Artikel 105: Begroting; budgetrecht; rekening en verantwoording; comptabiliteit

104
Artikel 105
106
  • 1. 
    De begroting van de ontvangsten en de uitgaven van het Rijk wordt bij de wet vastgesteld.
  • 2. 
    Jaarlijks worden voorstellen van algemene begrotingswetten door of vanwege de Koning ingediend op het in artikel 65 i bedoelde tijdstip.
  • 3. 
    De verantwoording van de ontvangsten en de uitgaven van het Rijk wordt aan de Staten-Generaal gedaan overeenkomstig de bepalingen van de wet. De door de Algemene Rekenkamer i goedgekeurde rekening wordt aan de Staten-Generaal overgelegd.
  • 4. 
    De wet i stelt regels omtrent het beheer van de financiën van het Rijk.

1.

Ontwikkeling artikel

1798

In den aanvang der Maand October van ieder jaar, zend het Uitvoerend Bewind, aan het Vertegenwoordigend Lichaam i, eene algemeene begrooting van alle zoodanige sommen, als hetzelve oordeelt, dat, voor het volgend jaar ten dienste der Republiek zullen vereischt worden, met bijvoeging der bijzondere begrootingen van de Departementaale Bestuuren, daartoe betrekkelijk, en van zijde consideratiën, zoo noodig, op dezelven.

1805

Op den eersten dag der Najaarszitting van Hun Hoog Mogenden, levert de Raadpensionaris aan de Vergadering van Hun Hoog Mogenden in, eene algemeene gedetailleerde Begrooting van Staats-behoeften over het volgende jaar. De Vergadering van Hun Hoog Mogenden kan daarin geene verandering maken. Dezelve bewilligt daarin, of verwerpt deze Algemeene Begrooting.

1806

In het begin van elke gewone Zitting, levert de Koning aan het Wetgevend Ligchaam in, eene algemeene en uitgewerkte Begrooting van Staatsbehoeften over het volgend Jaar.

De Vergadering van Hun Hoog Mogenden kan daarin geene verandering maken; dezelve bewilligt daar in, of verwerpt deze algemeene Begrooting.

1814

De inwilliging der Staten Generaal wordt vereischt op de jaarlijksche begrooting der uitgaven van den Staat, welke hun door den Souvereinen Vorst wordt ingezonden. Zij raadplegen vervolgens over de voorgeslagen middelen tot vinding van dezelve.

1815: art 121
1840

De inwilliging der Staten-Generaal wordt vereischt op de begrooting van de uitgaven van het Rijk, welke aan de Tweede Kamer door den Koning in de gewone vergadering wordt ingezonden.

1848

Door de wet worden de begrootingen van alle uitgaven des Rijks vastgesteld, en de middelen tot dekking aangewezen.

1887: art 123, 1917: art 123, 1922: art 124, 1938: art 126, 1948: art 126, 1953: art 133, 1956: art 133, 1963: art 133, 1972: art 133
1983
  • 1. 
    De begroting van de ontvangsten en de uitgaven van het Rijk wordt bij de wet vastgesteld.
  • 2. 
    Jaarlijks worden voorstellen van algemene begrotingswetten door of vanwege de Koning ingediend op het in artikel 65 i bedoelde tijdstip.
  • 3. 
    De verantwoording van de ontvangsten en de uitgaven van het Rijk wordt aan de Staten-Generaal gedaan overeenkomstig de bepalingen van de wet. De door de Algemene Rekenkamer i goedgekeurde rekening wordt aan de Staten-Generaal overgelegd.
  • 4. 
    De wet i stelt regels omtrent het beheer van de financiën van het Rijk.
1987: art 105, 1995: art 105, 1999: art 105, 2000: art 105, 2002: art 105, 2005: art 105, 2006: art 105, 2008: art 105, 2017: art 105, 2018: art 105, 2022: art 105