting nog eens de revue laten passeren, zodat u die kunt betrekken bij uw afwegingen.

De heer Vliegenthart (SP):

Ik dank de minister daarvoor en dan zullen we wel zien hoe we verder gaan. Ik vrees echter dat dat nog een heel gepuzzel is.

Minister Plasterk:

Ik ben me daarvan bewust.

Mevrouw Duthler (VVD):

Ik wil toch nog graag een poging doen wat betreft de snelheid van de procedure om een novelle in te dienen. Ik kan niet zo goed oordelen over die acht weken, maar ik kan me voorstellen dat het advies van de Raad van State geen zes weken hoeft te duren, aangezien het maar om één bepaling gaat. Hetzelfde geldt voor de behandeling in de Tweede Kamer: het gaat maar om één bepaling. Ik heb begrepen dat het eerder een kwestie is van niet goed te hebben opgelet dan dat men deze bepaling willens en wetens, met deze consequenties, heeft aanvaard.

Ten aanzien van 22 november, zijnde de datum dat buitenlanders zich per e-mail kunnen registreren, vraag ik me af hoe zwaarwegend die is als je die afzet tegen het toch wel principiële punt van de doorwerking op de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer. Ik wil de minister verzoeken om toch nog eens goed te kijken naar de snelheid van die procedure.

Minister Plasterk:

Het is niet aan mij om te beoordelen of dit lichtvaardig door de Tweede Kamer dan wel door de Raad van State zal worden behandeld. Als ik zie hoe betrokken uw Kamer is omdat het raakt aan het actieve kiesrecht en de democratie, zou het mij niet verbazen als de Tweede Kamer, daartoe aangezet door de Eerste Kamer, dit helemaal niet als hamerstuk behandelt. Wellicht gaat men er daar even fijn voor zitten. Dit lijkt me ook typisch iets waarover de leden van de Raad van State, in al hun geleerdheid, graag een beschouwing zouden schrijven. Ik ben daar dus toch niet optimistisch over.

Dan ga ik in op de vraag hoe zwaarwegend het stemmen vanuit het buitenland is. Het staat in ieder geval in het regeerakkoord, want de VVD heeft het daarin opgenomen. Ik weet dat collega Taverne in de Tweede Kamer ook zeer hecht aan dit punt. Het past mij dus niet om daarover lichtvaardig te zijn. Ik denk toch dat dat een zwaarwegend punt is. Ik hoop dat ik deze Kamer ervan kan overtuigen dat dit niet een begaanbaar pad is. Materieel zal ik echter hetzelfde doen, namelijk door het niet in werking te laten treden en onmiddellijk een wetswijziging in gang te zetten. Als dan blijkt dat het, zoals mevrouw Duthler zegt, bij de Tweede Kamer en de Raad van State gemakkelijk passeert, kan dat ook met een wetsvoorstel dat ik los hiervan indien. In elk geval gijzelen we dan niet het in gang zetten van alle andere voorstellen in de Kieswet die voor de gemeenteraadsverkiezingen en de verkiezingen van het Europees Parlement van belang zijn.

Mevrouw Duthler (VVD):

De minister komt daar nu mee, maar ik ben heel benieuwd welke andere elementen uit het wetsvoorstel van belang zijn om toch doorgang te laten vinden op het moment dat dit wetsvoorstel niet op tijd is aangenomen. Kan de minister daar wat meer over zeggen en dus wat concreter over worden?

Minister Plasterk:

Een en ander zat al enigszins impliciet in mijn inleiding, maar ik wil dat met alle plezier nog eenmaal aanstippen. Dat geldt voor het stemmen vanuit het buitenland, voor de eisen die gesteld worden aan stembureauleden, voor het opschuiven van de verkiezingsdatum zodat deze niet met Aswoensdag samenvalt maar ook niet met de voorjaarsvakantie. Het geldt voor het vereenvoudigen van het indienen van de lijsten door de politieke partijen, voor de controletellingen bij stemopneming, die worden geschrapt daar waar ze niet nodig zijn, en voor de volmachtverlening in het stembureau. Het gaat ook om oploopjes waarbij mensen stembiljetten staan te ronselen waarmee ze het hokje ingaan. Met deze wet wordt dat uitgesloten, maar anders zou dat kunnen doorgaan. Op dat punt had de OVSE kritiek en ook de heer Vliegenthart vroeg ernaar. Verder zijn er nog enkele kleinere en middelgrote punten, dus het is echt wel een heel pakket. We moeten niet willen dat dat niet doorgaat of dat we het risico lopen dat het niet tijdig klaar is.

Ik had nog een gloedvol slot van mijn betoog verzonnen, maar ik geloof dat we alle punten bij interruptie wel hebben besproken. Ik kijk even of ik daaraan nog iets heb toe te voegen. Ik hoop dat ik uw Kamer heb overtuigd van het feit dat we op dit moment de wet toch het liefst zouden passeren en wel om de redenen die ik heb genoemd. We willen het aspect van stemmen door buitenlanders in ieder geval niet in werking laten treden en dat zo snel mogelijk via een wetswijziging beklinken. Verder zal ik ervoor zorgen dat er een notitie ligt over dit dilemma bij de behandeling van de grondwetswijziging, die wat mij betreft plaatsvindt zodra uw Kamer dat wenst. Ik heb ook goed nota genomen van de woorden van de heer Vliegenthart, namelijk dat het geen eenvoudige kwestie is en dat er misschien ook geen eenvoudige oplossing is. Ik wil op dat punt geen verwachtingen scheppen, maar ik wil in ieder geval de verschillende scenario's met alle consequenties laten passeren, zodat deze Kamer die kan laten meewegen bij de beoordeling van de grondwetswijziging.

