Overslaan en naar de inhoud gaan


Artikel 49: Beëindiging situatie waarin Koning buiten staat is geraakt de regering waar te nemen

Artikel 49

De Koning, op wien art. 43 is toegepast, herneemt zoodra mogelijk de waarneming der regering, krachtens eene wet, waarin die, welke in het genoemde artikel is bedoeld, wordt afgeschaft.

Tot aan deze afschaffing zijn de hoofden der ministeriële departementen, gelijk de voogden, persoonlijk gehouden, aan de Kamers der Staten-Generaal, zoo dikwerf het wordt gevraagd, van des Konings toestand verslag te doen.

Ontwikkeling artikel

1848: art 49
1887

Zoodra het in artikel 38 omschreven geval heeft opgehouden te bestaan, wordt dit door de Staten-Generaal in vereenigde vergadering verklaard bij een besluit, dat op last van den Voorzitter, in artikel 40 vermeld, wordt afgekondigd.

1887

De hoofden der ministeriële departementen en de voogd of voogden zijn persoonlijk gehouden aan de Kamers der Staten-Generaal, zoo dikwerf dit wordt gevraagd, omtrent den toestand van den Koning of van den Regent verslag te doen.

Artikel 94, derde lid, is ten deze ook op de voogden toepasselijk.

1887

Onmiddellijk na afkondiging van het in artikel 47 omschreven besluit herneemt de Koning de waarneming der Regeering.

1917: art 47, 1917: art 49, 1917: art 50, 1922: art 46, 1922: art 48, 1922: art 49, 1938: art 48
1938

De ministers en de voogd of voogden zijn persoonlijk gehouden aan de Kamers der Staten-Generaal, zoo dikwerf dit wordt gevraagd, omtrent den toestand van den Koning of van den Regent verslag te doen.

1938: art 51, 1948: art 48, 1948: art 50, 1948: art 51, 1953: art 48, 1953: art 50, 1953: art 51, 1956: art 48, 1956: art 50, 1956: art 51, 1963: art 48, 1963: art 50, 1963: art 51, 1972: art 48, 1972: art 50, 1972: art 51