Artikel 5: Onschendbaarheid particulier eigendom

4
Artikel 5
6

Ieder Ingezeten word gehandhaafd by de vreedzame bezitting en het genot zyner eigendommen. Niemand kan van eenig gedeelte derzelven worden ontzet, dan wanneer het algemeen welzyn zulks volstrekt vordert, en in zodanig geval niet anders, dan tegen eene billyke schadevergoeding.

1.

Ontwikkeling artikel

1798

Niemand kan van het geringst gedeelte van zijn Eigendom i, buiten zijne toestemming, beroofd worden, dan alleen, wanneer de openbaare noodzaaklijkheid, door de Vertegenwoordigende Magt erkend, zulks vordert, en alleenlijk op voorwaarde eener billijke schaêvergoeding.

1801

Ieder Ingezeten word gehandhaafd by de vreedzame bezitting en het genot zyner eigendommen. Niemand kan van eenig gedeelte derzelven worden ontzet, dan wanneer het algemeen welzyn zulks volstrekt vordert, en in zodanig geval niet anders, dan tegen eene billyke schadevergoeding.

1815

Ieder ingezeten wordt gehandhaafd bij het vreedzaam bezit en genot zijner eigendommen. Niemand kan van eenig gedeelte derzelven worden ontzet, dan ten algemeenen nutte, in de gevallen en op de wijze bij de wet te bepalen, en tegen behoorlijke schadeloosstelling.

1840: art 162
1848

Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet, dan ten algemeenen nutte en tegen voorafgaande schadeloosstelling.

De wet verklaart vooraf dat het algemeen nut de onteigening vordert.

Een algemeene wet regelt de uitzondering op het vereischte van zoodanige verklaring ten behoeve van vestingbouw en den aanleg, het herstel of onderhoud van dijken, bij besmetting en andere dringende omstandigheden.

De bovengenoemde vereischten van voorafgaande verklaring door eene wet, en van voorafgaande schadeloosstelling kunnen niet worden ingeroepen, wanneer oorlog, brand of watersnood eene onverwijlde inbezitneming vorderen. Het regt van den onteigende op schadeloosstelling wordt hierdoor echter niet verkort.

1887

Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet dan na voorafgaande verklaring bij de wet dat het algemeen nut de onteigening vordert en tegen vooraf genoten of vooraf verzekerde schadeloosstelling, een en ander volgens de voorschriften van eene algemeene wet.

Deze algemeene wet bepaalt ook de gevallen in welke de voorafgaande verklaring bij de wet niet wordt vereischt.

Het vereischte, dat de verschuldigde schadeloosstelling vooraf betaald of verzekerd zij, geldt niet, wanneer oorlog, oorlogsgevaar, oproer, brand of watersnood eene onverwijlde inbezitneming vordert.

1917: art 151, 1922: art 152
1938

Onteigening ten algemeenen nutte kan niet plaats hebben dan na voorafgaande verklaring bij de wet, dat het algemeen nut onteigening vordert en tegen vooraf genoten of vooraf verzekerde schadeloosstelling, een en ander volgens de voorschriften der wet.

De wet bepaalt de gevallen in welke de voorafgaande verklaring bij de wet niet wordt vereischt.

Het vereischte, dat de verschuldigde schadeloosstelling vooraf betaald of verzekerd zij, geldt niet, wanneer oorlog, oorlogsgevaar, oproer, brand of watersnood eene onverwijlde inbezitneming vordert.

Dit artikel is niet van toepassing op aardhaling, waartoe het recht in 1886 bestond.

1948: art 158, 1953: art 165, 1956: art 165, 1963: art 165, 1972: art 165
1983
  • 1. 
    Onteigening kan alleen geschieden in het algemeen belang en tegen vooraf verzekerde schadeloosstelling, een en ander naar bij of krachtens de wet te stellen voorschriften.
  • 2. 
    De schadeloosstelling behoeft niet vooraf verzekerd te zijn, wanneer in geval van nood onverwijld onteigening geboden is.
  • 3. 
    In de gevallen bij of krachtens de wet bepaald bestaat recht op schadeloosstelling of tegemoetkoming in de schade, indien in het algemeen belang eigendom door het bevoegd gezag wordt vernietigd of onbruikbaar gemaakt of de uitoefening van het eigendomsrecht wordt beperkt.
1987: art 14, 1995: art 14, 1999: art 14, 2000: art 14, 2002: art 14, 2005: art 14, 2006: art 14, 2008: art 14, 2017: art 14, 2018: art 14, 2022: art 14