Overslaan en naar de inhoud gaan


Artikel 26: Situaties waarin Erfprins of Raad van State regentschap vervullen

Artikel 26

Wanneer de Erfprins in zoodanig geval meerderjarig is, zoo is Hij van regtswege Regent.

Indien Hij als dan nog minderjarig is, zal het souverein gezag, in dit en de andere gevallen, bij artikel 11 en 24 omschreven, worden uitgeoefend door den Raad van State, zamengesteld op dezelfde wijze, als bij artikel 25 is vermeld, tot dat daaromtrent door de Staten Generaal zal zijn voorzien.

Ontwikkeling artikel

1814

Wanneer de Erfprins in zoodanig geval meerderjarig is, zoo is Hij van regtswege Regent.

Indien Hij als dan nog minderjarig is, zal het souverein gezag, in dit en de andere gevallen, bij artikel 11 en 24 omschreven, worden uitgeoefend door den Raad van State, zamengesteld op dezelfde wijze, als bij artikel 25 is vermeld, tot dat daaromtrent door de Staten Generaal zal zijn voorzien.

1815

Indien er eenig toezigt op den persoon des Konings, die zich in de omstandigheden, bij het vorig artikel bedoeld, bevindt, noodig is, wordt daarin voorzien, naar de beginselen omtrent de voogdij van eenen minderjarigen Koning, bij artikel 39 en 41 bepaald.

1815

Wanneer de Prins van Oranje in dat geval zijn achttiende jaar vervuld heeft, is Hij van regtswege Regent.

1815

Wanneer de Prins van Oranje zijn achttiende jaar niet heeft vervuld, gelijk mede in de gevallen bij artikel 27 en 44 voorzien, wordt bet Koninklijk gezag uitgeoefend door den Raad van State, zamengesteld op dezelfde wijze als bij artikel 46, tot dat daaromtrent door de Staten-Generaal is voorzien.

De leden van dien Raad leggen in handen van den Voorzitter, en deze in tegenwoordigheid der vergadering af den navolgenden eed:

"Ik zweer, dat ik als lid (voorzitter) van den Raad van State, de Grondwet van het Rijk zal helpen onderhouden en handhaven, in de waarneming van het Koninklijk gezag, totdat daarin door de Staten-Generaal zal zijn voorzien. Zoo waarlijk helpe mij God almagtig!"

1840: art 46, 1840: art 47, 1840: art 48
1848

Ingeval de Koning buiten staat geraakt de regering waar te nemen, wordt in het noodige toezigt over zijn persoon voorzien naar de voorschriften, omtrent de voogdij van een minderjarigen Koning in art. 36 en volgende bepaald.

1848: art 46
1848

Totdat in het geval, in art. 42 aangewezen, de Prins van Oranje of de benoemde Regent het regentschap heeft aanvaard, wordt het koninklijk gezag waargenomen door de vergadering, zamengesteld als in art. 42 is voorgeschreven.

Hetzelfde vindt plaats, zoo, bij overlijden des Konings, een Regent voor den minderjarigen opvolger of ook de bevoegde opvolger ontbreekt, totdat de benoemde Regent of opvolger de regering heeft aanvaard.

De leden van deze vergadering leggen in handen van den door hen gekozen voorzitter, en deze in eene vereenigde zitting van heide Kamers der Staten-Generaal, den volgenden eed of belofte af:

"Ik zweer (beloof) dat ik, als lid (voorzitter) van dezen regeringsraad, in de waarneming van het koninklijk gezag de Grondwet zal helpen onderhouden en handhaven."

1887: art 35, 1887: art 41
1887

Het Koninklijk gezag wordt waargenomen door den Raad van State:

1°. bij het overlijden des Konings, zoolang niet in de troonopvolging volgens artikel 21 is voorzien, voor den minderjarigen Troonopvolger geen Regent is benoemd, of de Troonpvolger of Regent afwezig is;

2°. in de gevallen van de artikelen 40 en 44, zoolang de Regent ontbreekt of afwezig is; en bij overlijden van den Regent, zoolang zijn opvolger niet benoemd is en het regentschap aanvaard heeft;

3°. ingeval de troonopvolging onzeker is en de Regent ontbreekt of afwezig is.

Deze waarneming houdt van regtswege op, zoodra de bevoegde Troonopvolger of Regent zijne waardigheid heeft aanvaard.

Wanneer in het regentschap moet worden voorzien, dient de Raad van State het daartoe strekkend ontwerp van wet in:

in de gevallen, onder 1°. en 2°. vermeld, binnen den tijd van eene maand na de aanvaarding der waarneming van het Koninklijk gezag;

in het geval, onder 3°. vermeld, binnen den tijd van eene maand nadat de troonopvolging heeft opgehouden onzeker te zijn.

1917: art 35, 1917: art 41, 1917: art 45, 1922: art 33
1922

In het geval van artikel 38 is de Prins van Oranje of de dochter des Konings, die de vermoedelijke erfgenaam is van de Kroon, wanneer zij hun achttiende jaar vervuld hebben, van rechtswege Regent.

1922: art 44, 1938: art 35, 1938: art 41, 1938: art 46, 1948: art 35, 1948: art 41, 1948: art 46, 1953: art 35, 1953: art 41, 1953: art 46, 1956: art 35, 1956: art 41, 1956: art 46, 1963: art 35, 1963: art 41, 1963: art 46, 1972: art 35, 1972: art 41, 1972: art 46
1983

Zolang niet in de uitoefening van het koninklijk gezag is voorzien, wordt dit uitgeoefend door de Raad van State.

1987: art 38, 1995: art 38, 1999: art 38, 2000: art 38, 2002: art 38, 2005: art 38, 2006: art 38, 2008: art 38, 2017: art 38, 2018: art 38, 2022: art 38