Staatscommissie-Thomassen
De staatscommissie i Thomassen werd op 9 juli 2009 per koninklijk besluit i ingesteld door het kabinet-Balkenende IV i. De commissie moest adviseren over mogelijke herzieningen van de Grondwet i, met name over de toegankelijkheid daarvan. Verder moest zij onderzoeken of er een noodzaak was om bepalingen uit internationale verdragen over te nemen in de Grondwet.
In november 2010 bracht de staatscommissie een eindverslag uit. De commissie concludeerde dat de Grondwet i meer met de tijd mee moest gaan en daarom op enkele punten moest worden geactualiseerd. Daarnaast zou er in het onderwijs meer aandacht moeten worden besteed aan de Grondwet. Tevens zouden bepalingen uit verdragen die bindend zijn moeten worden voorgelegd aan de Staten-Generaal.
Door een nieuwe regering i werd pas in 2014 naar aanleiding van het eindrapport voorgesteld om het brief-, telefoon- en telegraafgeheim uit te breiden naar het brief- en telecommunicatiegeheim, een algemene bepaling toe te voegen aan de Grondwet en het recht op een eerlijk proces en een rechter grondwettelijk vast te leggen. Over deze voorstellen moet nog een tweede lezing plaatsvinden.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Het belang van het internationale recht was in de afgelopen decennia sterk toegenomen. Dit had een grote invloed op de Nederlandse Grondwet omdat besluiten van volkenrechtelijke organisaties direct bindend zijn en daarmee een hogere status hebben dan de Grondwet. Daarnaast was als gevolg van de snelle technologische ontwikkelingen de formulering van enkele grondrechten verouderd.
naam |
functie |
instelling |
---|---|---|
prof.mr. W.M.E. (Willy) Thomassen |
raadsheer |
Hoge Raad der Nederlanden |
prof. dr. L.F.M. Besselink |
hoogleraar Europees constitutioneel recht |
Universiteit Utrecht |
mw.prof.dr. M.L.H.K. Claes |
hoogleraar Europees en vergelijkend constitutioneel recht |
Universiteit van Tilburg |
mw. prof. mr. J.H. Gerards |
hoogleraar staats- en bestuursrecht |
Universiteit Leiden |
mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You |
staatsraad in buitengewone dienst |
|
prof. mr. C.A.J.M. Kortmann |
emeritus-hoogleraar staatsrecht, bestuursrecht en algemene staatsleer |
Radboud Universiteit Nijmegen |
prof.mr. R. de Lange |
hoogleraar staats- en bestuursrecht |
Erasmus Universiteit Rotterdam |
mw.prof. mr. B.M. Oomen |
bijzonder hoogleraar rechtspluralisme |
Universiteit van Amsterdam |
mw.prof.mr. G. Overkleeft-Verburg |
hoogleraar staats- en bestuursrecht |
Erasmus Universiteit Rotterdam |
oud-lid Eerste Kamer, oud-hoofdredacteur Nederlands Dagblad |
De staatscommissie Thomassen kreeg van de regering de opdracht om te onderzoeken of er gegronde redenen waren de Grondwet te wijzigen met het doel:
-de betekenis en toegankelijkheid van de Grondwet te vergroten
-de beperking van de grondrechten die vast zijn gelegd in de Grondwet aan te vullen met voorwaarden voor deze beperkingen
-een preambule (voorwoord) aan de Grondwet toe te voegen
-bepalingen in de voor Nederland geldende internationale verdragen toe te voegen aan de Grondwet
-de grondrechten beter te laten passen in het digitale tijdperk en de internationale rechtsorde
-in de Grondwet te regelen dat verdragsbepalingen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties die in strijd zijn met wezenlijke Nederlandse consitutionele waarden geen voorrang hebben op nationaal recht.
Naar aanleiding van gesprekken tussen de regering en Staten-Generaal kwamen er nieuwe onderwerpen op, waarvan het wenselijk werd geacht dat de Staatscommissie zich hierover zou buigen. Hiertoe behoren:
-de wettelijke basis van bestuurlijke santies
-de grondwettigheid van internationale ad hoc (tijdelijke) tribunalen
-de grondwettigheid van de bevoegdheid van België om in Tilburgse gevangenis Belgisch strafrecht te laten toepassen op Belgische veroordeelden
-de juiste interpretatie van het grondwetsartikel dat de goedkeuring door het parlement van verdragen die tegen de Grondwet indruisen regelt.