©

foto S.Ch. (Sophie) van Bijsterveld
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn reactie in eerste termijn. De minister heeft een bloemlezing gegeven van de uiteenlopende wijzigingsvoorstellen die het wetsvoorstel bevat. Wij vinden dat ook wenselijke zaken, afgezien van het punt waarvan wij een punt hebben gemaakt.

Over een van de andere wijzigingen heb ik nog een vraag. De minister riep de wijziging van de regeling voor het stemmen bij volmacht in een stemlokaal in gedachten. Dat riep bij mij in gedachten dat, als ik me niet vergis, er een regeling bestaat waarin staat dat er niet meer dan twee of drie volmachten per persoon mogen worden afgegeven. Dat zou betekenen dat, als er dan toch in het stemlokaal op een onwenselijke manier met volmachten wordt gewerkt, dat ook volgens de huidige regeling altijd beperkt blijft tot twee of drie volmachten per persoon. Klopt dit volgens de minister?

Wat ons hoofdpunt betreft, hebben we goed naar de minister geluisterd. Het doet ons ook goed dat hij het standpunt deelt dat het niet zo kan zijn dat, om met zijn woorden te spreken, een Italiaan ook invloed heeft op de verkiezingen van de Eerste Kamer. Misschien wel in de weg waarlangs we tot die uitkomst kunnen komen. Naar ons idee is het zo dat als die grondwetswijziging in werking treedt en dit wetsvoorstel doorgaat zoals het nu voorligt, het gewoon een automatisme zal zijn dat dat wel het geval is. De minister vindt dat ook niet wenselijk, maar naar ons idee is het niet fraai om eerst een, ik noem het maar even onbeperkt, actief en passief kiesrecht toe te kennen, ook ongelimiteerd in de tijd, en dat vervolgens weer terug te draaien. Naar ons idee is het dan beter om van het begin af aan duidelijkheid te verschaffen over de reikwijdte van het kiesrecht, zowel in de tijd als qua inhoud van het recht. Dat betekent dus implementatie van de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Ik zal de argumenten daarvoor niet herhalen. Verder lijkt ontvlechting ons in de toekomst ook geen slecht idee maar dat is, zoals de minister zelf al aangaf, toch nog een beetje toekomstmuziek. Om die reden willen wij daar nu niet op bouwen.

We hebben voorts zeker begrip voor de bezwaren die de minister naar voren haalde tegen een novelle. De belangrijkste punten uit het wetsvoorstel zijn voor ons de datum van de kandidaatstelling en de datum van de verkiezing zelf. De minister heeft gezegd dat die data naar voren gehaald kunnen worden. Weliswaar is dat maar met één week, maar goed, ze kunnen toch naar voren worden gehaald en voor ons is die ene week toch wel wenselijk. Los daarvan zou, als de novelle via een spoedprocedure in gang wordt gezet, de termijn toch nog wel bekort kunnen worden. In elk geval kan het korter dan de maximumtermijnen die de minister net noemde. De voor- en nadelen van een novelle ofwel het laten doorgaan van het wetsvoorstel met eventueel parallel daaraan een ander wijzigingsvoorstel, ten nadele van het eventueel later in werking treden van dit voorstel - en ik onderstreep het woord "eventueel" - wegen naar ons idee niet helemaal op tegen het laten doorgaan van het voorstel zoals het nu luidt. Ik overweeg daarom nog steeds om met een motie te komen die nog nader zal worden toegelicht door mevrouw Duthler.

©

foto A. (Arjan)  Vliegenthart
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Vliegenthart (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Hij heeft een manmoedige poging gewaagd om vandaag tussen alle klippen door te varen. De oplossing die hij voorstelt, kan voor een groot deel op de instemming van mijn fractie rekenen. Ik kom daar zo nog over te spreken.

Ik dank de minister ook voor de twee concrete toezeggingen. Die arresteer ik dan maar even. De eerste toezegging is dat de minister de Raad van Europa zal uitnodigen om de volgende nationale verkiezingen waar te nemen. Dat gaat ook per uitnodiging, dus dat is goed. We zullen ervoor zorgen dat de leden hier die ook lid zijn van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa het goede nieuws alvast kunnen verspreiden daar in Straatsburg. Dat kan allicht geen kwaad. Ook dank voor de tweede toezegging, om met een notitie te komen waarin de verschillende punten over de verkiezingen op de BES-eilanden nader zullen worden uitgewerkt.

