Artikel 53: Plegtige verklaring Leden Staten-Generaal

52
Artikel 53
54

Na het afleggen van den voormelden eed, wordt de Koning in dezelfde openbare vergadering ingehuldigd bij de Staten-Generaal, welker Voorzitter de volgende plegtige verklaring uitspreekt, die vervolgens door hem en elk der leden, hoofd voor hoofd beëedigd wordt:

"Wij zweren, in den naam van het Volk der Nederlanden, dat wij, krachtens de Grondwet van dezen Staat, U als Koning hulden en ontvangen; dat wij de regten Uwer Kroon zullen bewaren en onderhouden, U getrouw en gedienstig zullen zijn in de bescherming van Uwen persoon en van Uwe Koninklijke waardigheid; wij zweren voorts alles te zullen doen, wat goede en getrouwe Staten-Generaal schuldig zijn en behooren te doen.

Zoo waarlijk helpe ons God almagtig!"

1.

Ontwikkeling artikel

1814

Na het afleggen van den voormelden Eed wordt de Souvereine Vorst ingehuldigd bij de Staten Generaal met de volgende plegtige verklaring:

"Wij zweren, dat wij, krachtens de grondwet van dezen Staat, U huldigen en ontvangen als Souvereinen Vorst der Vereenigde Nederlanden; dat wij Uwe hooge en souvereine regten zullen bewaren en onderhouden, U getrouw en gedienstig zullen wezen in de bescherming van Uwen persoon en staat, en voorts alles doen, wat goede en getrouwe Staten Generaal schuldig zijn en behooren te doen.

Zoo waarlijk helpe ons God almagtig! "

1815: art 54, 1840: art 53
1848

Na het afleggen van dezen eed of belofte wordt de Koning in dezelfde vergadering gehuldigd door de Staten-Generaal, wier voorzitter de volgende plegtige verklaring uitspreekt, die vervolgens door hem en elk der leden, hoofd voor hoofd, beëedigd of bevestigd wordt:

"Wij ontvangen en huldigen, in naam van het Nederlandsche volk en krachtens de Grondwet, U als Koning: wij zweren (beloven), dat wij uwe onschendbaarheid en de regten uwer Kroon zullen handhaven; wij zweren (beloven) alles te zullen doen, wat goede en getrouwe Staten-Generaal schuldig zijn te doen."

"Zoo waarlijk helpe ons God almagtig!" ("Dat beloven wij!")

1887: art 52, 1917: art 52, 1922: art 52, 1938: art 54, 1948: art 54, 1953: art 54, 1956: art 54, 1963: art 54, 1972: art 54