Artikel 101: Geloofsbrieven

100
Artikel 101
102

Voor zoover de wet niet anders bepaalt, onderzoekt elke Kamer de geloofsbrieven harer nieuw inkomende leden, en beslist de geschillen, welke aangaande die geloofsbrieven of de verkiezing zelve oprijzen, volgens regels door de wet te stellen.

1.

Ontwikkeling artikel

1798

Deze commissie beöordeelt, binnen de drie naast-volgende Weeken, alle de ingekomen Geloofsbrieven, geduurende welken tijd een gekozene aan dezelve redenen kan inzenden, waarom hij meent zig te moeten verschoonen; gelijk ook, in dien tusschentijd, andere Burgers aan dezelve kunnen voordragen zoodanige schriftlijke bezwaaren, als zij tegen de wettigheid der verkiezing, of de bevoegdheid des gekozenen, oordeelen te hebben.

1815

Iedere Kamer in den haren, onderzoekt de geloofsbrieven der nieuwe inkomende leden, en beslist de geschillen, welke dienaangaande mogten oprijzen.

1840: art 96, 1848: art 93, 1887: art 98
1917

Voor zoover de wet niet anders bepaalt, onderzoekt elke Kamer de geloofsbrieven harer nieuw inkomende leden, en beslist de geschillen, welke aangaande die geloofsbrieven of de verkiezing zelve oprijzen, volgens regels door de wet te stellen.

1922: art 99, 1938: art 101, 1948: art 101, 1953: art 108, 1956: art 108, 1963: art 108, 1972: art 108
1983

Elke kamer onderzoekt de geloofsbrieven i van haar nieuwbenoemde leden en beslist met inachtneming van bij de wet te stellen regels de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrieven of de verkiezing zelf rijzen.

1987: art 58, 1995: art 58, 1999: art 58, 2000: art 58, 2002: art 58, 2005: art 58, 2006: art 58, 2008: art 58, 2017: art 58, 2018: art 58, 2022: art 58