Vermindering aantal Kamerleden (2012-2012)

Op 6 september 2012 dienden minister van Algemene Zaken Mark Rutte i (VVD) en minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Liesbeth Spies i (CDA) een wetsvoorstel in tot verandering van de Grondwet voor de vermindering van het aantal leden van de Eerste en Tweede Kamer.

Er werden twee redenen genoemd waarom het kabinet het aantal Eerste en Tweede Kamerleden wilde verminderen. Een kleinere overheid met minder ambtenaren, bestuurders en volksvertegenwoordigers zou leiden tot een aanzienlijke financiële besparing en minder bestuurlijke drukte. Om het aantal Kamerleden te kunnen verkleinen was een wijziging van het tweede en derde lid van artikel 51 van de Grondwet nodig.

Het wetsvoorstel is ingetrokken tijdens de behandeling in de Tweede Kamer, toen bleek dat er onvoldoende steun voor was.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Het voorstel

In het wetsvoorstel wordt artikel 51 gewijzigd. Het tweede en derde lid komen te luiden

Artikel 51

  • 2. 
    De Tweede Kamer heeft honderdvijftig leden.
  • 3. 
    De Eerste Kamer heeft vijfenzeventig leden.

Aan de Grondwet wordt het volgende additionele artikel toegevoegd:

 

ARTIKEL V

  • 1. 
    Artikel 51, tweede lid, naar de tekst van 1983 blijft van kracht tot het tijdstip waarop na de inwerkingtreding van dit artikel de eerste samenkomst plaatsvindt van de nieuw gekozen Tweede Kamer.
  • 2. 
    Indien de eerste samenkomst van de nieuw gekozen Kamer binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit artikel plaatsvindt, blijft artikel 51, tweede lid, naar de tekst van 1983 van kracht tot het tijdstip van de daarop volgende eerste samenkomst van de nieuw gekozen Tweede Kamer.
  • 3. 
    Artikel 51, derde lid, naar de tekst van 1983 blijft van kracht tot het tijdstip waarop na de inwerkingtreding van dit artikel de eerste samenkomst plaatsvindt van de nieuw gekozen Eerste Kamer.
  • 4. 
    Indien de eerste samenkomst van de nieuw gekozen Eerste Kamer binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit artikel plaatsvindt, blijft artikel 51, derde lid, naar de tekst van 1983 van kracht tot het tijdstip van de daarop volgende eerste samenkomst van de nieuw gekozen Eerste Kamer.

2.

Wetgevingsdossier

3.

Historische ontwikkeling

De Tweede Kamer heeft gedurende lange tijd uit 100 leden bestaan en tot 1956 altijd uit minder dan 150 leden. De Eerste Kamer heeft sinds de totstandkoming van het Koninkrijk voor het grootste deel van de tijd bestaan uit vijftig leden of minder. Met deze wijziging zou het ledental weer op het aantal van voor de wijziging van 1956 komen, toen de huidige ledentallen in de Grondwet werden vastgelegd.

Er werden twee redenen genoemd waarom het kabinet het aantal Eerste en Tweede Kamerleden wilde verminderen. Een kleinere overheid met minder ambtenaren, bestuurders en volksvertegenwoordigers zou leiden tot een aanzienlijke financiële besparing en minder bestuurlijke drukte. Het wetsvoorstel heeft veel kritiek ontvangen, waaronder van de Raad van State. Zo stelde deze dat de beoogde bezuiniging en de wens om tot een kleinere overheid te komen niet toereikend en valide waren. Daarnaast concludeerde de Raad van State dat het niet duidelijk was of een vermindering van het aantal Kamerleden op zich zou kunnen bijdragen aan de doelstelling van het verminderen van de 'bestuurlijke drukte'.

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer heeft op 4 oktober 2012 besloten de behandeling van dit voorstel aan te houden tot na het aantreden van het nieuwe kabinet. Het kabinet-Rutte II i achtte voortzetting van de behandeling van dit voorstel van wet niet langer opportuun en trok het daarom in.

4.

Meer informatie