Artikel 159: Ambtsmisdrijven

158
Artikel 159
160

De leden der Staten-Generaal, de hoofden der ministeriële departementen, de gouverneurs-generaal of de hooge ambtenaren onder een anderen naam met gelijke magt bekleed in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen, de leden van den Raad van State en de commissarissen des Konings in de provinciën staan, wegens ambtsmisdrijven, ter vervolging hetzij van Koningswege, hetzij van wege de Tweede Kamer, te regt voor den Hogen Raad.

1.

Ontwikkeling artikel

1798

Het Hoog Nationaal Geregtshof bestaat, alleenlijk, in de gevallen, bij de Wet bepaald, bijzonderlijk, om uitspraak te doen over misdrijven, door de Leden van het Vertegenwoordigend Lichaam, of van het Uitvoerend Bewind, deszelfs Agenten, Commissarissen der Nationaale Reekening, door de Ministers dezer Republiek en derzelver Secretarissen bij Buitenlandsche Mogendheden, of door de Secretarissen van Ambassade, in de waarneming hunner Posten begaan.

Deszelfs zamenroeping geschied door het Uitvoerend Bewind, op last van het Vertegenwoordigend Lichaam.

1801

Hetzelve neemt cognitie van, en oordeelt over alle misdryven door de Leden van het Wetgevend Lichaam, van het Staats-Bewind en alle hooge Nationale Amptenaren, begaan in de waarneming hunner bedieningen, zelfs na het eindigen derzelve; en voorts van alle andere misdaden, door dezelve gedurende den tyd hunner bediening bedreven wordende.

1805

Het Nationaal Geregtshof neemt kennis van, en oordeelt over alle misdrijven, door de Leden der Vergadering van Hun Hoog Mogenden en de Hooge Ambtenaren van Staat begaan. De Leden der Vergadering van Hun Hoog Mogenden en de Hooge Ambtenaren van Staat zullen ten allen tijde voor het Gemelde Geregtshof te regt staan wegens de misdrijven, welke met betrekking tot de waarneming hunner functiën aan hun worden te laste gelegd. Het zelfde zal plaats hebben wegens gewone misdaden, in den loop hunner functiën begaan; doch, tot het burgerlijk leven terug gekeerd, zullen zij, wegens alle commune delicten, voor den gewonen burgerlijken Regter te regt gesteld worden.

1814

De leden van de vergadering der Staten Generaal, de Hoofden der ministeriële departementen, de leden van den Raad van State, de Commissarissen van den Souvereinen Vorst in de Provinciën of Landschappen staan te regt voor den Hoogen Raad, wegens alle misdrijven in de waarneming hunner functiën begaan. Zij mogen echter deswege nimmer in regten betrokken worden, dan na dat door de vergadering van de Staten Generaal daartoe uitdrukkelijk verlof verleend zal zijn.

1815: art 177, 1840: art 175
1848

De leden der Staten-Generaal, de hoofden der ministeriële departementen, de gouverneurs-generaal of de hooge ambtenaren onder een anderen naam met gelijke magt bekleed in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen, de leden van den Raad van State en de commissarissen des Konings in de provinciën staan, wegens ambtsmisdrijven, ter vervolging hetzij van Koningswege, hetzij van wege de Tweede Kamer, te regt voor den Hogen Raad.

1887

De leden der Staten-Generaal, de hoofden der ministeriële departementen, de gouverneurs-generaal en de hooge ambtenaren onder een anderen naam met gelijke magt bekleed in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen, de leden van den Raad van State en de Commissarissen des Konings in de provinciën staan, wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hunne aftreden, te regt voor den Hoogen Raad ter vervolging hetzij van 's Konings wege, hetzij van wege de Tweede Kamer.

De wet kan bepalen, dat nog andere ambtenaren en leden van hooge collegiën wegens ambtsmisdrijven voor den Hoogen Raad te regt staan.

1917: art 164
1922

De leden der Staten-Generaal, de hoofden der ministerieele departementen, de Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië en de Gouverneurs van Suriname en van Curaçao, de leden van den Raad van State, en de Commissarissen des Konings in de provinciën staan, wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hunne aftreding, terecht voor den Hoogen Raad ter vervolging hetzij van 's Konings wege, hetzij van wege de Tweede Kamer.

De wet kan bepalen, dat nog andere ambtenaren en leden van hooge colleges wegens ambtsmisdrijven voor den Hoogen Raad terecht staan.

1938

De leden der Staten-Generaal, de ministers, de Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië en de Gouverneurs van Suriname en van Curaçao, de leden van den Raad van State, en de Commissarissen des Konings in de provinciën staan, wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hunne aftreding, terecht voor den Hoogen Raad ter vervolging hetzij van 's Konings wege, hetzij van wege de Tweede Kamer.

De wet kan bepalen, dat nog andere ambtenaren en leden van hooge colleges wegens ambtsmisdrijven voor den Hoogen Raad terecht staan.

1948: art 171, 1953: art 178
1956

De leden der Staten-Generaal, de ministers, de Gouverneurs van Suriname, van de Nederlandse Antillen en van Nederlands Nieuw Guinea, de leden van de Raad van State, en de Commissarissen des Konings in de provinciën staan, wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hun aftreding, terecht voor de Hoge Raad ter vervolging hetzij van 's Konings wege, hetzij van wege de Tweede Kamer.

De wet kan bepalen, dat nog andere ambtenaren en leden van hoge colleges wegens ambtsmisdrijven voor de Hoge Raad terecht staan.

1963

De leden der Staten-Generaal, de ministers, de Gouverneurs van Suriname en van de Nederlandse Antillen, de leden van de Raad van State, en de Commissarissen des Konings in de provinciën staan, wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hun aftreding, terecht voor de Hoge Raad ter vervolging hetzij van 's Konings wege, hetzij van wege de Tweede Kamer.

De wet kan bepalen, dat nog andere ambtenaren en leden van hoge colleges wegens ambtsmisdrijven voor de Hoge Raad terecht staan.

1972: art 178
1983

De leden van de Staten-Generaal, de ministers en de staatssecretarissen staan wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hun aftreden terecht voor de Hoge Raad. De opdracht tot vervolging wordt gegeven bij koninklijk besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer.

1987: art 119, 1995: art 119, 1999: art 119, 2000: art 119, 2002: art 119, 2005: art 119, 2006: art 119, 2008: art 119, 2017: art 119, 2018: art 119, 2022: art 119