Artikel 30: Eisen aan Ministers van Staat en Leden Staatsraad

29
Artikel 30
31

De Ministers van Staat en Leden van den Staatsraad moeten zijn Stemgeregtigde Burgers, den vollen ouderdom van dertig jaren bereikt hebbende, geboren in het Rijk, of in een der Koloniën van den Staat, en in 't Rijk gedurende de laatste zes jaren vóór de verkiezing hebben gewoond; het vereischte van inwoning sluit niet uit de zoodanigen, die Reipublicae causa zijn afwezig geweest.

1.

Ontwikkeling artikel

1798

Tot Leden van dit Lichaam zijn verkiesbaar allen, die in zig vereenigen de navolgende verëischten:

  • a. 
    Dat zij zijn stembevoegde Burgers.
  • b. 
    Dat zij den ouderdom van dertig jaaren ten vollen bereikt hebben.
  • c. 
    Dat zij binnen deze Republiek, zoo als die vóór den Jaare 1795 bestond, of na dezen bestaan zal, geboren zijn, en aldaar, geduurende de laatste tien jaaren, of, zo elders geboren, geduurende de laatste vijftien jaaren, hunne vaste woonplaats gehad hebben.

Dit laatste sluit geenszins uit die Burgers, die in en na den Jaare 1787, om politieke vervolgingen, uit hun Vaderland geweken zijnde, vóór den Jaare 1796 daarin zijn wedergekeerd.

1805

De Leden der Vergadering van Hun Hoog Mogende moeten zijn Stemgeregtigde Burgers, bereikt hebbende den vollen ouderdom van 30 jaren, geboren binnen een der acht Departementen van het Gemeenebest of Coloniën of Bezittingen van den Staat; en binnen de Departement, van weges het welke zij benoemd worden, geduurende de laatste zes jaren vóór hunne benoeming hebben gewoond; zij mogen elkanderen niet bestaan tot in den vierden graad van bloedverwantschap of zwagerschap. Het vereischte inwoning sluit niet uit de zoodanige, die Reipublicae causa zijn afwezig geweest.

1806

De Ministers van Staat en Leden van den Staatsraad moeten zijn Stemgeregtigde Burgers, den vollen ouderdom van dertig jaren bereikt hebbende, geboren in het Rijk, of in een der Koloniën van den Staat, en in 't Rijk gedurende de laatste zes jaren vóór de verkiezing hebben gewoond; het vereischte van inwoning sluit niet uit de zoodanigen, die Reipublicae causa zijn afwezig geweest.

1815

Tot leden der Staten-Generaal, Hoofden of leden van de Departementen van Algemeen Bestuur, leden van den Raad van State, Commissarissen des Konings in de provinciën, en leden van den Hoogen Raad, kunnen alleenlijk benoemd worden Nederlandsche ingezetenen, geboren binnen het Rijk of deszelfs buitenlandsche bezittingen, uit ouders aldaar gevestigd.

Die uit zoodanige ouders, ter oorzake van 's Lands dienst afwezend, of anderzins op reis zijnde, buiten het Rijk geboren zijn, worden met de vorigen gelijk gesteld.

1840: art 7