Ik heb nog een vraag. Waarom heeft de minister besloten om de artikelen niet in werking te laten treden? Volgens mij is er namelijk geen enkel materieel verschil of ze nu wel of niet in werking treden voordat de grondwetswijziging komt. De minister zegt toe om ook met een wetsvoorstel te komen betreffende het intrekken van het actief en passief kiesrecht voor niet-Nederlanders op de BES-eilanden, terwijl ook daarvoor geldt dat dit pas materieel verschil maakt op het moment dat de grondwetswijziging wordt aangenomen. Dus waarom die haast, mijnheer de minister? Volgens mij verengt u hiermee alleen maar het speelveld dat u hebt om te zoeken naar andere creatieve oplossingen, die wel degelijk ook recht doen aan het principe dat de gemeenten die de BES-eilanden nu zijn, en hun inwoners niet anders behandeld mogen worden dan inwoners van gemeenten. Ik sprak hier al over in mijn eerste termijn. Ik begrijp de haastige spoed die de minister hier betracht niet. Hij wordt daartoe geprest door een aantal leden hier. Dar heb ik goed begrepen; we zullen zien hoe dat uiteindelijk uitpakt. Ik begrijp echter de interne logica nog niet helemaal. Volgens mij kan de minister namelijk ook zeggen dat hij zal zorgen dat het geregeld is op het moment dat de grondwetswijziging wordt behandeld in dit huis. Dan kunnen we ervan op aan dat dat de oplossing is.

Volgens mij is er nog een tweede oplossing, namelijk het ontvlechten. Ik denk dat collega Van Bijsterveld op dat punt een interessante optie biedt. Dat hoeft dan niet te betekenen dat het huidige voorstel tot wijziging van de Grondwet dat hier ligt, ingetrokken moet worden. De minister kan immers tegelijkertijd starten met een parallel proces in de Tweede Kamer, ze hier samen opvangen en door laten gaan. Dat lijkt me ook nog een optie. Ik vraag de minister dus nog om enige bezinning op wat hij vandaag concreet toezegt aan deze Kamer, want hij zou zich op termijn weleens in de voet kunnen schieten.

Dit laat onverlet dat ik grosso modo met een positieve houding naar het hele wetsvoorstel kijk. Als de minister niet al te rare dingen doet, zal ik mijn fractie adviseren om met het voorliggende wetsvoorstel in te stemmen.

©

foto A.W. (Anne-Wil)  Duthler
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Duthler (VVD):

Voorzitter. Veel van wat ik had willen zeggen in mijn tweede termijn is al gezegd door mijn collega Sophie van Bijsterveld. Dat zal ik dus niet herhalen.

Ik vind het natuurlijk goed om te horen dat de minister bereid is om het wetvoorstel aan te passen op het punt van het actief en passief kiesrecht voor niet-Nederlanders. Mijn fractie blijft wel er bezwaar tegen houden dat we eerst het wetsvoorstel zouden moeten aannemen terwijl we al weten dat dit effecten zal hebben die mijn fractie niet wenselijk acht. Mijn fractie blijft bezwaar houden tegen eerst het wetsvoorstel aannemen en hier dan weer een gewijzigd wetsvoorstel in behandeling nemen. Mijn fractie blijft dus hechten aan het indienen van een novelle en wil daartoe samen met de CDA-fractie een motie voorstellen.

Motie

De voorzitter: Door de leden Duthler, Van Bijsterveld, Marcel de Graaff, De Grave, Van Kappen en Kneppers-Heijnert wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Gemeenschappelijk Hof van Justitie op 10 januari 2011 een uitspraak heeft gedaan waarin het bepaalde dat ook niet-Nederlanders kiesrecht toekomt bij eilandraadsverkiezingen van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba;

overwegende dat de eilandsraden nog geen invloed hadden op de samenstelling van de Eerste Kamer en dit een belangrijke overweging was voor het Hof om aan te nemen dat er geen objectieve en redelijke rechtvaardiging bestond voor deze ongelijke behandeling van de eilandsraden ten opzichte van de gemeenteraden;

overwegende dat wetsvoorstel 33268 een voorziening treft die ertoe strekt, actief en passief kiesrecht toe te kennen aan de eilandsraadsleden voor de Eerste Kamer;

overwegende dat er een wetsvoorstel voor een wijziging van de Grondwet met nummer 33131 in deze Kamer aanhangig is, dat regelt dat eilandsraden wel invloed krijgen op de samenstelling van deze Kamer;

overwegende dat wanneer bovengenoemde grondwetswijziging is aanvaard, onderhavige regeling moet worden aangepast omdat de dragende grond voor het toekennen van zowel het actief als passief kiesrecht door dit wetsvoorstel is vervallen;

verzoekt de regering, het onderhavige wetsvoorstel reeds nu aan te passen, artikel I onder EL dat een wijziging betreft van het huidige artikel Ya 14 van de Kieswet te schrappen, of in gewijzigde vorm opnieuw aan eerst de Tweede Kamer voor te leggen zodanig dat slechts het actief kiesrecht wordt opgenomen en dit van rechtswege vervalt bij inwerkingtreding van bedoelde grondwetswijziging, en indien daar aanvaard opnieuw bij deze Kamer aanhangig te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter E (33268).

©

foto Th.C. (Thom) de Graaf
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Thom de Graaf (D66):

Voorzitter. Voor de Handelingen is het misschien goed om te vermelden dat de "De Graaff" die u noemde als ondertekenaar van de motie, niet deze spreker is. Het is misschien verstandig om aan te geven welke "De Graaff" het dan wel is, maar in ieder geval niet deze.

