Overslaan en naar de inhoud gaan


Artikel 191: Reglement voor getal, jaarwedden en verkiezing

Artikel 191

Het getal en de jaarwedden der Leden, de tijd en wijze hunner Verkiezing door de stembevoegde Burgers, tot iedere Gemeente behoorende, en de tijd der zittingneming, zoo van allen voor de eerste maal, als ten aanzien der nieuwe Leden jaarlijks, word door het Vertegenwoordigend Lichaam, bij een Reglement, op voordragt van het Uitvoerend Bewind, bepaald.

Ontwikkeling artikel

1798

Het getal en de jaarwedden der Leden, de tijd en wijze hunner Verkiezing door de stembevoegde Burgers, tot iedere Gemeente behoorende, en de tijd der zittingneming, zoo van allen voor de eerste maal, als ten aanzien der nieuwe Leden jaarlijks, word door het Vertegenwoordigend Lichaam, bij een Reglement, op voordragt van het Uitvoerend Bewind, bepaald.

1801

Iedere Gemeente heeft de vrye beschikking over deszelfs huishoudelyke belangen en bestuur, en maakt daaromtrent alle de vereischte Plaatselyke bepalingen.

1806

De Gemeente-Besturen zijn bevoegd tot het regelen van hunne huishoudelijke belangen, op den voet en wijze bij de Wet bepaald.

1814

De stedelijke Regeringen zullen zijn zamengesteld op zoodanige wijze en belast met zulke werkzaamheden, als noodig geoordeeld wordt bij de reglementen, welke de bestaande Regeringen, of bijzondere daartoe door den Souvereinen Vorst te benoemen Commissien, behoudens deze grondwet, zullen ontwerpen.

Deze reglementen worden door de Regeringen of Commissien aan de Staten der Provinciën of Landschappen ter overweging toegezonden, en door deze aan de bekrachtiging van den Souvereinen Vorst onderworpen.

1814

De besturen van Steden, Districten, Heerlijkheden en Dorpen hebben, overeenkomstig den inhoud hunner reglementen, de vrije beschikking over hunne huishoudelijke belangen en maken daaromtrent de vereischte plaatselijke bepalingen.

Deze bepalingen echter mogen niet strijdig zijn met de algemeene wetten of het algemeen belang der Ingezetenen.

1815

De stedelijke regeringen zijn zamengesteld op zoodanige wijze als noodig wordt geoordeeld bij de reglementen, door de bestaande regeringen of bijzondere commissiën door den Koning te benoemen, ontworpen.

De alzoo ontworpen reglementen worden aan de provinciale Staten toegezonden, die dezelven met hunne bedenkingen aan den Koning ter bekrachtiging aanbieden.

Bij deze reglementen wordt bepaald de wijze, op welke de leden der provinciale Staten, die ter benoeming van dien stand staan, zullen gekozen worden.

1815

De Plaatselijke Besturen hebben, overeenkomstig den inhoud hunner reglementen, de vrije beschikking over hunne huishoudelijke belangen, en maken daaromtrent de vereischte plaatselijke verordeningen, welke echter in geen geval met de algemeene wetten of het algemeen belang strijdig mogen zijn.

Zij zenden afschriften van dezelven aan de Staten der Provinciën, blijvende het voorts den Koning onverlet, om ten allen tijde inzage te vorderen, en zoodanige bevelen te geven, als hij vermeent te behooren.

1840: art 130, 1840: art 153
1848

De zamenstelling, inrigting en bevoegdheid der gemeentebesturen worden, nadat de Provinciale Staten zijn gehoord, door de wet geregeld, met inachtneming der voorschriften, in de volgende artikelen vervat.

1848

Aan den raad wordt de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente overgelaten. Op de verordeningen, welke hij te dien aanzien maakt en aan de Provinciale Staten moet mededeelen, is art. 133 van toepassing.

1887

De zamenstelling, inrigting en bevoegdheid der gemeentebesturen worden door de wet geregeld, met inachtneming der voorschriften, in de volgende artikelen vervat.

1887

Aan den raad wordt de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente overgelaten.

Hij maakt de verordeningen, die hij in het belang der gemeente noodig oordeelt.

Wanneer de wetten, algemeene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen het vorderen, verleenen de gemeentebesturen hunne medewerking tot uitvoering daarvan.

Wanneer de regeling en het bestuur van de huishouding eener gemeente door den gemeenteraad grovelijk worden verwaarloosd, kan eene wet de wijze bepalen, waarop in het bestuur dier gemeente, met afwijking van de beide eerste zinsneden van dit artikel, wordt voorzien.

De wet bepaalt, welk gezag het gemeentebestuur vervangt, wanneer dit in gebreke blijft in de uitvoering der wetten, der algemeene maatregelen van bestuur of der provinciale verordeningen te voorzien.

1917: art 142, 1917: art 144, 1922: art 142
1922

Aan den raad wordt de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente overgelaten. Hij kan in te bepalen gevallen, met inachtneming van te stellen regels, onder zijn toezicht het bestuur van te bepalen takken van de huishouding der gemeente geheel of ten deele aan andere organen opdragen.

Hij maakt de verordeningen, die hij in het belang der gemeente noodig oordeelt.

Wanneer de wetten, algemeene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen het vorderen, verleenen de gemeentebesturen hunne medewerking tot uitvoering daarvan.

Wanneer de regeling en het bestuur van de huishouding eener gemeente door den gemeenteraad grovelijk worden verwaarloosd, kan eene wet de wijze bepalen, waarop in het bestuur dier gemeente, met afwijking van het eerste en tweede lid van dit artikel, wordt voorzien.

De wet bepaalt, welk gezag het gemeentebestuur vervangt, wanneer dit in gebreke blijft in de uitvoering der wetten, der algemeene maatregelen van bestuur of der provinciale verordeningen te voorzien.

1938: art 144, 1938: art 146, 1948: art 144, 1948: art 146, 1953: art 151, 1953: art 153, 1956: art 151, 1956: art 153, 1963: art 151, 1963: art 153, 1972: art 151, 1972: art 153
1983

Behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 123, kan de toekenning van bevoegdheden, als bedoeld in artikel 124, eerste lid, aan andere organen dan die, genoemd in artikel 125, alleen door provinciale staten onderscheidenlijk de gemeenteraad geschieden.

1987: art 128, 1995: art 128, 1999: art 128, 2000: art 128, 2002: art 128, 2005: art 128, 2006: art 128, 2008: art 128, 2017: art 128, 2018: art 128, 2022: art 128