Over het algemeen was de commissie het eens over de aanbevelingen. Er bestond echter nog wel discussie over de vraag of internationale verdragen geen voorrang meer zouden moeten krijgen als ze inbreuk doen op de door de staatscommissie voorgestelde algemene bepaling. Daarnaast was de commissie het niet eens over het opnemen van het recht op leven in de Grondwet.
Goedkeuring verdragen door parlement
Als verdragen in strijd zijn met de Grondwet, moet het verdrag in beide Kamers met tweederde meerdheid worden goedgekeurd. Nu kan er tussen beide Kamers een meningsverschil ontstaan over of hier sprake van is. Daarom adviseerde een minderheid om deze vraag voor te leggen aan de verenigde vergadering van de Staten-Generaal.
Betekenis en toegankelijkheid van de Grondwet
Om de betekenis van de Grondwet voor de burgers te vergroten zouden elementen van de democratische rechtsstaat duidelijker in de Grondwet naar voren moeten komen.
De toegankelijkheid zou moeten verbeteren door de formulering van de artikelen te versimpelen, het aantal artikelen te verminderen en in het onderwijs meer aandacht te besteden aan de Grondwet.
Preambule
De staatscommissie stelde voor om vanwege de hogere juridische status een algemene bepaling in plaats van een preambule toe te voegen waarin wordt verwezen naar de democratische rechtsstaat en aspecten daarvan.
Beperkingsystematiek
Omdat de wetgever vaak niet stelt hoe ver bevoegde instanties mogen gaan in het beperken van grondrechten, adviseerde de staatscommissie om een bepaling op te nemen dat de beperkingen niet verder mogen gaan dan het doel vereist en ze niet de kern van de grondrechten mogen aantasten.
Internationale en Europese rechtsorde
De staatscommissie beveelde aan om in het kader van de volledigheid en zichtbaarheid van de grondrechten de meest fundamentele bepalingen uit internationale verdragen over te nemen in de Grondwet.
Het recht op proces en het recht op toegang tot een rechter zouden in de Grondwet moeten worden opgenomen en daarbij ruimer moeten worden geformuleerd dan vergelijkbare artikelen uit het EVRM i.
Daarnaast moest aan de bepaling in artikel 90 dat de regering de internationale rechtsorde bevordert, de Europese rechtsorde worden toegevoegd.
Tevens zouden bepalingen uit verdragen die iedereen binden of burgers direct raken moeten worden goedgekeurd door de Staten-Generaal. Daarnaast moest het parlement intensiever betrokken worden bij de besluitvorming binnen internationale organisaties.
Grondrechten in het digitale tijdperk
Om de digitale veiligheid te vergroten wilde de staatscommissie een aantal Grondwetsartikelen wijzigen:
Artikel 7
In artikel 7 is de vrijheid van meningsuiting vastgelegd. Lid één regelt dat preventieve censuur op uitingen via de drukpers verboden is. Dit zou uitgebreid moeten worden naar alle andere vormen van meningsuiting. Daarnaast zou in dit artikel moeten worden vastgelegd dat de vrije ontvangst van informatie gegarandeerd wordt en de overheid de pluriformiteit van de media respecteert.
Artikel 13
Dit artikel beschermt de vertrouwelijkheid van communicatie met brieven, telefoon en telegraaf. Omdat dit te beperkt is in het licht van de nieuwe communicatiemiddelen, zou het hergeformuleerd moeten worden naar dat iedereen recht heeft op vertrouwelijke communicatie.
De aanbevelingen hebben niet veel concrete resultaten opgeleverd. Wel zijn er enkele grondwetsherzieningen aanhangig. gemaakt en doorgevoerd.
In 2014 heeft het kabinet Rutte II i voorgesteld om de Grondwetsbepaling over het brief-, telefoon- en telegraafgeheim te veranderen in een brief- en telecommunicatiegeheim. Dit lijkt op de voorgestelde wijziging van de staatscommissie, maar verschilt in dat de staatscommissie doelde op alle mogelijke communicatiemiddelen. In 2022 is deze wijziging in de Grondwet gekomen.
In 2016 diende het kabinet een voorstel in om een algemene bepaling aan de Grondwet toe te voegen, die vergelijkbaar is met de algemene bepaling die de staatscommissie wilde opnemen. Daarnaast werd een voorstel ingediend om in de Grondwet op te nemen dat iedereen recht heeft op een eerlijk proces en toegang tot een rechter. In 2022 is deze wijziging in de Grondwet gekomen.
Meer over