De voorzitter:

Het is handig om onder de handtekening de naam te vermelden, want handtekeningen zijn niet altijd te herleiden tot de naam van degene die de handtekening plaatst.

Mevrouw Duthler (VVD):

Misschien kan ik de voorzitter helpen door te zeggen dat degene die de handtekening heeft geplaatst, de heer Machiel de Graaff is van de PVV.

De heer Thom de Graaf (D66):

Nou, dan is het helemaal verstandig dat ik deze opmerking heb gemaakt.

De heer Vliegenthart (SP):

"Marcel de Graaff" dan toch?

De voorzitter:

De heer Marcel de Graaff. Waarvan akte.

De heer Thom de Graaf vervolgt zijn betoog.

De heer Thom de Graaf (D66):

Ik overweeg naamsverandering om deze onduidelijkheid voor eens en voor altijd weg te nemen.

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden en voor zijn toezegging om de Kiesraad advies te vragen over de wenselijkheid en de mogelijke vormgeving van een integrale herziening van de Kieswet. Dat vind ik belangrijk. Ik ga ervan uit dat de Kiesraad zorgvuldig zal omgaan met deze adviesaanvragen.

Niet alle opmerkingen die ik heb gemaakt in mijn eerste termijn zijn door de minister beantwoord. Dat is ook niet per se nodig. Ik had nog een passage gewijd aan de positie van de Kiesraad in relatie tot de generieke wetgeving betreffende de adviescolleges en de zbo's, maar daar is het misschien nu niet het moment voor.

Ik heb goed begrepen van de minister dat hij het advies van de commissie-Van Beek als dat leidt tot herinvoering van het elektronisch stemmen, niet realiseerbaar acht voor de gemeenteraadsverkiezingen. Mag ik daar dan, helaas, aan toevoegen: dus ook niet voor de Europese verkiezingen in het voorjaar van 2014? Het is jammer, maar het is niet anders. Ik hoop maar dat we voortvarend verder kunnen werken aan de herintroductie van het elektronisch stemmen.

Dan kom ik op het punt waarover het debat grotendeels is gegaan. Ik zit met het probleem dat ik het ten principale juist vind dat niet-Nederlanders die aan de kwalificaties voldoen, kunnen deelnemen aan de verkiezingen voor de eilandsraden, omdat die worden gelijkgesteld met de gemeenteraden, dus het lokale bestuur. Dat wordt nu nadrukkelijk in dit wetsvoorstel ingevolge de uitspraak van het hof en het EVRM geregeld. Als de motie-Duthler c.s. wordt aangenomen of als de weg van de minister wordt bewandeld, namelijk om ogenblikkelijk een wetvoorstel in te dienen om dit eruit te halen, gaan we dat recht weer ontnemen aan die niet-Nederlanders. En waarom doen we dat? Om te voorkomen dat een ander probleem zou ontstaan, namelijk dat die niet-Nederlanders zouden deelnemen aan de samenstelling van een college dat vervolgens van invloed is op de samenstelling van de Eerste Kamer.

Ik voel zeer mee met datgene wat de heer Vliegenthart heeft gezegd: we hebben nog tijd, want de grondwetsherziening hebben wij in de Eerste Kamer on hold gezet. Het gaat nog zeker twee jaar duren voordat we daar daadwerkelijk aan toekomen. In die tijd kunnen de verschillende modaliteiten op een rij worden gezet en kan ook worden overwogen om een separate grondwetsherziening aanvullend in te dienen, waarbij we bijvoorbeeld zouden kunnen onderzoeken of er een andere mogelijkheid is om de inwoners van de BES-eilanden aan de samenstelling van de Eerste Kamer te laten bijdragen. Ik zou daarvoor eigenlijk meer voelen dan voor een situatie waarin een recht dat zij net hebben gekregen en dat nog eens bevestigd is door het Hof, vervolgens weer uit de wet wordt gehaald, linksom via een novelle of rechtsom door aanvullende wetgeving. Ik heb grote moeite met de weg die de minister wil bewandelen, maar ook met de motie van mevrouw Duthler c.s.

Mevrouw Duthler (VVD):

Dit wetsvoorstel codificeert een uitspraak van het Hof. Het Hof bepaalde in 2011 dat er geen objectieve en redelijke rechtvaardiging bestond voor de ongelijke behandeling, omdat zij nog geen invloed hadden op de samenstelling van de Eerste Kamer. Straks hebben zij dat wel en dan kun je a contrario zeggen dat er wel een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat.

De heer Thom de Graaf (D66):

Dat zou je kunnen zeggen, maar ik behoor niet tot de mensen die dat zouden kunnen of willen zeggen. Ik vind namelijk dat niet-Nederlanders die meer dan vijf jaar op Nederlands grondgebied hebben gewoond, op voet van gelijkheid met de gemeenteraadsverkiezingen in Nederland het recht hebben om deel te nemen aan de verkiezingen voor de eilandraden als het gaat om de werking van het lokale bestuur. Dat recht moet worden gegeven. Daarnaast hebben wij een ander probleem, namelijk dat wij voorlopig de eilandraden tot constituerende organen hebben bestempeld voor de samenstelling van de Eerste Kamer zoals Provinciale Staten dat voor de rest van Nederland zijn. Dat probleem moeten wij oplossen en dat zal waarschijnlijk niet zonder grondwetsherziening kunnen. Misschien is het verstandig om ons daarop te concentreren in plaats van het recht eerst te ontnemen. Dat probleem heeft mevrouw Duthler nog niet opgelost en de minister evenmin.

Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):

Ik hecht eraan om een aanvullende opmerking te maken. Het doel van de motie is om de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie te codificeren, maar wel precies zoals het Gemeenschappelijk Hof van Justitie die heeft bedoeld. In die zin geeft de motie inderdaad een extra recht. Bovendien is het in de tijd beperkt. Juist door dat te doen, kun je zeggen dat er extra druk op de ketel komt om de fundamentele voorziening te regelen om te zorgen dat er in de toekomst een echte oplossing voor het dilemma komt. Door dit in de tijd te limiteren, wordt de regering aangespoord om met een fundamentele oplossing te komen.

De heer Thom de Graaf (D66):

Of daarvoor de novelle of de motie nodig is, weet ik niet. Het allerbelangrijkste is dat de minister voor ogen houdt dat het ene onrecht niet wordt bestreden met het andere. Mijn fractie zal in de komende week grondig nadenken over de vraag of deze motie moet worden gesteund. Het wetsvoorstel als zodanig kunnen wij steunen.

©

foto R.A. (Ruud)  Koole
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Koole (PvdA):

Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. Het blijft een probleem waarvoor geen perfecte oplossing is. Ik heb dat eerder gezegd en de minister heeft dat herhaald. Onze fractie heeft twee bedenkingen. Een bepaling aannemen waarvan je weet dat die over een paar jaar weer zal worden geschrapt, is iets wat je zoveel mogelijk zou moeten vermijden. Mijn fractie heeft er grote moeite mee om dat op te lossen door het niet in werking laten treden van die bepaling. Er lijkt een teneur te zijn - niet alleen bij dit wetsvoorstel maar ook bij andere wetsvoorstellen - dat vaker wordt gepoogd om wetten aan te nemen waarbij a priori vaststaat dat een onderdeel van de wet niet in uitvoering zal worden gebracht of niet in werking zal worden gesteld. Dat vinden wij niet passen bij zorgvuldige wetgeving. Daarom zitten wij met een probleem.

Mijn fractie staat sympathiek tegenover de redenering in de motie, maar de motie moet wel mogelijk zijn. Ik wacht de beantwoording van de minister over de motie af. Hij zegt dat een novelle qua tijd niet kan. Wat is de uiterste datum waarop de wet moet zijn aangenomen en waarvoor wij misschien nog een oplossing via een novelle kunnen regelen? Als via een novelle iets kan worden verbeterd, is dat beter dan een wet aan te nemen met een bepaling die later toch weer wordt geschrapt. Wat is de uiterste datum die nodig is om de Kieswet tijdig in werking te laten treden? Welke onderdelen gaan mis als de wet niet tijdig wordt aangenomen? De minister heeft er enkele opgesomd, maar misschien kan hij die in een brief precies opschrijven. Ik zoek naar een oplossing die enerzijds recht doet aan wat de minister wil en die anderzijds voorkomt dat je iets aanneemt wat je later wilt schrappen of niet in werking wilt laten treden. Dat dilemma is niet eenvoudig. Ik vraag de minister er nog eens met zorg naar te kijken.

©

foto R.H.A. (Ronald)  Plasterk
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Minister Plasterk:

Voorzitter. Er is in tweede termijn behalve het stemmen van niet-Nederlanders op de BES-eilanden nog één ander punt aan de orde gesteld, namelijk het stemmen bij volmacht. Mevrouw Van Bijsterveld stelde daar een vraag over. Ik heb misschien in mijn eerste termijn de indruk gewekt dat ter plekke in het stembureau de hele straat een volmachtstem kan verlenen aan één persoon. Mevrouw Van Bijsterveld heeft gelijk dat zulks niet kan, want volmachten zijn wettelijk beperkt tot twee. Wat wel kan en wat ook gebeurt, is dat één persoon meerdere volmachten in ontvangst neemt en die vervolgens uitdeelt aan anderen in het stembureau om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk wordt gestemd op deze of gene. Ook die praktijk wordt hiermee beperkt. Om die reden is het nuttig dat, ook al gaat het maar om twee stemmen, het niet meer zo is dat iemand het daar ter plekke doet. In het verleden is in de publiciteit aandacht besteed aan het feit dat er zich daar ongewenste taferelen kunnen afspelen. Het is goed dat die worden beperkt.

Dan kom ik bij het andere punt, waarover diverse leden hebben gesproken. Ook voor mijn voorgangers was het een nieuw feit dat het Hof heeft uitgesproken dat het onacceptabel is dat men voor de eilandraad niet zou kunnen stemmen als men buitenlander is en dat de situatie moet worden gelijkgeschakeld met de gemeenteraadsverkiezingen. Dat levert het dilemma op waarmee wij vandaag in dit debat worstelen. Helder moet zijn dat het nooit, niet één keer, zal gebeuren dat niet-Nederlandse staatsburgers gaan stemmen en daarbij de samenstelling van een van de twee Kamers der Staten-Generaal kunnen beïnvloeden. Dat kan nu niet omdat de inwoners van de BES-eilanden geen stemrecht hebben voor de Eerste Kamer, een betreurenswaardige situatie. Ook als dat uiteindelijk wel het geval zal zijn, wil niemand het laten gebeuren dat bijvoorbeeld de Italianen de senaat van Nederland mede zouden kunnen helpen bepalen. Zij hebben immers een eigen senaat waarvoor zij kunnen stemmen. Daarover is er geen verschil van mening. Het is geen partijpolitieke kwestie, maar meer de vraag hoe dit probleem op de zuiverste manier kan worden opgelost. Dat is voor niemand hier eenvoudig.

