Artikel 92: Agenten
Het Uitvoerend Bewind bedient zig, ter volbrenging zijner verschillende werkzaamheden, van de volgende agt Agenten, als:
Eén van Buitenlandsche Betrekkingen;
Eén van Marine;
Eén van Oorlog;
Eén van Financie;
Eén van Justitie;
Eén van inwendige Policie en toezigt op den staat, van Dijken, Wegen en Wateren;
Eén van Nationaale Opvoeding, waaronder begrepen is de Geneeskundige Staatsregeling, de vorming der Nationaale Zeden, en de bevordering van het openbaar Onderwijs, en van Konsten en Wetenschappen;
Eén van Nationaale Oeconomie, zig uitstrekkende tot Koophandel, Zeevaart, Visscherijen, Fabrieken, Trafieken, Landbouw, en alle andere middelen van bestaan.
Ontwikkeling artikel
Het Uitvoerend Bewind bedient zig, ter volbrenging zijner verschillende werkzaamheden, van de volgende agt Agenten, als:
Eén van Buitenlandsche Betrekkingen;
Eén van Marine;
Eén van Oorlog;
Eén van Financie;
Eén van Justitie;
Eén van inwendige Policie en toezigt op den staat, van Dijken, Wegen en Wateren;
Eén van Nationaale Opvoeding, waaronder begrepen is de Geneeskundige Staatsregeling, de vorming der Nationaale Zeden, en de bevordering van het openbaar Onderwijs, en van Konsten en Wetenschappen;
Eén van Nationaale Oeconomie, zig uitstrekkende tot Koophandel, Zeevaart, Visscherijen, Fabrieken, Trafieken, Landbouw, en alle andere middelen van bestaan.
Behalven eenen Algemeenen Secretarie, worden aan het Staats-Bewind toegevoegd een Secretaris van Staat voor de Buitenlandsche zaken, drie Secretarissen van Staat voor de zaken van de Marine, van den Oorlog te Lande, en voor de Binnenlandsche, oftewel voor ieder der drie laatstgemelden, ter keuze van het Staats-Bewind, een Raad, uit niet meer dan drie Leden bestaande, en eindelyk een Raad van Finantie van drie Leden met een Thesaurier Generaal.
De Departementale Bestuuren hebbende aanstelling der Leden van derzelver Gerechtshoven, en voorts van alle Amptenaren en Bedienden tot de huishoudelyke Administratie der Departementen benodigd; zij hebben mede het toezigt over het behoorlijk onderhoud van alle Dyken, Waterwerken, Wegen, Bruggen en dergelyken, welke door onderscheidene gemeenten, Collegiën of Particulieren onderhouden of bekostigd moeten worden.
De Raadpensionaris benoemt voorts een Secretaris van Staat voor de Buitenlandsche Zaken; een Secretaris van Staat voor de Zaken der Marine; een Secretaris van Staat voor de Zaken van Oorlog; een Secretaris van Staat voor de Binnenlandsche Zaken, en een Secretaris van Staat voor de Financiën, met een Raad van Financiën, bestaande uit drie adviserende Leden.
De Departementale Besturen zijn belast met het doen uitoefenen der Wetten en bevelen, welke aan hun van wegens het Gouvernement worden gegeven.
Het Generaal Bestuur des Koningrijks is onder het onmiddelijk toevoorzigt van Ministers van Staat; de Koning benoemt dezelve, en bepaalt hun getal en werkzaamheden.
Het gezag en toezigt der Staten betreffende den Waterstaat hunner Provinciën of Landschappen, wordt bij het zevende hoofdstuk bepaald.
De leden en ministers van den Hoogen Raad en provinciale Geregtshoven, benevens de Procureurs Generaal bij dezelve, worden voor hun leven aangesteld. De tijd der bediening van alle andere regters wordt bij de wet bepaald.
Geen regter mag gedurende den tijd zijner bediening van zijnen post worden ontslagen, dan op eigen verzoek of bij regterlijk vonnis.
De werkzaamheden der Staten worden, behoudens de voorschriften daaromtrent bij deze grondwet vastgesteld, geregeld door zodanige bepalingen, als zij noodig oordeelen, en door den Souvereinen Vorst, in geval van goedkeuring, bekrachtigd worden. Zij maken hun eerste werk van het ontwerpen dezer reglementen.
