Hoofdstuk 6: Rechtspraak

In dit hoofdstuk van de Grondwet zijn de hoofdlijnen van de taak en organisatie van de rechtspraak vastgelegd, evenals voldoende waarborgen ter verzekering van de belangen van de burgers.

Het grondwettelijke begrip 'rechterlijke macht' is niet beperkt tot die rechterlijke instanties die men wel de 'gewone rechter' noemt, d.w.z. de burgerlijke rechter en de strafrechter. Buiten de burgerlijke rechter en de strafrechter bestaan er vele andere rechterlijke organen in onze samenleving, die met een omvangrijke en belangrijke rechtsprekende taak zijn belast, zoals bijvoorbeeld de verschillende administratiefrechtelijke instanties en de militaire rechter.

Onder 'rechterlijke macht' moet in beginsel elke rechterlijke instantie kunnen worden begrepen die binnen onze rechtsorde een duurzame rechterlijke taak vervult. Daarom is in artikel 116, eerste lid, bepaald dat de wet de gerechten dient aan te wijzen, die behoren tot de rechterlijke macht.

Aan de wetgever wordt de mogelijkheid gelaten, wijzigingen aan te brengen in de bevoegdheid van de gerechten die deel uitmaken van de rechterlijke macht. Aan de wetgever wordt de regeling van de inrichting en samenstelling van de gerechten opgedragen (artikel 116, tweede lid). Aldus biedt de Grondwet ruimte voor ontwikkelingen op het terrein van de rechterlijke organisatie.

In dit verband kan worden gewezen op de Wet organisatie en bestuur gerechten en de Wet Raad voor de rechtspraak, die op 1 januari 2002 in werking zijn getreden.

Inhoudsopgave van deze pagina:

112: Competentie rechterlijke macht; administratieve rechtspraak

  • 1. 
    Aan de rechterlijke macht is opgedragen de berechting van geschillen over burgerlijke rechten en over schuldvorderingen.
  • 2. 
    De wet kan de berechting van geschillen die niet uit burgerlijke rechtsbetrekkingen zijn ontstaan, opdragen hetzij aan de rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren. De wet regelt de wijze van behandeling en de gevolgen van de beslissingen.
 

113: Strafrechtspraak; tuchtrecht; vrijheidsstraf; berechting buiten Nederland; oorlogsstrafrecht

  • 1. 
    Aan de rechterlijke macht is voorts opgedragen de berechting van strafbare feiten.
  • 2. 
    Tuchtrechtspraak door de overheid ingesteld wordt bij de wet geregeld.
  • 3. 
    Een straf van vrijheidsontneming kan uitsluitend door de rechterlijke macht worden opgelegd.
  • 4. 
    Voor berechting buiten Nederland en voor het oorlogsstrafrecht kan de wet afwijkende regels stellen.

114: Doodstraf

De doodstraf kan niet worden opgelegd.

115: Administratief beroep

Ten aanzien van de in artikel 112, tweede lid, bedoelde geschillen kan administratief beroep worden opengesteld.

116: Rechterlijke macht; benoeming; toezicht

  • 1. 
    De wet wijst de gerechten aan die behoren tot de rechterlijke macht.
  • 2. 
    De wet regelt de inrichting, samenstelling en bevoegdheid van de rechterlijke macht.
  • 3. 
    De wet kan bepalen, dat aan rechtspraak door de rechterlijke macht mede wordt deelgenomen door personen die niet daartoe behoren.
  • 4. 
    De wet regelt het toezicht door leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast uit te oefenen op de ambtsvervulling door zodanige leden en door de personen bedoeld in het vorige lid.
 

117: Leden rechterlijke macht; onafhankelijkheid; ontslag

  • 1. 
    De leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast en de procureur-generaal bij de Hoge Raad worden bij koninklijk besluit voor het leven benoemd.
  • 2. 
    Op eigen verzoek en wegens het bereiken van een bij de wet te bepalen leeftijd worden zij ontslagen.
  • 3. 
    In de gevallen bij de wet bepaald kunnen zij door een bij de wet aangewezen, tot de rechterlijke macht behorend gerecht worden geschorst of ontslagen.
  • 4. 
    De wet regelt overigens hun rechtspositie.

118: Hoge Raad; cassatie

  • 1. 
    De leden van de Hoge Raad der Nederlanden worden benoemd uit een voordracht van drie personen, opgemaakt door de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
  • 2. 
    De Hoge Raad is in de gevallen en binnen de grenzen bij de wet bepaald, belast met de cassatie van rechterlijke uitspraken wegens schending van het recht.
  • 3. 
    Bij de wet kunnen aan de Hoge Raad ook andere taken worden opgedragen.

119: Ambtsmisdrijven

De leden van de Staten-Generaal, de ministers en de staatssecretarissen staan wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hun aftreden terecht voor de Hoge Raad. De opdracht tot vervolging wordt gegeven bij koninklijk besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer.

120: Constitutionele toetsing

De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.

121: Openbaarheid terechtzitting; motivering vonnissen

Met uitzondering van de gevallen bij de wet bepaald vinden de terechtzittingen in het openbaar plaats en houden de vonnissen de gronden in waarop zij rusten. De uitspraak geschiedt in het openbaar.

122: Gratie, amnestie

  • 1. 
    Gratie wordt verleend bij koninklijk besluit na advies van een bij de wet aangewezen gerecht en met inachtneming van bij of krachtens de wet te stellen voorschriften.
  • 2. 
    Amnestie wordt bij of krachtens de wet verleend.