De motie ontraad ik met klem, omdat die met zich meebrengt dat wij de hele Kieswet gaan gijzelen met alle punten die ik heb genoemd. Dat is het stemmen vanuit het buitenland, iets waaraan de VVD grote waarde hechtte, ook in de behandeling in de Tweede Kamer. Dat is voorts het tegengaan van het familiestemmen, het eisen stellen aan leden van het stembureau en het opschuiven van de verkiezingsdatum voor de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2014. Die kunnen één week worden verschoven, maar dan zit je in de voorjaarsvakantie. Je moet dus twee weken verschuiven en ik moet een wettelijke basis hebben om te kunnen schuiven, want anders vallen de verkiezingen samen met Aswoensdag en dat vindt men in grote delen van het land om allerlei redenen onplezierig.

Er is gevraagd naar de uiterste datum waarop de wet moet worden vastgesteld. Ik heb al gezegd dat de datum van 22 november 2013 geldt voor het stemmen in het buitenland. Er moet echter ook nog worden gecommuniceerd, zodat de verkiezingsdatum op 1 november 2013 moet worden vastgesteld. De heer Koole vroeg hoe snel dat kan gaan. Ik heb de Tweede Kamer niet in de hand en ik heb de Eerste Kamer niet in de hand. Ik heb de Raad van State ook niet in de hand. Die zullen hun eigen termijn daarvoor nemen.

Zeker als de kwestie in de Tweede Kamer wordt behandeld - ik denk inderdaad dat men bij dit aspect niet zo heeft stilgestaan - levert dat ongetwijfeld een debat op. Dat debat moet er ook zijn, want men moet er wel aandacht aan besteden. Ik wil dat niet koppelen aan de Kieswet zoals die nu voorligt. Mevrouw Duthler zegt dat deze wet geen effecten mag hebben wat betreft het stemrecht van buitenlanders. Dat zal hij ook niet hebben. Zo lang er nog geen stemrecht is voor de Eerste Kamer - dat kan pas onder een volgend kabinet wanneer de wijziging van de Grondwet in tweede lezing is aangenomen - is er helemaal geen vuiltje aan de lucht. Ik zie werkelijk niet wat het effect zou kunnen zijn.

Ik vraag de Kamer met klem - dat is wat mij betreft al een concessie - om te accepteren dat ik de wijziging van de wet snel in gang zet. De redenering van de heer Vliegenthart is niet onlogisch. Je kunt zeggen dat zo lang die wijziging van de Grondwet niet is aangenomen, het materieel niet uitmaakt en dat de vraag is waarom je het überhaupt zou moeten doen. Ik vind het echter ook onwenselijk dat de staande praktijk door het buiten werking zetten van de huidige wet eigenlijk voortdurend in strijd is met de wettelijke situatie. Dan heb ik toch liever dat wij de wettelijke situatie aanpassen.

De voorzitter:

De minister heeft zelfs geen tijd nodig om adem te halen, heb ik laatst geconstateerd. Mevrouw Duthler wil interrumperen.

Mevrouw Duthler (VVD):

Het dilemma blijven wij delen. Wij proberen een blokje door een rondje te duwen. Over de oplossing denken wij echter verschillend. Mijn fractie blijft vinden dat het niet fraai is om een wetsvoorstel aan te nemen, terwijl je vindt dat het meteen moet worden aangepast.

Voorzitter, ik heb een verzoek, namelijk of het dictum van onze ingediende motie tekstueel kan worden aangepast. Mag ik dat aan u geven?

De voorzitter:

Gaarne. Dan zullen wij eerst de minister verder aan het woord laten. Of kan de wijziging nog invloed hebben op zijn standpunt?

Mevrouw Duthler (VVD):

Ik denk het niet.

De voorzitter:

Ik denk het ook niet, vluchtig ernaar kijkend. Dan zullen wij de motie laten vermenigvuldigen, zodat de minister over enkele minuten het bijgewerkte exemplaar onder ogen krijgt.

Minister Plasterk:

Mocht de Kamer mijn advies over die motie wensen, moet ik haar wel kennen. De pijn zit echter niet in de overwegingen, want die delen wij volgens mij, maar in het vragen om een novelle. Dat lijkt mij onverstandig. Ik zou het dictum toch nog even willen zien.