Dezelve Staten worden belast met de uitvoering der wetten en bevelen omtrent de bevordering van godsdienst, openbaar onderwijs en armbestuur, de aanmoediging van den landbouw, den koophandel, de fabrieken en trafieken, en voorts omtrent alle andere zaken tot de algemeene belangen betrekkelijk, welke aan hen, te dien einde, door den Souvereinen Vorst worden toegezonden.
De Souvereine Vorst stelt ministeriële departementen in, benoemt derzelver hoofden en ontslaat die naar goedvinden.
Hij roept, zulks geraden oordeelende, een of meer derzelver tot bijwoning der deliberatiën van den Raad van State.
Hij vermag wijders eenen Raad van koophandel en van koloniën in te stellen.
De provinciale Staten hebben het toezigt over alle andere in het vorig artikel niet bedoeld waterwerken, mitsgaders de kanalen, vaarten, meeren, plassen, wegen en bruggen, binnen hunne Provincie, welke worden beheerd en bekostigd door kollegiën, gemeenten of particulieren. Zij zorgen, dat die werken behoorlijk worden gemaakt en onderhouden.
De leden en ministers van den Hoogen Raad de provinciale Geregtshoven, en criminele Regtbanken, benevens de Procureurs-Generaal en Hoofd-officieren bij dezelven, worden voor hun leven aangesteld. De wet regelt den tijd der bediening van andere regters en regterlijke ambtenaren.
Geen regter mag gedurende den bepaalden tijd zijner bediening, van zijnen post worden ontslagen, dan op eigen verzoek of bij regterlijk vonnis.
De Koning stelt Ministeriële Departementen in, benoemt derzelver Hoofden, en ontslaat die naar welgevallen.
Hij roept, zulks geraden oordeelende, een of meer derzelven, tot bijwoning der deliberatiën in den Raad van State.
De Provinciale Staten hebben binnen hunne provinciën het toezigt op alle wateren, bruggen, wegen, waterwerken en waterschappen; zij zijn bevoegd, onder goedkeuring des Konings, in de bestaande inrigtingen en reglementen der waterschappen, behoudens de bepalingen der twee voorgaande artikelen, veranderingen te maken en nieuwe vast te stellen. De besturen dezer waterschappen kunnen aan de Staten daartoe voordragten doen.
De leden en de procureur-generaal bij den Hoogen Raad, de leden van de geregtshoven, zoo die er zijn, en van de regtbanken van eersten aanleg worden voor hun leven aangesteld.
Al dezen en de zoodanigen, die voor een bepaalden tijd zijn aangesteld, kunnen worden afgezet of ontslagen door regterlijke uitspraak, in de gevallen in de wet te bepalen. Zij kunnen op eigen verzoek, door den Koning worden ontslagen.
De Staten worden belast met de uitvoering der wetten en koninklijke bevelen, betrekkelijk tot die takken van algemeen binnenlandsch bestuur, welke de wet zal aanwijzen, en zoodanige andere bovendien, welke de Koning goedvindt hun op te dragen.
De Koning stelt ministeriële departementen in, benoemt er de hoofden van, en ontslaat die naar welgevallen.
De hoofden der ministeriële departementen zorgen voor de uitvoering der Grondwet en der andere wetten, voor zooverre die van de Kroon afhangt.
Hunne verantwoordelijkheid wordt geregeld door de wet. Alle Koninklijke besluiten en beschikkingen worden door een der hoofden van de ministeriële departementen mede onderteekend.
De Staten der provinciën hebben het toezigt op alle waterstaatswerken, waterschappen, veenschappen en veenpolders. Nogtans kan de wet het toezigt over bepaalde werken aan anderen opdragen.
De Staten zijn bevoegd, met goedkeuring des Konings, in de bestaande inrigtingen en reglementen der waterschappen, veenschappen en veenpolders veranderingen te maken, waterschappen, veenschappen en veenpolders op te heffen, nieuwe op te rigten en nieuwe reglementen voor zoodanige instellingen vast te stellen.
Tot verandering van de inrigtingen of reglementen kunnen de besturen van die instellingen voorstellen aan de Staten der provincie doen.
De leden van de regterlijke magt worden door den Koning aangesteld.
De leden van de regterlijke magt, met regtspraak belast, en de procureur-generaal bij den Hoogen Raad worden voor hun leven aangesteld.
Zij kunnen worden afgezet of ontslagen door uitspraak van den Hoogen Raad in de gevallen bij de wet aangewezen.
Op eigen verzoek kunnen zij door den Koning worden ontslagen.
