Artikel 8: Leden Staten-Generaal en prominente bestuurders zijn geboren binnen Koninkrijk

7
Artikel 8
9

Tot leden der Staten-Generaal, Hoofden of leden van de Departementen van Algemeen Bestuur, leden van den Raad van State, Commissarissen des Konings in de provinciën, en leden van den Hoogen Raad, kunnen alleenlijk benoemd worden Nederlandsche ingezetenen, geboren binnen het Rijk of deszelfs buitenlandsche bezittingen, uit ouders aldaar gevestigd.

Die uit zoodanige ouders, ter oorzake van 's Lands dienst afwezend, of anderzins op reis zijnde, buiten het Rijk geboren zijn, worden met de vorigen gelijk gesteld.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Toelichting Staatsblad

Alle de waarborgen, welke bij de eerste grondwet aan de persoonlijke vrijheid, en het rustige bezit der eigendommen gegeven waren, zijn ook in het nieuw ontwerp te vinden, en wij hebben niet noodig gehad veel daarbij te voegen.

Alle willekeurige gevangennemingen is verboden, (art. 168).

Vorderen gewigtige bedenkingen een politieke aanhouding, binnen drie dagen moet dan de aangehouden persoon aan den Regter worden aangegeven, (art. 169).

Niemand wordt tegen zijnen wil aan den dagelijkschen Regter onttrokken (art. 167)

De onregtvaardige straf van verbeurdverklaring blijft afgeschaft. (art. 171).

Alle vonnissen worden in het openbaar uitgesproken (art. 174.): die in burgerlijken zaken te vellen, moeten de gronden inhouden, op welke zij berusten (art. 173.); in criminele Vonnissen moet de misdaad met hare omstandigheden en de wet, die den grond tot veroordeeling oplevert uitgedrukt worden, (art. 172)

Niemand mag van zijn eigendom ontzet worden, dan, wanneer het algemeen belang zulks vordert, en tegen eene billijke schadeloosstelling (art. 164).

De woning van elk onderdaan des Konings, is hem een veilig verblijf (art. 170).

De wet erkent en regelt op eene voegzame wijze het regt van elk ingezeten, om zijne belangen bij 's lands regering in te brengen (art. 161.),

Zij gedoogt geene voorregten in 't stuk der belastingen (art. 198).

Des Konings onderdanen zijn zonder onderscheid van geboorte of godsdienstige begrippen, tot ambten en bedieningen bevoegd (art. 11 en 192).

Tot de hoogere posten zijn alleenlijk verkiesbaar ingezetenen, geboren uit ouders binnen het rijk gevestigd {art. 8); maar tot alle andere kunnen ook zij geroepen worden, die door wetduiding of naturalisatie voor Nederlanders gehouden worden. Het gastvrije Nederland toch, zal bij voortduring bescherming en hulp verlenen aan hen die door deszelfs zachte wetten en vaderlijke regering gelokt, zich in hetzelve nederzetten: maar het regt om over de hoogere belangen van het volk zijne stem uit te brengen, en aan de bestiering der gemeene zaak deel te nemen, kan aan niemand worden toegekend, die niet de liefde voor het vaderland met de eerste melk heeft ingezogen.

De vrijheid der drukpers, is aan geene andere bepalingen onderworpen, dan elke andere daad der burgeren, de verantwoordelijkheid namelijk van den schrijver, drukker en uitgever (art. 227).

Wij hebben onder de eerste pligten van 's lands regering gebragt, de zorg voor het openbaar onderwijs; hetzelve toch verspreidt bij alle klassen der maatschappij nuttige kennis en bij derzelver beschaafde standen die liefde voor de wetenschappen en fraaije letteren welke het leven veraangenamen, een gedeelte van den waren volksroem uitmaken, en met de welvaart zoo wel als met de zekerheid van den Staat in een waarlijk belangrijk verband staan, (art. 226).

In weinige landen is zoo veel voor de onvermogende gedaan, als in het onze; men zoekt te vergeefs elders zoo veel gestichten, waar de grijsaard eene rustplaats, de zwakke hulp en bijstand, en de jeugd kosteloos onderwijs vinden kan. - Het levendig belang, dat Uwe Majesteit in die gedenkteekenen van voorvaderlijke godsdienst, christelijke liefde en weldadigheid stelt, is bij de grondwet aan alle onze Koningen voorschreven (art. 228).

Bij hetzelve is eindelijk het dierbaarste alle regten verzekerd, de vrijheid van geweten (art. 190).

Wij durven ons vleijen, Sire! dat deze onderscheiden bepalingen in uwe edele bedoelingen beantwoorden.

2.

Ontwikkeling artikel

1798

Tot Leden van dit Lichaam zijn verkiesbaar allen, die in zig vereenigen de navolgende verëischten:

  • a. 
    Dat zij zijn stembevoegde Burgers.
  • b. 
    Dat zij den ouderdom van dertig jaaren ten vollen bereikt hebben.
  • c. 
    Dat zij binnen deze Republiek, zoo als die vóór den Jaare 1795 bestond, of na dezen bestaan zal, geboren zijn, en aldaar, geduurende de laatste tien jaaren, of, zo elders geboren, geduurende de laatste vijftien jaaren, hunne vaste woonplaats gehad hebben.

Dit laatste sluit geenszins uit die Burgers, die in en na den Jaare 1787, om politieke vervolgingen, uit hun Vaderland geweken zijnde, vóór den Jaare 1796 daarin zijn wedergekeerd.

1805

De Leden der Vergadering van Hun Hoog Mogende moeten zijn Stemgeregtigde Burgers, bereikt hebbende den vollen ouderdom van 30 jaren, geboren binnen een der acht Departementen van het Gemeenebest of Coloniën of Bezittingen van den Staat; en binnen de Departement, van weges het welke zij benoemd worden, geduurende de laatste zes jaren vóór hunne benoeming hebben gewoond; zij mogen elkanderen niet bestaan tot in den vierden graad van bloedverwantschap of zwagerschap. Het vereischte inwoning sluit niet uit de zoodanige, die Reipublicae causa zijn afwezig geweest.

1806

De Ministers van Staat en Leden van den Staatsraad moeten zijn Stemgeregtigde Burgers, den vollen ouderdom van dertig jaren bereikt hebbende, geboren in het Rijk, of in een der Koloniën van den Staat, en in 't Rijk gedurende de laatste zes jaren vóór de verkiezing hebben gewoond; het vereischte van inwoning sluit niet uit de zoodanigen, die Reipublicae causa zijn afwezig geweest.

1815

Tot leden der Staten-Generaal, Hoofden of leden van de Departementen van Algemeen Bestuur, leden van den Raad van State, Commissarissen des Konings in de provinciën, en leden van den Hoogen Raad, kunnen alleenlijk benoemd worden Nederlandsche ingezetenen, geboren binnen het Rijk of deszelfs buitenlandsche bezittingen, uit ouders aldaar gevestigd.

Die uit zoodanige ouders, ter oorzake van 's Lands dienst afwezend, of anderzins op reis zijnde, buiten het Rijk geboren zijn, worden met de vorigen gelijk gesteld.

1840: art 7