Ik heb de vraag van de heer Vliegenthart waarom er nu zo'n haast is omdat het materieel uiteindelijk niet uitmaakt, eigenlijk al beantwoord. Dat vloeit voort uit de opvattingen die ook hier in de Kamer leven. Ik wil op één punt nog wel reageren. De heer Vliegenthart zei dat hij het ongewenst vindt om inwoners ongelijk te behandelen. Dat vind ik natuurlijk ook ongewenst. Daar zijn wij het snel over eens. De situaties zijn echter niet gelijkwaardig, omdat de inwoners van de BES-eilanden niet in een provincie leven. Wij hebben tot dusver een categorale indeling van ons land gehad: je bent altijd inwoner van één, en ook niet meer dan één, provincie. Daarom werd het acceptabel geacht dat in Nederland woonachtige buitenlanders geen stemrecht hebben voor de provincie, hoewel daar op zich zelf eigenlijk geen bezwaar tegen zou zijn. De reden daarvoor is dat het niet acceptabel is dat zij daarmee invloed zouden hebben op de samenstelling van de senaat. Daar leven wij overigens ook mee. In Nederland woonachtige buitenlanders hebben, hoe lang zij hier ook wonen, wat betreft ruimtelijkeordeningbeleid en allerlei andere zaken die provincie uitvoert geen stemrecht. Daarmee kunnen zij leven. Dat enige honderden op de BES-eilanden levende buitenlanders, zolang wij geen heel slimme oplossing hebben gevonden met een grondwettelijke status, geen stemrecht hebben voor de eilandsraad is een gevolg van het feit dat de situatie van de eilandsraad toch een andere is dan die voor de gemeenteraad van Zoetermeer.

De heer Vliegenthart (SP):

Dat klopt formeel inderdaad. Er zullen heus geen grote conflicten over ontstaan. Het referentiekader wat betreft de eilandsraden is natuurlijk niet de provincie. Dat zijn de minister en ik met elkaar eens. Er zou een analogie moeten zijn met de gemeenteraden. Daar zijn wij het over eens, al zie ik de minister nu moeilijk kijken. De BES-eilanden zijn toch veel meer gemeente dan dat zij provincie zijn. Het kan zijn dat zij gemeenten-plus worden, doordat wij de Grondwet gaan wijzigen. Dat is een optie. In de huidige situatie is volgens mij de vergelijking die je enigszins rechtmatig kunt maken die met gemeenten. De heer De Graaf heeft vandaag terecht gezegd dat daarvoor geldt dat ingezetenen mogen stemmen, ook als ze geen Nederlander zijn. Dat is wat de minister hier toch loslaat.

De minister ontraadt de motie met klem. Dat mag. Daar gaan wij over stemmen. De Kamer aanvaardt of verwerpt die motie straks. Wat hij ondertussen doet, is er een beetje tussendoor fietsen. Als hij zou zeggen dat wij het kunnen oplossen met een novelle of via het pad van een grondwetswijziging, dan begrijp ik het. Hij kan zijn voorkeur hebben, zoals het geval is. Nu fietst hij er nu tussendoor. Ik vraag mij af of dat uiteindelijk wijs is.

Minister Plasterk:

Het gesprek over een novelle versus een wetswijziging heeft uitsluitend betrekking op de vraag of wij de verandering van de Kieswet, die op allerlei andere punten wenselijk is, moeten gijzelen wat betreft het halen van de termijnen. Zowel voor een novelle als voor een wetswijziging moet ik toch eerst met een voorstel naar de Tweede Kamer, die ermee akkoord moet gaan voordat het in deze Kamer belandt. Dat geldt ook voor het consulteren van de eilanden en de hele procedure die daarbij een rol speelt. Dat maakt ten principale niet uit.

Veruit het beste zou zijn als wij de grondwetswijziging hier zo snel mogelijk behandelen. Dan kunnen wij in de context van die behandeling bekijken of er wat betreft de positie van de openbare lichamen met betrekking tot het kiezen van de Eerste Kamer nog oplossingen mogelijk zijn waardoor wij hetgeen in Nederland in de laatste 25 jaar praktijk is, namelijk dat buitenlanders kunnen stemmen in de gemeenteraadsverkiezingen, kunnen realiseren voor de buitenlanders op de BES-eilanden. Ik benadruk even die 25 jaar, want wij hebben ook eeuwen gehad dat buitenlanders in Nederland niet voor de gemeenteraad konden stemmen. Dat is een relatief recente bijstelling, waarvan ik overigens groot voorstander ben. Ik wil ook niet vooruitlopen op dat debat.

Onder anderen de heer Koole heeft gezegd dat hij wil kijken of er niet toch een ontvlechting mogelijk is. Ik ben ervan overtuigd dat dit grondwettelijk verankerd zou moeten worden. De heer Vliegenthart vroeg nog waarom de regering die grondwetswijziging daarnaast niet in gang zet. Er ligt een grondwetswijziging om vooraleerst nu het stemrecht voor de Eerste Kamer voor inwoners van de BES-eilanden te realiseren. Die ligt voor in deze Kamer. Die is door de Tweede Kamer aangenomen. Om parallel daaraan een tweede grondwetswijziging in gang te zetten terwijl deze nog voor eerste lezing in deze Kamer ligt, lijkt mij niet fraai. Ik stel voor om die discussie te betrekken bij het debat over de grondwetswijziging die hier wordt behandeld. Ik heb al toegezegd dat ik ter voorbereiding van die behandeling de verschillende opties nog eens uiteen zal zetten in een notitie voor de Kamer. Ik heb ook niemand horen zeggen dat hetgeen wordt bepleit, namelijk eventueel het ontvlechten van de functie van kieslichaam voor de Eerste Kamer en het equivalent van de gemeenteraad, geen grondwettelijke verankering vereist. Wij kunnen daar geen houtje-touwtje-oplossing voor verzinnen. Dat zal altijd op een serieuze manier via de Grondwet moeten gebeuren.