Indien een college belast wordt met administrative regtspraak in het hoogste ressort voor het Rijk, zijn het eerste, tweede, derde en vierde zinsnede van dit artikel op de leden daarvan toepasselijk.
Zij kunnen worden afgezet of ontslagen op de wijze en in de gevallen, bij de wet aangewezen.
Dit artikel is niet toepasselijk op hen die uitsluitend belast zijn met regtspraak over personen, hoorende tot de zee- of landmagt of tot eenige andere gewapende magt, of met de beslissing van disciplinaire zaken.
Wanneer de wetten of de algemeene maatregelen van bestuur het vorderen, verleenen de Staten hunne medewerking tot uitvoering daarvan.
De leden van de rechterlijke macht worden door den Koning aangesteld.
De leden van de rechterlijke macht, met rechtspraak belast, en de procureur-generaal bij den Hoogen Raad worden voor hun leven aangesteld.
De wet kan bepalen, dat hun met het bereiken van een bepaalden leeftijd ontslag wordt verleend.
Zij kunnen worden afgezet of ontslagen door uitspraak van den Hoogen Raad in de gevallen bij de wet aangewezen.
Op eigen verzoek kunnen zij door den Koning worden ontslagen.
Indien een college belast wordt met administratieve rechtspraak in het hoogste ressort voor het Rijk, zijn het eerste, tweede, derde en vierde zinsnede van dit artikel op de leden daarvan toepasselijk.
Zij kunnen worden afgezet of ontslagen op de wijze en in de gevallen, bij de wet aangewezen.
Dit artikel is niet toepasselijk op hen die uitsluitend belast zijn met rechtspraak over personen, hoorende tot de zee- of landmacht of tot eenige andere gewapende macht, of met de beslissing van disciplinaire zaken.
De Koning stelt ministeriële departementen in, benoemt er de hoofden van, en ontslaat die naar welgevallen.
De hoofden der ministeriële departementen zorgen voor de uitvoering der Grondwet en der andere wetten, voor zooverre die van de Kroon afhangt.
Hunne verantwoordelijkheid wordt geregeld door de wet.
Bij het aanvaarden van hunne betrekking leggen zij in handen van den Koning den volgenden eed of belofte af:
"Ik zweer (beloof) getrouwheid aan den Koning en aan de Grondwet; ik zweer (beloof) al de plichten, welke het ministerambt mij oplegt, getrouw te zullen vervullen."
"Zoo waarlijk helpe mij God almachtig! (Dat beloof ik!)"
Alvorens tot dien eed of die belofte te worden toegelaten, leggen zij den volgenden eed (verklaring en belofte) van zuivering af :
"Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot Minister te worden benoemd, directelijk of indirectelijk, aan geen persoon, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven beloofd of gegeven heb."
"Ik zweer (beloof), dat ik om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aannemen zal, directelijk of indirectelijk."
"Zoo waarlijk helpe mij God almachtig! (Dat verklaar en beloof ik!)"
Alle koninklijke besluiten en beschikkingen worden door een der hoofden van de ministerieele departementen medeonderteekend.
De Koning stelt ministerieele departementen in.
Hij benoemt Ministers en ontslaat hen naar welgevallen. Hij kan Ministers benoemen, die niet belast zijn met de leiding van een ministerieel departement.
De Ministers zorgen voor de uitvoering der Grondwet en der andere wetten, voor zooverre die van de Kroon afhangt.
Hunne verantwoordelijkheid wordt geregeld door de wet.
Bij het aanvaarden van hunne betrekking leggen zij in handen van den Koning den volgenden eed of belofte af:
"Ik zweer (beloof) getrouwheid aan den Koning en aan de Grondwet; ik zweer (beloof) al de plichten, welke het ministerambt mij oplegt, getrouw te zullen vervullen."
"Zoo waarlijk helpe mij God almachtig! (Dat beloof ik!)"
Alvorens tot dien eed of die belofte te worden toegelaten, leggen zij den volgenden eed (verklaring en belofte) van zuivering af :
"Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot Minister te worden benoemd, directelijk of indirectelijk, aan geen persoon, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven beloofd of gegeven heb."
"Ik zweer (beloof), dat ik om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aannemen zal, directelijk of indirectelijk."
"Zoo waarlijk helpe mij God almachtig! (Dat verklaar en beloof ik!)"
Alle koninklijke besluiten en beschikkingen worden door een der hoofden van de ministerieele departementen medeonderteekend.
De Koning stelt ministeriële departementen in.