Ik ben het eens met de samenvatting van de heer Vliegenthart dat ik de weg zoek tussen degenen die geen reden zien om überhaupt nog iets te veranderen aan het voorliggende wetsvoorstel, waar de heer Vliegenthart er een van is, en degenen die vinden dat er een novelle moet komen. Dat laatste vind ik echt niet verantwoordelijk om te doen. De weg is dat ik toezeg dat het niet in werking treedt en dat ik zo snel mogelijk met een wetsvoorstel kom om het aan te passen in de richting die, als ik het goed zie, door een meerderheid van de Kamer wordt gewenst.

De heer Thom de Graaf (D66):

Ik weet helemaal of daar een meerderheid voor is in deze Kamer. Ik weet niet precies welke telling de minister hanteert. Dat hoor ik graag. De minister heeft gezegd dat hij bereid is om ter voorbereiding van de behandeling van de grondwetsherziening een notitie te maken waarin hij de verschillende varianten behandelt. Wij hebben de behandeling van die grondwetsherziening voorlopig even stilgelegd, hier in deze Kamer. Ik denk echter wel dat wij die notitie met enige spoed nodig hebben, ook om te bezien wat een en ander betekent voor de door de minister aangekondigde nieuwe wetgeving. Mijn verzoek aan de minister is of hij vrij snel naar die constitutionele varianten wil kijken. Dan kunnen wij daar misschien nog een apart beraad, al dan niet in commissieverband, met hem over hebben. Dat zou wel erg helpen.

Minister Plasterk:

Dat zeg ik met alle plezier toe, overigens ook in de hoop dat het de Kamer zal aanzetten tot het behandelen van die grondwetswijziging. Maar dat is uiteraard aan de Kamer ter beoordeling.

Ik realiseer mij dat ik een punt van de heer De Graaf nog niet heb geadresseerd, te weten de voortvarendheid waarmee wij het elektronisch stemmen zullen invoeren. Dit lukt inderdaad niet voor volgend voorjaar, als de gemeenteraadsverkiezingen gehouden worden, en ook niet voor de verkiezing van het Europees Parlement in mei. Dat is bij de installatie van de commissie-Van Beek door mij al gezegd. Ik zal het elektronisch stemmen zeker voortvarend ter hand nemen. Ook ik heb er opvattingen over, die ik nu in het midden zal laten, maar ik heb niet voor niets de commissie ingesteld. Het lijkt mij goed dat er zeer serieus naar het elektronisch stemmen wordt gekeken.

De opinie van de heer De Graaf over de optie van het eventueel ontvlechten of het anderszins vormgeven zal ik meenemen in de zojuist toegezegde notitie, die ik de Kamer zal doen toekomen.

De heer Koole vindt het niet wenselijk dat er nu iets wordt ingevoerd dat over een paar jaar weer wordt geschrapt. Ook ik vind dat niet wenselijk, dus ik zal de wijziging zo snel mogelijk in gang zetten. Tegen de heer Koole zeg ik dat het geen fraaie gang van zaken is, maar ik hoop op begrip van de Kamer. Wij zitten in een reële tijdsklem als gevolg van allerlei elementen in het wetsvoorstel, zoals ik zo-even heb beargumenteerd. Als wij iedereen serieus willen consulteren en ook de Tweede Kamer en de Raad van State een plek willen geven in het proces, zullen wij uit de tijd lopen. Ik doe het dus zo snel als mogelijk is. Ik wil er geen gewoonte van maken om het langs die weg te doen, maar ik kan hier niet de positie van de Tweede Kamer wegspelen. Ook die zal, getriggerd door dit debat, aandacht aan dit punt willen besteden. Ik wil de Kamer, zoals ik in mijn bijdrage in eerste termijn al opmerkte, niet de vijand van het goede laten zijn en hoop dat de Kamer met deze gang van zaken zal kunnen leven. Wij spreken elkaar dan weer, wellicht eerst in commissieverband, als de Kamer de wijziging van de Grondwet wenst te behandelen.

De voorzitter:

Ik deel mede dat het dictum van de motie met letter E is gewijzigd. Het dictum luidt thans als volgt: "verzoekt de regering, onderhavig wetsvoorstel reeds nu aan te passen, artikel I onder EL dat een wijziging betreft van het huidige artikel Ya 14 van de Kieswet te schrappen, of in gewijzigde vorm opnieuw aan de Tweede Kamer voor te leggen zodanig dat slechts het actief kiesrecht wordt opgenomen en dit van rechtswege vervalt bij inwerkingtreding van bedoelde grondwetswijziging".

Minister Plasterk:

Het is taalkundig zeker een verbetering, maar dat verandert niets aan het oordeel van de regering om de motie te ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik constateer dat enkele leden stemming wensen over het wetsvoorstel. Mijn voorstel is om volgende week dinsdag over het wetsvoorstel en de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 18.31 uur tot 18.34 uur geschorst.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.