Hij benoemt Ministers en ontslaat hen naar welgevallen. Hij kan Ministers benoemen, die niet belast zijn met de leiding van een ministerieel departement. Hij kan voor een departement een of meer Staatssecretarissen benoemen, die in alle gevallen waarin de Minister, hoofd van het departement, zulks nodig acht en met inachtneming van diens aanwijzingen in diens plaats als Minister optreden. De Staatssecretaris is uit dien hoofde verantwoordelijk, onverminderd de verantwoordelijkheid van de Minister, hoofd van het departement. Op hem is van overeenkomstige toepassing hetgeen omtrent Ministers is bepaald in dit artikel en in de artikelen 55, 97, 99, 100, 113 en 171.
De Ministers zorgen voor de uitvoering der Grondwet en der andere wetten, voor zoverre die van de Kroon afhangt.
Hun verantwoordelijkheid wordt geregeld door de wet.
Bij het aanvaarden van hun betrekking leggen zij in handen van de Koning de volgende eed of belofte af:
"Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning en aan de Grondwet; ik zweer (beloof) al de plichten, welke het ministerambt mij oplegt, getrouw te zullen vervullen."
"Zo waarlijk helpe mij God almachtig! (Dat beloof ik!)"
Alvorens tot dien eed of die belofte te worden toegelaten, leggen zij de volgende eed (verklaring en belofte) van zuivering af :
"Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot Minister te worden benoemd, directelijk of indirectelijk, aan geen persoon, onder wat naam of voorwendsel ook, enige giften of gaven beloofd of gegeven heb."
"Ik zweer (beloof), dat ik om iets hoegenaamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd enige beloften of geschenken aannemen zal, directelijk of indirectelijk."
"Zo waarlijk helpe mij God almachtig! (Dat verklaar en beloof ik!)"
Alle koninklijke besluiten en beschikkingen worden door één of meer van de Ministers medeondertekend.
De leden van de rechterlijke macht worden door de Koning aangesteld.
De leden van de rechterlijke macht, met rechtspraak belast, en de procureur-generaal bij de Hoge Raad worden voor hun leven aangesteld.
De wet kan bepalen, dat hun met het bereiken van een bepaalde leeftijd ontslag wordt verleend.
Zij kunnen worden afgezet of ontslagen door uitspraak van de Hoge Raad in de gevallen bij de wet aangewezen.
Op eigen verzoek kunnen zij door de Koning worden ontslagen.
Indien een college belast wordt met administratieve rechtspraak in het hoogste ressort voor het Rijk, zijn het eerste, tweede, derde en vierde zinsnede van dit artikel op de leden daarvan toepasselijk.
Zij kunnen worden afgezet of ontslagen op de wijze en in de gevallen, bij de wet aangewezen.
Dit artikel is niet toepasselijk op hen die uitsluitend belast zijn met rechtspraak over personen, behorende tot de krijgsmacht of met de beslissing van disciplinaire zaken.
Op de wijze bij de wet voorgeschreven leggen de ministers en de staatssecretarissen bij de aanvaarding van hun ambt ten overstaan van de Koning een eed, dan wel verklaring en belofte, van zuivering af en zweren of beloven zij trouw aan de Grondwet en een getrouwe vervulling van hun ambt.
- De leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast en de procureur-generaal bij de Hoge Raad worden bij koninklijk besluit voor het leven benoemd.
- Op eigen verzoek en wegens het bereiken van een bij de wet te bepalen leeftijd worden zij ontslagen.
- In de gevallen bij de wet bepaald kunnen zij door een bij de wet aangewezen, tot de rechterlijke macht behorend gerecht worden geschorst of ontslagen.
- De wet regelt overigens hun rechtspositie.
De minister-president en de overige ministers worden bij koninklijk besluit benoemd en ontslagen.
- Bij koninklijk besluit worden ministeries ingesteld. Zij staan onder leiding van een minister.
- Ook kunnen ministers worden benoemd die niet belast zijn met de leiding van een ministerie.
- Bij koninklijk besluit kunnen staatssecretarissen worden benoemd en ontslagen.
- Een staatssecretaris treedt in de gevallen waarin de minister het nodig acht en met inachtneming van diens aanwijzingen, in zijn plaats als minister op. De staatssecretaris is uit dien hoofde verantwoordelijk, onverminderd de verantwoordelijkheid van de minister.
Alle wetten en koninklijke besluiten worden door de Koning en door een of meer ministers of staatssecretarissen ondertekend.